ECLI:NL:RBOVE:2025:5742 - Rechtbank Overijssel - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/334959 / HA ZA 25-200
Vonnis in incident van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser], te [woonplaats], eisende partij in de hoofdzaak in conventie en verwerende partij in de hoofdzaak in reconventie, verwerende partij in het incident, hierna te noemen: [eiser], advocaat: mr. R.E.P. de Koning,
tegen
[verweerder] B.V., te [woonplaats], gedaagde partij in de hoofdzaak in conventie en eisende partij in de hoofdzaak in reconventie, eisende partij in het incident, hierna te noemen: [verweerder], advocaat: mr. Y.K. van Dijk.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding;- de incidentele conclusie tot verwijzing tevens conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie;
-
de conclusie van antwoord in het verwijzingsincident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
2.1. [eiser] vordert in de hoofdzaak -samengevat- ontruiming van de onroerende zaak gelegen aan [adres] te [woonplaats] (kadastraal bekend Gemeente [woonplaats] [kadasternummer]) door [verweerder] omdat zij daar zonder recht of titel verblijft. Volgens [eiser] heeft hij de onroerende zaak, zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen, aan [verweerder] in gebruik gegeven en heeft hij dat gebruik opgezegd.
2.2. [verweerder] is het daar niet mee eens. Volgens haar is er sprake van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat zij wel huur betaalt aan [eiser]. Zij vordert daarom in reconventie onder meer een verklaring voor recht dat er sprake is van een huurovereenkomst ex artikel 7:230a BW en vordert in dit incident verwijzing van de zaak naar de kantonrechter op de voet van artikel 71 Rv omdat er sprake is van een zaak die tot de exclusieve bevoegdheid van de kantonrechter behoort. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3. Gelet op de standpunten van partijen en de vordering in reconventie van [verweerder], moet in deze procedure de vraag beantwoord worden of er tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen.
2.4. Omdat een procedure betreffende de huur van een onroerende zaak (en de beantwoording van de vraag of er al dan niet een huurovereenkomst tussen partijen bestaat) op grond van artikel 93 onder c Rv is voorbehouden aan de kantonrechter, moeten de vorderingen naar het voorlopig oordeel van de rechtbank verder worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Dat betekent dat de vordering in dit incident van [verweerder] toewijsbaar is. De rechtbank zal de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv naar de kantonrechter verwijzen.
2.5. Omdat [eiser] in dit incident in het ongelijk is gesteld zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden begroot op € 614,- (1 punt x € 614,-).
3 De beslissing
De rechtbank
In het incident en de hoofdzaak
3.1. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Zwolle, op dinsdag 30 september 2025 om 10:00 uur,
3.2. wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.3. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.4. wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het eventueel teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,
3.5. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit incident, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op € 614,-,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.