ECLI:NL:RBROT:2025:11287 - Rechtbank Rotterdam - 26 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11663329 VZ VERZ 25-2929
datum uitspraak: 26 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker], woonplaats: [plaats] , verzoeker, die zelf procedeert,
tegen
[verweerster] B.V., vestigingsplaats: Den Haag, verweerster, die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
2 De beoordeling
Waar gaat deze zaak over?
2.1. In de tussenbeschikking van 14 mei 2025 heeft de kantonrechter voorlopig geoordeeld dat het verzoekschrift van [verzoeker] moet worden behandeld door de afdeling Handel en Haven en niet door de kantonrechter. De kantonrechter heeft daarom in de tussenbeschikking het voornemen geuit om de procedure te verwijzen naar de afdeling Handel en Haven van deze rechtbank. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich over dat voornemen uit te laten. [verzoeker] heeft de kantonrechter laten weten daartegen geen bezwaar te hebben. [verweerster] daarentegen heeft aangegeven wel bezwaar te hebben tegen een verwijzing naar de afdeling Handel en Haven. Volgens [verweerster] betreft het verzoek van [verzoeker] namelijk een poging om een inmiddels onherroepelijk vonnis tussen partijen opnieuw ter discussie te stellen. [verweerster] stelt dat de BKR-registratie van [verzoeker] rechtstreeks voortvloeit uit dat vonnis en dat de BKR-registratie is uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen. Volgens [verweerster] is geen sprake van een inhoudelijk nieuw geschil.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de afdeling Handel en Haven
2.2. De kantonrechter blijft bij het oordeel dat het verzoek van [verzoeker] behandeld moet worden door de afdeling Handel en Haven van deze rechtbank. Het uitgangspunt is namelijk dat verzoekschriften in eerste aanleg behandeld worden door de rechtbank (artikel 42 RO), tenzij in de wet is bepaald dat de kantonrechter deze mag behandelen. Dit laatste is niet het geval voor verzoeken op grond van de AVG. De kantonrechter gaat daarbij voorbij aan het bezwaar van [verweerster] . Het bezwaar van [verweerster] ziet immers op de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [verzoeker] en niet op de vraag of het verzoek door de kantonrechter of de afdeling Handel en Haven behandeld moet worden. [verweerster] heeft geen redenen aangevoerd waarom het verzoek door de kantonrechter, in plaats van door de afdeling Handel en Haven, moet worden behandeld.
2.3. De kantonrechter verwijst de zaak daarom naar de afdeling Handel en Haven van deze rechtbank (artikel 71 Rv). Een rechter van die afdeling beslist wat er verder met de zaak gebeurt. De partijen krijgen hier bericht over.
2.4. Zoals reeds vermeld in de tussenbeschikking van 14 mei 2025, mogen partijen indien zij dat wensen zelf, zonder bijstand van een advocaat, procederen bij de afdeling Handel en Haven (artikel 35 lid 4 UAVG).
[verzoeker] moet meer griffierecht betalen
2.5. [verzoeker] heeft al € 90,00 aan griffierecht betaald. Doordat de kantonrechter de zaak verwijst, geldt mogelijk een hoger griffierecht. Als [verzoeker] meer griffierecht moet betalen, verstuurt het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een factuur aan [verzoeker] . Die factuur moet betaald zijn binnen vier weken na deze beschikking (artikel 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken).
2.6. De kantonrechter wijst [verzoeker] erop dat een persoon die een laag inkomen en weinig vermogen heeft, mogelijk minder griffierecht hoeft te betalen. [verzoeker] moet wel zelf aangeven dat hij in aanmerking wil komen voor het lage tarief. Daarbij moet een kopie van een toevoeging of inkomensverklaring van de Raad van de Rechtsbijstand worden meegestuurd. Als die stukken nog niet beschikbaar zijn, moet een kopie van de aanvraag worden meegestuurd (artikel 16 Wgbz).
[verweerster] moet nu mogelijk ook griffierecht betalen
2.7. Doordat de kantonrechter de zaak verwijst, moet [verweerster] mogelijk ook griffierecht betalen. Als [verweerster] griffierecht moet betalen, verstuurt het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een factuur aan [verweerster] . Die factuur moet dan betaald zijn binnen vier weken nadat [verweerster] een inhoudelijke reactie op het verzoekschrift bij de rechtbank heeft ingediend.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. verwijst de zaak naar de afdeling Handel en Haven van deze rechtbank;
3.2. draagt de griffier op de processtukken en een kopie van deze beschikking te sturen aan de griffier van de afdeling Handel en Haven van deze rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken. 62828