ECLI:NL:RBOVE:2025:5624 - Kantonrechter: SAO-toeslag is gekoppeld aan functie, niet aan afdeling - 16 september 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter wijst de vordering van FNV tot nabetaling van SAO-toeslag af. De cao koppelt de toeslag voor bezwarende arbeidsomstandigheden aan de specifieke functie van een werknemer, niet aan de afdeling waar deze werkzaam is. Een collectieve vordering tot nakoming slaagt daarom niet.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11198981 \ CV EXPL 24-2623
Vonnis van 16 september 2025
in de zaak van
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING ('FNV'), te Utrecht, eisende partij, hierna te noemen: FNV, gemachtigde: mr. R. Sauer,
tegen
SCANIA PRODUCTION ZWOLLE B.V., te Zwolle, gedaagde partij, hierna te noemen: Scania, gemachtigde: mr. E. van der Meulen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 3 juni 2024 met producties- de conclusie van antwoord met producties- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
-
de mondelinge behandeling van 20 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
-
de pleitaantekeningen van de gemachtigden van beide partijen, zoals overgelegd en voorgedragen op de mondelinge behandeling- de akte van Scania
-
de antwoordakte van FNV.
1.2. De kantonrechter heeft na de antwoordakte van FNV in een e-mailbericht van 30 april 2025 aan Scania gevraagd toe te lichten om welke reden een bepaald stuk, dat Scania na de mondelinge behandeling in het geding zou brengen, niet was overgelegd. Daarover heeft Scania zich uitgelaten, onder overlegging van drie bijlagen, op de rolzitting van 13 mei 2025. FNV heeft daarop gereageerd op 27 mei 2025.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Inleiding / samenvatting
Scania heeft een fabriek in Zwolle. De cao die op de activiteiten van Scania van toepassing is, kent een Systeem voor Arbeidsomstandigheden. Op grond daarvan kunnen werknemers een toeslag krijgen wanneer zij in hun werk worden blootgesteld aan bezwarende arbeidsomstandigheden. Volgens FNV heeft Scania in de periode vóór 1 januari 2020 niet aan alle werknemers die daar recht op hebben een dergelijke toeslag toegekend. In verband met verjaring wordt in deze procedure niet verder teruggekeken dan 19 oktober 2017. FNV wil onder meer dat Scania de cao nakomt en alsnog aan de betreffende (ex-)werknemers een toeslag uitkeert over de periode van 19 oktober 2017 tot 1 januari 2020, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter wijst de vorderingen van FNV af. Dat oordeel wordt verderop in dit vonnis toegelicht.
3 De feiten
Het geschil heeft de volgende feiten als achtergrond:
3.1. Scania houdt zich bezig met het fabriceren van motorvoertuigen zoals trucks en bussen of onderdelen daarvan. De grootste fabriek van Scania staat in Zwolle.
3.2. De cao Metalelektro (hierna: de cao) is van toepassing op de activiteiten van Scania. Scania is lid van ondernemersorganisatie FME. Deze organisatie is van werkgeverszijde als partij betrokken bij de cao. Werknemersvereniging FNV is aan werknemerszijde als partij betrokken bij de cao.
3.2.1. In de cao 2015-2018 staat:
Artikel 1.4 – Gunstiger en andere bepalingen / Flexibilisering
1. De werkgever kan in voor werknemers gunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.
2. De werkgever kan niet in voor werknemers ongunstige zin van bepalingen van deze overeenkomst afwijken.
Deze cao heeft bijlage F (hierna deels geciteerd): BIJLAGE F. SYSTEEMHOUDERSCHAP ISF EN/OF SAO I. – Systeemhouderschap Partijen zijn overeengekomen dat het systeemhouderschap van het ISF en SAO berust bij FME-CWM. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.
1. Voor zover het ISF wordt toegepast worden ondernemingsfunctielijsten opgezet onder begeleiding van deskundigen van FME-CWM.
2. Voor zover het SAO wordt toegepast worden de arbeidsomstandighedenlijsten opgezet onder begeleiding van deskundigen van FME-CWM.
3. Deze deskundigen zullen met betrekking tot de indeling van de functies over de nieuwe ondernemingsfunctielijsten een eindoordeel geven.
Wanneer de v.v. het noodzakelijk achten de ondernemingsfunctielijsten te beoordelen, geschiedt zulks uitsluitend door deskundigen van de v.v.
4. De indeling van de functies en de arbeidsomstandigheden alsmede de beoordeling daarvan geschiedt uitsluitend door deskundigen van FME-CWM en van de v.v.
3.2.2. In de cao 2018-2020 (onder: Leeswijzer) staat:
Vetgedrukte en niet vetgedrukte cao-bepalingen • Binnen het kader van deze cao kan op concern-,bedrijfs-, branche- of regioniveau een MetalektroB-cao (afgekort: MB-cao) worden afgesloten. Zie paragraaf 7.5 van de Basis-cao. • De bepalingen van deze cao zijn onderverdeeld in A-bepalingen (vetgedrukt) en B-bepalingen. Van A-bepalingen kan bij MB-cao alleen in voor werknemers gunstige zin worden afgeweken.
Er staat ook in:
7.5 Afwijken in een MB-cao
7.5.1 Afwijken van B- en/of A-bepalingen
a. Bij of krachtens een MetalektroB-cao (MB-cao) kan worden afgeweken van de B-bepalingen in deze cao.
b. Van A-bepalingen kan bij MB-cao uitsluitend worden afgeweken in voor werknemers gunstige zin. A-bepalingen zijn in deze cao vetgedrukt.
Deze cao heeft bijlage G (hierna deels geciteerd):
III. – Indeling van de functies en van de arbeidsomstandigheden
- De in de onderneming voorkomende functies en arbeidsomstandigheden worden ingedeeld in salarisgroepen resp. trappen.
- De functies en arbeidsomstandigheden met hun indeling worden vastgelegd in een ondernemingsfunctielijst, waarbij de functies en de arbeidsomstandigheden worden gespreid over de verschillende soorten functies en arbeidsomstandigheden en hun indelingen ter bereiking van een goed referentiekader.
- Van elk van de functies, opgenomen in de ondernemingsfunctielijst, resp. arbeidsomstandigheden opgenomen in een arbeidsomstandighedenlijst wordt een omschrijving opgenomen.
3.3. De cao kent een Systeem voor Arbeidsomstandigheden (hierna: SAO). Dat systeem is vastgelegd in een aanvulling op de cao. In de zogeheten SAO-cao 2015-2018 en 2018-2020 is in artikel 4 bepaald:
De werkgever deelt de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de trappen van arbeidsomstandigheden in op grond van de in hun functies voorkomende arbeidsomstandigheden.
3.4. In het kader van het SAO worden bezwarende arbeidsomstandigheden in kaart gebracht en wordt aan de hand van een SAO-trede (trede 0, 1, 2 of 3) vastgelegd in welke mate de werknemers financieel worden gecompenseerd voor het werken onder bezwarende omstandigheden. Een hogere trap betekent een hogere financiële vergoeding. Trede nul betekent geen vergoeding. Het onderzoek naar de arbeidsomstandigheden en het beschrijven en indelen daarvan wordt op grond van bijlage G, Nadere regels voor ISF en/of SAO, van de cao uitgevoerd door deskundigen van FME.
3.5. In 2004 heeft FME een herbeoordeling van de arbeidsomstandigheden bij Scania uitgevoerd. De SAO-indeling die daaruit voortkwam was van toepassing voor de periode van 1 april 2005 tot en met 31 december 2019.
3.6. In maart 2019 heeft Scania aan FME gevraagd om de arbeidsomstandigheden op de afdelingen Truck Repair (hierna: TR) en Fit For Use (hierna: FFU) in Zwolle opnieuw te waarderen. Vervolgens heeft FME in april en mei 2019 een onderzoek gedaan en heeft zij een nieuwe beschrijving gemaakt.
3.7. In september 2019 heeft Scania aan iedere medewerker een bericht gestuurd waarin staat:
Zoals bekend (…), heeft het onderzoek uitgewezen dat de trede voor SAO toeslag voor alle werkplekken en locaties gewaardeerd is en blijft op trede 0. (…) De eerder aan u toegekende SAO-toeslag vervalt. (…)
3.8. Op 11 maart 2020 is door een groep van medewerkers die werken op de afdelingen TR en FFU en die lid zijn van FNV een externe beroepsprocedure gestart omdat zij het niet eens zijn met de gewijzigde SAO-indeling van trede 1 naar trede 0 met ingang van 1 januari 2020.
3.9. Op 22 december 2021 heeft de externe beroepscommissie uitspraak gedaan. Zij concludeert dat:
de SAO-indeling van de arbeidsomstandighedenlocatie werkplaats FFU en Repair zoals verwoord in de SAO-beschrijving van 10 mei 2019 ingedeeld dient te worden in SAO-trap 1. (…) De externe beroepscommissie hecht er aan de onderneming en de bezwaarmakers te informeren dat deze hogere indeling geldt voor de thans voorliggende SAO-beschrijving waarin de omstandigheden van de 4 werkplaatsen samengevoegd zijn.
3.10. Scania heeft vervolgens alle medewerkers die werken op de afdeling TR en FFU met ingang van 1 januari 2020 alsnog een SAO-toeslag trede 1 toegekend.
3.11. Op 19 oktober 2022 heeft FNV een stuitingsbrief aan de directeur van Scania overhandigd. In die brief wordt aanspraak gemaakt op nabetaling van de SAO-toeslag voor alle medewerkers die vóór 1 januari 2020 daarop recht hebben, maar die toeslag niet hebben gekregen.
4 Het geschil
4.1. FNV vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Scania te veroordelen tot nakoming van de Metalektro-cao en de SAO-cao over de periode 19 oktober 2017 tot en met 31 december 2019 door: 1.a) aan alle (ex-)medewerkers en (ex-)uitzendkrachten die vanwege de arbeidsomstandigheden waaronder zij hebben gewerkt recht hebben op de SAO-toeslag binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een schriftelijk bericht te sturen dat zij recht hebben op de SAO-toeslag; 1.b) aan alle (ex-)medewerkers en (ex-)uitzendkrachten die vanwege de arbeidsomstandigheden waaronder zij hebben gewerkt recht hebben op de SAO-toeslag binnen twee maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een loonberekening te verstrekken van de bedragen aan SAO-toeslag waarop zij recht hebben, vermeerderd met de daarover verschuldigde vakantietoeslag van 8%, vermeerderd met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW van 50%, en tot slot vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze bedragen zijn verschuldigd tot aan de dag der voldoening; 1.c) aan alle (ex-)medewerkers en (ex-)uitzendkrachten die vanwege de arbeidsomstandigheden waaronder zij hebben gewerkt recht hebben op de SAO-toeslag binnen drie maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de bedragen na te betalen die voortvloeien uit de loonberekeningen vermeld onder sub b), onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie;
-
te bepalen dat Scania bij niet-nakoming van het gevorderde onder 1 sub a en/of b en/of c een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per (ex-)medewerker en (ex-)uitzendkracht per dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 50.000,- per (ex-)medewerker en (ex-) uitzendkracht;
-
Scania te veroordelen tot betaling aan FNV van een schadevergoeding op grond van artikel 15 en 16 Wet cao van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat dit bedrag verschuldigd is tot aan de dag der voldoening, binnen dertig dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
-
Scania te veroordelen tot betaling aan FNV van een bedrag van € 2.775,- aan
buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat dit bedrag verschuldigd is tot aan de dag der voldoening, binnen dertig dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
- Scania te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het griffierecht en het gemachtigdensalaris, inclusief de nakosten ad € 132,- zonder betekening en verhoogd met € 90,- in geval van betekening, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat dit bedrag verschuldigd is tot aan de dag der voldoening, binnen dertig dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
4.2. Scania voert verweer. Scania concludeert tot niet-ontvankelijkheid van FNV, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van FNV, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van FNV in de kosten van deze procedure.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
De kern van het geschil
5.1. Zoals hiervoor omschreven onder 3.2, 3.3 en 3.4. kent de toepasselijke cao een systeem voor bezwarende arbeidsomstandigheden, het SAO. FNV verwijt Scania dat zij niet aan alle medewerkers die in de periode vóór 1 januari 2020 recht hadden op een SAO-vergoeding, die vergoeding heeft betaald. In verband met verjaring gaat de vordering over de periode vanaf 19 oktober 2017 tot 1 januari 2020. Meer in het bijzonder gaat het geschil over de wijze waarop bij Scania met betrekking tot die periode de SAO-indeling tot stand is gekomen. Het gaat om het waarderingsonderzoek dat plaatsvond in 2004 en dat leidde tot een SAO-indeling die van toepassing was in de periode van 1 april 2005 tot en met 31 december 2019. Centraal staat de vraag of Scania de SAO-indeling over die periode heeft vastgesteld op basis van afdelingen/locaties waar werknemers met verschillende functies werkzaam waren en die allen eenzelfde SAO-trede kregen toegewezen, of dat zij een indeling aan de hand van de functies heeft gemaakt.
De standpunten van partijen
5.2. FNV stelt dat Scania bij de SAO-indeling in 2000 een indeling naar functies heeft gemaakt en dat Scania dat bij het onderzoek in 2004 anders heeft gedaan. Volgens FNV heeft Scania er toen voor gekozen om arbeidsomstandigheden op arbeidslocaties (afdelingen) te wegen en in te delen in SAO-trappen en heeft zij de SAO- indeling toen niet op het niveau van individuele functies gemaakt. FNV stelt dat uit de systeemtekst van de cao-SAO volgt dat niet alleen per functie maar ook per afdeling of locatie geïnventariseerd mag worden en volgens FNV heeft Scania dat laatste toen gedaan. Volgens FNV betekent dat dat alle functies op een afdeling/locatie in aanmerking komen voor de SAO-toeslag die aan die locatie is toegekend, dus ongeacht of alle medewerkers onder dezelfde bezwarende arbeidsomstandigheden werken. Volgens FNV heeft Scania vanaf 1 januari 2020 op correcte wijze aan alle medewerkers die daarvoor in aanmerking kwamen een SAO-toeslag uitgekeerd, maar in de periode daarvoor is dat niet gebeurd. FNV stelt dat Scania in de periode vóór 1 januari 2020 niet aan alle medewerkers van de afdeling TR en FFU een SAO-toeslag heeft gegeven, terwijl die werknemers volgens FNV wel recht daarop hadden. Ter onderbouwing van haar stelling dat er werknemers zijn die tussen 19 oktober 2017 en 1 januari 2020 op een afdeling hebben gewerkt waarop een SAO-trede van toepassing was, heeft FNV een verband gelegd tussen arbeidsomstandighedenlocaties, afdelingscodes en kostenplaatscodes (welke codes op het personeelsformulier van een werknemer staan) en de toepasselijkheid van een SAO-trede. Elke locatie heeft zijn eigen afdelingscode, zo betoogt FNV. Volgens FNV is aan de hand van deze codes terug te halen dat medewerkers op de afdelingen TR en FFU, net als voorheen de medewerkers van de afdeling Aflevering recht hebben op een SAO-toeslag trede 1.
5.3. Scania betwist de juistheid van het betoog van FNV. Volgens Scania is de SAO- toeslag niet bedoeld voor medewerkers die in de uitoefening van hun functie niet te maken hebben met bezwarende omstandigheden zoals onaangenaam, vuil en/of ongezond werk. Volgens Scania gaat het bij de SAO-indeling op basis van de cao om arbeidsomstandigheden waarmee werknemers in hun functies feitelijk te maken hebben. Scania wijst erop dat in de cao staat dat de arbeidsomstandigheden van werknemers worden ingedeeld in trappen van arbeidsomstandigheden op grond van de in hun functies voorkomende arbeidsomstandigheden (zie hiervoor onder 3.3). Scania heeft in haar akte na de mondelinge behandeling geciteerd uit de zogenaamde systeemtekst van het SAO, waarin staat: Deze bezwarende omstandigheden worden per functie (zo nodig per afdeling, locatie, werkplek) geïnventariseerd en herkenbaar vastgelegd. Volgens Scania heeft FME zich bij de beschrijving en de beoordeling van de arbeidsomstandigheden altijd gehouden aan dit voorschrift en is dus het uitgangspunt dat per functie wordt geïnventariseerd. Scania betwist dat er een verband bestaat tussen bepaalde codes en de SAO-indeling. Bovendien kan aan de herwaardering die geldt sinds 1 januari 2020 geen terugwerkende kracht worden toegekend. Volgens Scania moet de vordering van FNV worden afgewezen.
Het oordeel van de kantonrechter en de onderbouwing daarvan.
5.4. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van FNV onder 1.a t/m 1.c niet toewijsbaar is en licht dat oordeel hierna verder toe.
Geen SAO-waardering op afdelingsniveau
5.5. Scania heeft gemotiveerd betwist dat het onderzoek van FME ten behoeve van de SAO-waardering uit 2004 een waardering op afdelingsniveau betreft. Scania heeft toegelicht dat er in eerste instantie wordt gekeken naar afdelingen en wanneer op een afdeling in het geheel geen werkzaamheden voorkomen waarvoor een SAO-trede kan gelden, is het niet nodig om in te zoomen op de functies op een afdeling. Komen er op een afdeling wel werkzaamheden voor waarvoor een SAO-trede kan gelden, dan wordt gekeken voor welke functies op die afdeling dat het geval is. Scania noemt dat een proces van afpellen. Alleen als een medewerker in zijn functie feitelijk wordt blootgesteld aan bezwarende omstandigheden, bestaat er aanspraak op een SAO-toeslag, aldus Scania. Op de mondelinge behandeling heeft de directeur van Scania ter toelichting op dit verweer verklaard: met veel medewerkers op eenzelfde functie gaat het over een afdeling waarin mensen vergelijkbare werkzaamheden verrichten onder vergelijkbare dus dezelfde omstandigheden. Weliswaar heeft FNV erop gewezen dat Scania een overzicht heeft overgelegd van de waarderingen uit het onderzoek van september 2004 (productie 3 van Scania) waarop afdelingen en geen functies worden genoemd, maar die weergave van het waarderingsonderzoek sluit niet uit dat Scania vervolgens naar de afzonderlijke functies op een afdeling heeft gekeken als dat nodig was, zoals zij heeft verklaard in de stukken en op de mondelinge behandeling. Uit dat betreffende overzicht van Scania volgt bovendien dat alleen op de afdeling Retouremballage werkzaamheden voorkwamen met een SAO-trede 1. De afdeling Aflevering die volgens FNV is overgegaan in de afdelingen TR en FFU, komt op deze lijst niet voor (zie ook hierna). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Scania met haar toelichting in de stukken en op de mondelinge behandeling de stelling van FNV dat in 2004 alleen per afdeling is gewaardeerd, genoegzaam weerlegd.
5.6. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Scania aangeboden om de stukken van het SAO-onderzoek uit 2004 op te zoeken. Die stukken zouden illustreren dat er werd ingezoomd op functies. Omdat die illustratie verhelderend zou kunnen zijn, heeft de kantonrechter Scania in de gelegenheid gesteld om die stukken in het geding te brengen. Toen Scania vervolgens zonder nadere toelichting die stukken niet inbracht, wilde de kantonrechter weten waarom die stukken niet waren overgelegd. Toen bleek dat Scania die stukken niet meer kon vinden, hetgeen niet onbegrijpelijk is na ruim 20 jaar. Het opvragen van de betreffende stukken bij Scania is gedaan vanuit het oogpunt van informatie en waarheidsvinding, maar het hield, anders dan FNV stelt, geen verband met een bewijsopdracht die aan Scania zou zijn gegeven. Daarvan was geen sprake. Het ontbreken van deze stukken betekent daarom niet dat Scania niet aan een bewijsopdracht heeft voldaan.
5.7. De vordering van FNV is ook niet toewijsbaar op basis van het door FNV aangehaalde argument dat de afdeling Aflevering in het onderzoek uit 2004 een trede 1 kreeg en dat de afdelingen TR en FFU zijn aan te merken als opvolgende afdelingen waarvoor dan ook trede 1 zou gelden. De kantonrechter licht dit oordeel toe als volgt.
5.8. FNV heeft een intern memo van Scania overgelegd van 14 januari 2005 (productie 9 van FNV) waaruit volgens haar volgt dat de afdeling Aflevering in het onderzoek van 2004 een SAO-trede 1 heeft gekregen. FNV stelt vervolgens dat uit afdelingscodes en kostenplaatscodes kan worden afgeleid dat de afdeling Aflevering nadien is overgegaan in de afdelingen TR en FFU. Volgens FNV hebben de medewerkers op deze afdelingen daarom toch recht op SAO-trede 1. Gelet op het verweer van Scania volgt de kantonrechter FNV hierin niet. Van belang daarvoor is het verweer van Scania dat het memo niet het document betreft waarin FME de SAO-indeling heeft vastgelegd. Het memo vormt dus niet de basis voor toekenning van een SAO-trede. Dit verweer is door FNV niet weersproken. Verder heeft Scania onbetwist aangevoerd dat de afdeling Aflevering al in 2002 werd afgebouwd en ophield te bestaan. Er was volgens Scania in 2004 en 2005 alleen nog sprake van afrondende werkzaamheden op die afdeling. Dat is volgens Scania de reden waarom die afdeling nog wel werd vermeld op het interne memo, maar niet meer voorkwam op het waarderingsoverzicht van FME in het onderzoek van 2004. Verder heeft Scania betwist dat er een verband bestaat tussen de genoemde afdelingscodes en/of kostenplaatscodes en het systeem van de SAO-indeling en de kantonrechter ziet geen grond om dat verband aan te nemen. Er zijn namelijk door FNV geen stukken overgelegd waaruit een dergelijk verband met een voldoende mate van aannemelijkheid kan worden afgeleid.
5.9. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt al dat er voor de afdelingen TR en FFU geen SAO-toeslag gold op basis van het SAO-onderzoek uit 2004. De SAO-indeling die uit het onderzoek van 2004 volgde, was van toepassing op de SAO-toeslagen in de periode van 1 april 2005 tot en met 31 december 2019. Scania heeft in aanvulling op de eerder genoemde verweren nog aangevoerd dat er geen beroepsprocedure heeft plaatsgevonden tegen de toenmalige SAO-indeling, zodat die waardering bleef gelden totdat er in 2019 een nieuw waarderingsonderzoek werd uitgevoerd. Met betrekking tot die laatste waardering is door medewerkers van TR en FFU die lid zijn van FNV wel een beroepsprocedure gevoerd (zie hiervoor onder 3.8, 3.9 en 3.10). Dat heeft erin geresulteerd dat aan deze medewerkers alsnog een SAO-trede 1 is toegekend met ingang van 1 januari 2020. De uitspraak van de externe beroepscommissie heeft echter geen terugwerkende kracht (zie 3.9). Die uitspraak biedt dus geen grond voor toewijzing van de onderhavige vordering van FNV die betrekking heeft op de periode vóór 2020.
5.10. Scania heeft opgemerkt dat er werknemers zijn die in het verleden werkzaamheden verrichtten waarvoor zij een SAO-toeslag ontvingen en dat zij die toeslag zijn blijven ontvangen hoewel zij daar formeel geen recht meer op hadden. Dat kan volgens Scania zijn gebeurd doordat zij een andere functie hebben gekregen of doordat hun werkomstandigheden in de loop van de tijd verbeterden of anders zijn gewaardeerd. Ondanks die wijzigingen zijn zij hun eerdere SAO-toeslag blijven ontvangen, omdat Scania - zoals zij zelf aanvoert – hiermee in het verleden coulant en ruimhartig is omgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat, wat hier ook van zij, deze omstandigheid ook geen grondslag biedt voor toewijzing van de vordering van FNV.
Geen vordering op grond van artikel 9 lid 2 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst
5.11. FNV vordert, met een beroep op artikel 9 lid 2 Wet cao, nakoming van de Metalektro-cao en de SAO-cao ten aanzien van alle (oud-)werknemers die ten onrechte geen SAO-toeslag zouden hebben gekregen. Zij gaat er daarbij vanuit dat er bij Scania sprake is van een SAO-indeling die is gemaakt op basis van afdelingen in plaats van individuele functies en de daarbij behorende bezwarende arbeidsomstandigheden. Volgens FNV zou nakoming van de cao daarom meebrengen dat alle (oud-)medewerkers van de afdelingen TR en FFU over de periode 19 oktober 2017 tot 1 januari 2020 recht hebben op SAO-trede 1. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van FNV ook niet toewijsbaar is op grond van de Wet cao. Dat wordt hierna toegelicht.
5.12. Zoals uit de onder 3.2 geciteerde cao-teksten volgt, kent de Metalektro-cao zogeheten A-bepalingen en B-bepalingen. De bepalingen uit de SAO-cao betreffen B-bepalingen waarvan alleen krachtens een MetalektroB-cao (hierna: MB-cao) kan worden afgeweken. Volgens FNV heeft Scania geen MB-cao en past zij de B-bepalingen ongewijzigd toe, waartoe zij ook is gehouden. Dit is door Scania niet weersproken.
5.13. Artikel 9 Wet cao bepaalt:
1. Allen, die tijdens den duur der collectieve arbeidsovereenkomst, te rekenen van het tijdstip waarop zij is aangegaan, lid zijn of worden eener vereeniging, welke de overeenkomst heeft aangegaan, en bij de overeenkomst zijn betrokken, zijn door die overeenkomst gebonden.
2. Zij zijn tegenover elk der partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst gehouden al datgene, wat te hunnen aanzien bij die overeenkomst is bepaald, te goeder trouw ten uitvoer te brengen, als hadden zij zelve zich daartoe verbonden.
5.14. Het recht van een vakbond om individuele leden van een cao-partij aan te spreken, is gebaseerd op artikel 9 Wet cao. Daarin is de gebondenheid van de leden van cao-partijen aan de cao (de normerende kracht van de cao) neergelegd. Uit onder meer ECLI:NL:HR:1987:AD3749 en ECLI:NL:HR:2018:980 volgt dat FNV het recht op nakoming van de cao toekomt ook wat betreft de verplichtingen van een werkgever jegens zijn werknemers die in de cao zijn opgenomen.
5.15. Op grond van artikel 9 Wet cao kan FNV echter alleen nakoming vorderen van hetgeen bij cao is overeengekomen. Artikel 4 SAO-cao (zie hiervoor onder 3.3) gaat uit van een indeling in trappen van arbeidsomstandigheden van de in de functies van de werknemers voorkomende arbeidsomstandigheden. Door FNV is echter niet gesteld en evenmin is gebleken dat alle in de vordering bedoelde (oud-)werknemers dezelfde functie (vervulden)vervullen en/of (werkten)werken onder identieke of vergelijkbare, bezwarende arbeidsomstandigheden. Dat ligt ook niet voor de hand, want anders had FNV dat eenvoudig kunnen aanvoeren, was het debat anders verlopen en had FNV niet de moeite hoeven nemen om haar vorderingen toe te lichten zoals FNV dat heeft gedaan. FNV vordert dus geen nakoming van de cao, maar nakoming van een afwijking ervan, namelijk toekenning van dezelfde trede aan alle (oud-)werknemers op de afdeling TR en FFU, ook als die (oud-) werknemers onder arbeidsomstandigheden werk(t)en die een SAO-toeslag niet rechtvaardigen. De vorderingen stuiten af op artikel 9 lid 2 Wet cao, omdat dit artikellid aan FNV het recht toekent nakoming te vorderen van hetgeen bij cao is overeengekomen. Het recht op een SAO-toeslag is in de cao echter niet gekoppeld aan afdelingen maar aan functies en de daaraan verbonden bezwarende arbeidsomstandigheden. De vordering moet ook op deze grond worden afgewezen.
5.16. Artikel 3:305a BW (collectieve actie) zou wellicht wel een voldoende grondslag kunnen vormen voor het instellen van de vorderingen, maar daarvoor heeft FNV onvoldoende aanknopingspunten aangevoerd. Aan toepassing van artikel 25 Rv. (ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden) komt de kantonrechter daarom niet toe.
Overige vorderingen
5.17. Nu de vorderingen van FNV onder 1a t/m 1c niet toewijsbaar zijn, zijn ook de vorderingen onder 2 t/m 4 niet toewijsbaar.
Proceskosten
5.18. FNV is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Scania worden begroot op:
6 Beslissing
6.1. wijst de vorderingen van FNV af,
6.2. veroordeelt FNV in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als FNV niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025. (ap)