Artikel 71 (Verwijzing kantonrechter en andere kamer)
1. Moet een zaak, in behandeling bij de kantonrechter, verder worden behandeld en beslist door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, dan wordt de zaak daartoe op verlangen van een der partijen of ambtshalve naar een zodanige kamer verwezen.
2. Moet een zaak, in behandeling bij een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, verder worden behandeld en beslist door de kantonrechter, dan wordt de zaak daartoe op verlangen van een der partijen of ambtshalve verwezen naar een kamer voor kantonzaken.
3. De vraag of verwijzing nodig is beoordeelt de rechter, voor zover daarvoor het onderwerp van het geschil bepalend is, aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
4. In de beslissing tot verwijzing vermeldt de rechter op welke wijze partijen in de procedure moeten verschijnen en, voor zover van toepassing, het griffierecht of het verhoogde griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdeel k en onderdeel l, is van overeenkomstige toepassing. In het geval van een dagvaardingsprocedure vermeldt de rechter tevens een nieuwe roldatum en beveelt hij, indien tegen de gedaagde verstek is verleend, dat deze door de eiser bij exploot aan de gedaagde wordt aangezegd onder betekening van de beslissing tot verwijzing.
5. Tegen een verwijzing en tegen het achterwege laten van verwijzing staat geen voorziening open. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan de verwijzing gebonden.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Moet een zaak, in behandeling bij de kantonrechter, verder worden behandeld en beslist door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, dan wordt de zaak daartoe op verlangen van een der partijen of ambtshalve naar een zodanige kamer verwezen.
Dit betekent dat als een zaak die momenteel door de kantonrechter wordt behandeld, verder moet worden afgehandeld en beslist door een kamer die bestemd is voor andere zaken dan kantonzaken, de zaak daarheen zal worden doorverwezen. Dit gebeurt op verzoek van een van de betrokken partijen of op initiatief van de rechter zelf (ambtshalve).
2. Moet een zaak, in behandeling bij een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, verder worden behandeld en beslist door de kantonrechter, dan wordt de zaak daartoe op verlangen van een der partijen of ambtshalve verwezen naar een kamer voor kantonzaken.
Dit betekent dat als een zaak die momenteel wordt behandeld door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, verder moet worden afgehandeld en beslist door de kantonrechter, de zaak daarheen zal worden doorverwezen. Dit gebeurt eveneens op verzoek van een van de betrokken partijen of op initiatief van de rechter zelf (ambtshalve), naar een kamer die specifiek voor kantonzaken is.
3. De vraag of verwijzing nodig is beoordeelt de rechter, voor zover daarvoor het onderwerp van het geschil bepalend is, aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
De rechter beoordeelt of een verwijzing noodzakelijk is. Indien het onderwerp van het geschil hierbij een rol speelt, baseert de rechter zijn beslissing op zijn voorlopige inschatting van dit onderwerp.
4. In de beslissing tot verwijzing vermeldt de rechter op welke wijze partijen in de procedure moeten verschijnen en, voor zover van toepassing, het griffierecht of het verhoogde griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdeel k en onderdeel l, is van overeenkomstige toepassing. In het geval van een dagvaardingsprocedure vermeldt de rechter tevens een nieuwe roldatum en beveelt hij, indien tegen de gedaagde verstek is verleend, dat deze door de eiser bij exploot aan de gedaagde wordt aangezegd onder betekening van de beslissing tot verwijzing.
In de beslissing waarbij de rechter een zaak verwijst, moet de rechter specificeren hoe de partijen in de procedure moeten verschijnen. Tevens vermeldt de rechter, indien relevant, het reguliere griffierecht of het verhoogde griffierecht dat conform artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken door de partijen betaald moet worden, inclusief de termijn waarbinnen deze betaling moet plaatsvinden. Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdelen k en l, is hierop op een vergelijkbare manier van toepassing. Als het een dagvaardingsprocedure betreft, stelt de rechter ook een nieuwe datum vast waarop de zaak op de rol komt (roldatum). Indien de gedaagde partij niet is verschenen en verstek is verleend, geeft de rechter de eiser de opdracht om de beslissing tot verwijzing via een officieel deurwaardersexploot aan de gedaagde mede te delen, waarbij de beslissing zelf ook wordt overhandigd (betekening).
5. Tegen een verwijzing en tegen het achterwege laten van verwijzing staat geen voorziening open. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan de verwijzing gebonden.
Het is niet mogelijk om in beroep te gaan of een ander rechtsmiddel (voorziening) aan te wenden tegen een beslissing tot verwijzing, noch tegen een beslissing om een verwijzing niet te doen. De rechter naar wie de zaak is doorverwezen, is verplicht zich aan deze verwijzing te houden.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBGEL:2025:8024 - Rechtbank Gelderland - 24 september 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5895 - Rechtbank Oost-Brabant - 24 september 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5742 - Rechtbank Overijssel - 24 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9685 - Rechtbank Rotterdam - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7466 - Rechtbank Gelderland - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12775 - Rechtbank Den Haag - 2 juli 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2645 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:6137 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16354 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10935 - Ontbinding arbeidsovereenkomst statutair bestuurder op cumulatiegrond (i-grond) - 29 augustus 2025
De rechtbank oordeelt dat afzonderlijke ontslaggronden zoals een verschil van inzicht, disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding onvoldoende zijn. De combinatie van deze omstandigheden rechtvaardigt echter wel een ontbinding op de i-grond, wat leidt tot toekenning van de maximale cumulatievergoeding aan de statutair bestuurder.
ECLI:NL:RBDHA:2025:16705 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11287 - Rechtbank Rotterdam - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10961 - Bevoegdheid bij loonvordering ontslagen statutair bestuurder: kantonrechter of rechtbank? - 22 augustus 2025
Een loonvordering van een werknemer die ook statutair bestuurder was, valt onder de bevoegdheid van de rechtbank (artikel 2:241 BW), niet de kantonrechter. Dat de bestuurder inmiddels vennootschapsrechtelijk is ontslagen, verandert dit niet, tenzij de relevante band tussen het bestuurderschap en de arbeidsovereenkomst is verbroken.