Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5899 - Rechtbank Overijssel - 7 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:58997 oktober 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer: 11623697 \ CV EXPL 25-532

Vonnis van 7 oktober 2025

in de zaak van

[eiser] B.V., te [vestigingsplaats], eisende partij, hierna te noemen: [eiser], gemachtigde: mr. P.F.M. Langenhof,

tegen

1 [gedaagde],

te [woonplaats], hierna te noemen: [gedaagde],2. HOLIDAY SPORT B.V., te Vorden, hierna te noemen: Holiday Sport, gedaagde partijen, hierna samen te noemen: Holiday Sport c.s., gemachtigde: A. Hurenkamp.

1 De zaak in het kort

1.1. Holiday Sport heeft in de herenmodezaak van [eiser] kleding op rekening gekocht en het bedrag niet volledig betaald. [eiser] vordert betaling van het openstaande bedrag.

1.2. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de koopovereenkomsten met Holiday Sport heeft gesloten en wijst daarom de vorderingen ten aanzien van [gedaagde] af. Ten aanzien van Holiday Sport worden de vorderingen wel toegewezen, zodat zij veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van € 11.626,87, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

2 De procedure

2.1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • de dagvaarding;- de conclusie van antwoord;- de e-mail van mr. Hurenkamp van 27 augustus 2025 met bijlage.

2.2. De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren namens [eiser] de heer [naam 1] en de heer [naam 2] aanwezig, bijgestaan door mr. P.F.M. Langenhof. Holiday Sport c.s. zijn niet verschenen, ook niet via hun advocaat.

2.3. Vervolgens is vonnis bepaald.

3 De feiten

3.1. [eiser] heeft een herenmodezaak.

3.2. [gedaagde] is op 1 februari 2024 bij de herenmodezaak geweest. Daarbij is voor € 4.388,- aan op maat gemaakte kleding en voor € 4.369,49 aan overige kleding gekocht. De aankoopbedragen zijn op dat moment niet betaald, maar op rekening gezet.

3.3. Per e-mail van 9 februari 2024 heeft [eiser] een factuur van de op maat gemaakte kleding aan Holiday Sport gestuurd. De factuur is op verzoek van [gedaagde] op naam van Holiday Sport gezet. Op de factuur staat als omschrijving ‘Bedrijfskleding’ en in de begeleidende e-mail staat:

“In de bijlage vindt u uw factuur van uw bedrijfskleding!”

3.4. Op 6 april 2024 is voor een bedrag van € 7.869,38 aan kleding gekocht.

3.5. Vervolgens is ten behoeve van afbetaling van bovengenoemde bedragen in totaal een bedrag van € 4.000,- contant betaald.

3.6. Per e-mail van 9 juli 2024 heeft [eiser] een aanmaning voor het openstaande bedrag van € 12.626,87 aan het e-mailadres van Holiday Sport gestuurd. De aanmaning is op naam van [gedaagde] gezet.

3.7. Vervolgens is ten behoeve van afbetaling van het openstaande bedrag een bedrag van € 1.000,- contant betaald.

3.8. Bij brief van 29 oktober 2024 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] gesommeerd het bedrag van € 11.626,87 te voldoen.

3.9. Bij brief van 5 februari 2025 heeft de advocaat van [eiser] het volgende aan [gedaagde] geschreven:

“In het kader van de u bekende vordering die [eiser] B.V. (…) op u – dan wel de besloten vennootschap Holiday Sport – heeft, zend ik u hierbij de dagvaarding in concept. (…).”

Holiday Sport c.s. werd daarbij verzocht het openstaande bedrag alsnog binnen veertien dagen te betalen.

4 Het geschil

4.1. [eiser] vordert primair veroordeling van [gedaagde] en subsidiair veroordeling van Holiday Sport tot betaling van € 11.626,87, vermeerderd met wettelijke (handels)rente, € 891,27 aan buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten. Over de nakosten wordt wettelijke rente gevorderd.

4.2. [eiser] stelt primair dat de koopovereenkomst met [gedaagde] is gesloten, en subsidiair dat de overeenkomst is gesloten met Holiday Sport. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] bij aankoop van de kleding niet duidelijk gemaakt dat hij Holiday Sport vertegenwoordigde. Bovendien voerde [eiser] tijdens de mondelinge behandeling aan dat de kleding veelal in dezelfde maten – de maten van [gedaagde] – zijn gekocht. Volgens [eiser] heeft Holiday Sport c.s. in totaal een bedrag van € 5.000,- contant afbetaald, waardoor een bedrag van € 11.626,87 resteert.

4.3. Holiday Sport c.s. voeren als verweer dat de koopovereenkomst niet met [gedaagde], maar met Holiday Sport is gesloten. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de e-mails zijn verstuurd aan Holiday Sport en op een van de facturen en in een e-mail staat dat het om bedrijfskleding gaat. Daarnaast betwisten Holiday Sport c.s. dat de kleding allemaal is gekocht, en/of ten behoeve van Holiday Sport c.s. is gekocht. Een groot deel staat immers op naam van [naam 3]. Daarnaast voeren Holiday Sport c.s. aan dat het contant betaalde bedrag van € 5.000,- in mindering had moeten komen op het bedrag van € 12.626,87. Dit laatste bedrag is volgens Holiday Sport c.s. immers alleen gefactureerd. Verder voeren zij aan dat het gehele openstaande bedrag in juli 2024 – in het bijzijn van twee personen – contant is betaald. Tot slot voeren zij verweer tegen de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

Partijen bij overeenkomst

5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] dan wel Holiday Sport kleding van [eiser] heeft gekocht. Partijen zijn het er echter niet over eens of de koopovereenkomsten met [gedaagde], of juist met Holiday Sport, zijn gesloten.

5.2. De kantonrechter is van oordeel dat de koopovereenkomsten zijn gesloten tussen [eiser] en Holiday Sport. [gedaagde] heeft [eiser] direct bij de aankoop verzocht de factuur op naam van Holiday Sport te zetten. De factuur van 9 februari 2024 is ook op naam van Holiday Sport gezet en de aanmaning van die factuur is nadien ook aan het e-mailadres van Holiday Sport verzonden. Tot slot staat op de factuur van 9 februari 2024 en in de begeleidende e-mail dat het om bedrijfskleding gaat. De stelling van [eiser] dat [gedaagde] de kleding in privé heeft gekocht, is onvoldoende onderbouwd.

5.3. De primaire vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. Over de vorderingen ten aanzien van Holiday [gedaagde] wordt hieronder nader ingegaan.

Openstaande bedragen

5.4. Holiday sport stelt dat de aankoopbonnen van 1 februari 2024 niet op haar naam, maar op naam van [naam 3] staan.

5.5. Voor zover Holiday Sport daarmee aanvoert dat de koopovereenkomst niet met haar maar met [naam 3] zijn gesloten, gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij.

5.6. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [gedaagde] op 1 februari 2024 door [naam 3] was meegenomen naar de winkel en [naam 3] een vaste klant is van [eiser]. Om die reden zijn de bonnen op naam van [naam 3] terecht gekomen. [naam 3] heeft ook een deel van de factuurbedragen namens Holiday Sport (contant) betaald.

5.7. Na deze uitleg van [eiser] heeft Holiday Sport daar geen nader verweer op gevoerd, aangezien zij niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling. Bovendien is niet gebleken dat Holiday Sport c.s. zich al eerder op het standpunt hebben gesteld dat de factuur/sommaties onterecht aan hen waren gestuurd. De kantonrechter acht het verweer dan ook onvoldoende onderbouwd.

5.8. De stelling van Holiday Sport dat de hoogte van het factuurbedrag onduidelijk zou zijn, kan de kantonrechter niet volgen. In totaal is ten bedrage van € 16.626,87 aan kleren gekocht. Daarvan is eerst € 4.000,- en na de aanmaning van 9 juli 2024 nog eens € 1.000,- contant betaald, waardoor een vordering van € 11.626,87 overblijft.

5.9. Volgens Holiday Sport zou het resterende bedrag contant zijn betaald. Zij onderbouwt dit echter op geen enkele wijze. Holiday Sport laat ook na aan te voeren welk bedrag precies door haar is voldaan; het is niet duidelijk of het daarbij gaat om het bedrag van € 1.000,- dat na 9 juli 2025 contant is betaald. Holiday Sport heeft ook geen bewijs overgelegd van de contante betaling. Nu [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft betwist dat Holiday sport c.s. het openstaande bedrag (contant) hebben betaald, had het op de weg van Holiday sport gelegen om haar stelling nader te duiden en onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan, nu zij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig was. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Holiday Sport onvoldoende (onderbouwd) heeft gesteld dat zij de gehele vordering heeft voldaan.

5.10. Een bewijsopdracht wordt pas gegeven als voldoende onderbouwd is gesteld. Aangezien Holiday Sport dat niet heeft gedaan, krijgt zij niet de gelegenheid nader bewijs aan te leveren.

5.11. Holiday Sport wordt dan ook veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 11.626,87.

Wettelijke rente

5.12. [eiser] vordert wettelijke handelsrente “vanaf diverse vervaldata, althans de vervaldatum van sommaties, althans de dag der dagvaarding”.

5.13. Op grond van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf dertig dagen na aanvang van de dag, volgende die waarop de factuur is ontvangen.

5.14. Op 9 februari 2024 heeft [eiser] voor het aankoopbedrag van € 4.388,- een factuur gestuurd. De overige factuurbedragen zijn – voor zover de kantonrechter bekend – voor het eerst per e-mail van 9 juli 2024 aan Holiday Sport toegestuurd met het verzoek deze bedragen te betalen. De wettelijke handelsrente zou dus verschuldigd zijn vanaf 10 maart 2024 respectievelijk vanaf 8 augustus 2024.

5.15. Aangezien Holiday Sport al € 5.000,- van de factuurbedragen heeft voldaan en een betaling op grond van artikel 6:43 lid 2 BW eerst in mindering wordt gebracht op de meest bezwarende verbintenis (in dit geval het factuurbedrag, waarover als eerst wettelijke handelsrente verschuldigd was), kan worden geconcludeerd dat het aankoopbedrag van € 4.388,- al is voldaan met de contante betalingen.

5.16. De resterende bedragen zijn pas op 9 juli 2024 ‘gefactureerd’. De wettelijke rente over het (resterende) bedrag van € 11.626,87 wordt daarom toegewezen vanaf 8 augustus 2024 (dertig dagen na 9 juli 2024).

Buitengerechtelijke incassokosten

5.17. [eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Het gevorderde bedrag van € 891,27 komt overeen met de wettelijke staffel en wordt daarom toegewezen.

Proceskosten

5.18. Holiday Sport is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:

5.19. De gevorderde extra nakosten van € 90,- worden afgewezen, omdat dit extra component aan (na)salaris alleen geldt in handelszaken en niet in kantonzaken. De wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen, zoals hieronder vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De kantonrechter

6.1. veroordeelt Holiday Sport om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 11.626,87, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 8 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;

6.2. veroordeelt Holiday Sport om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 891,27 aan buitengerechtelijke kosten;

6.3. veroordeelt Holiday Sport in de proceskosten van [eiser], tot op heden begroot op € 2.527,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Holiday Sport niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

6.4. veroordeelt Holiday Sport in de wettelijke rente over de nakosten, te betalen als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan [eiser] zijn betaald;

6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025. (JK)