Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5617 - Bewijslast van onterecht gedeclareerde uren bij ontoereikende weerlegging in verweer - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:561717 september 2025

Essentie

De rechtbank Overijssel oordeelt dat een eiser niet slaagt in de bewijsopdracht dat uren onterecht zijn gedeclareerd, wanneer deze onvoldoende weerlegt dat de toegangsregistratie gebrekkig was en gedaagde zijn aanwezigheid met ander bewijs, zoals urenbriefjes en foto's, aannemelijk maakt.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer: C/08/322906 / HA ZA 24-409

Vonnis van 17 september 2025

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. [eiser], gevestigd in [vestigingsplaats], eisende partij, hierna te noemen: [eiser], advocaat: mr. F.J. van Wijk,

tegen

[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf], wonende in [woonplaats], gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde], advocaat: mr. L.E.M. Zanderink.

1 Samenvatting

1.1. Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde], die via [eiser] als monteur bij Grolsch heeft gewerkt, onterecht uren bij [eiser] heeft gedeclareerd. In haar tussenvonnis van 14 mei 2025 heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [gedaagde] niet gewerkte uren heeft gedeclareerd.

1.2. De rechtbank is van oordeel dat niet vast komt te staan dat [gedaagde] uren – buiten de uren in de periode 3 tot en met 14 juli 2024 – niet heeft gewerkt en deze daarom ten onrechte heeft gedeclareerd. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] daarom deels af.

2 De procedure

2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 14 mei 2025;

  • de akte uitlating, overlegging producties en vermindering eis van 11 juni 2025 van [eiser];

  • de antwoordakte met productie van 9 juli 2025 van [gedaagde];

  • de akte uitlating productie van 23 juli 2025 van [eiser]

2.2. Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3 De verdere beoordeling

Het tussenvonnis van 14 mei 2025

3.1. In het tussenvonnis van 14 mei 2025 heeft de rechtbank [eiser] bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [gedaagde] uren heeft gedeclareerd terwijl hij niet aan het werk was en van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [eiser] bij afwezigheid van [gedaagde] een andere monteur zou hebben ingezet. Daarnaast heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld de berekening van haar vordering onder 1. nader toe te lichten.

De vordering

3.2. [eiser] heeft bij akte van 11 juni 2025 haar eis gewijzigd. Zij heeft haar vordering onder 1. verminderd en haar vordering tot betaling van schadevergoeding ingetrokken. [eiser] vordert nu als volgt:

3.3. Verder heeft [eiser] haar vordering onder 1. nader toegelicht. [gedaagde] heeft volgens [eiser] 344,5 uren onterecht gedeclareerd. Vermenigvuldigd met het uurloon van € 53,76 levert dat een bedrag op van € 18.520,32. De onterecht gedeclareerde uren zijn verdeeld over 43 dagen, waarvoor [gedaagde] ook onterecht reiskostenvergoeding van € 11,76 per dag heeft gekregen met een totaal van € 505,68. Dat leidt tot een totaal onterecht uitbetaald bedrag van € 19.026,00.

Bewijs van de inzet van een andere monteur

3.4. De opdracht om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [eiser] bij afwezigheid van [gedaagde] een andere monteur zou hebben ingezet, heeft betrekking op de vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot het betalen van een schadevergoeding. Nu [eiser] deze vordering niet langer handhaaft, is het niet nodig dit onderdeel van de bewijsopdracht verder te bespreken.

Bewijs van het verschil in geregistreerde uren en gedeclareerde uren

3.5. [eiser] heeft bij haar akte van 11 juni 2025 een document genaamd ‘Poortregistratie Grolsch’ in het geding gebracht, waarin de registratie van [gedaagde] in de periode van 1 maart 2024 tot en met 2 juli 2024 opgenomen is. Daarnaast heeft [eiser] schriftelijke verklaringen van [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] in het geding gebracht. De eerste twee verklaringen hebben betrekking op de werking van het toegangssysteem bij Grolsch en houden verband met de stelling van [gedaagde] dat zijn aanwezigheid ten behoeve van werkzaamheden bij Grolsch in verband met gebreken in het toegangssysteem dan wel ten gevolge van het de wijze waarop met het systeem werd gewerkt niet altijd werd geregistreerd. De twee andere verklaringen houden verband met het verweer van [gedaagde] dat afgetekende urenstaten aantonen dat hij bij Grolsch heeft gewerkt op dagen en uren waarop hij volgens [eiser] daar niet gewerkt zou hebben. [gedaagde] heeft nog een verklaring van [naam 5] in het geding gebracht, die onder meer ziet op het toegangssysteem van Grolsch.

3.6. [eiser] heeft de poortregistratie van Grolsch overgelegd, waarin is vastgelegd wanneer [gedaagde] met zijn toegangspas door de slagbomen of door één van de registratiepoortjes bij Grolsch is gegaan. Dit overzicht komt overeen met het door Grolsch opgestelde overzicht dat [eiser] als productie 1 bij de dagvaarding heeft overgelegd en waaruit geconcludeerd kan worden dat er verschillen zijn in de dagen waarop de aanwezigheid van [gedaagde] bij Grolsch is geregistreerd en de dagen waarover hij uren heeft gedeclareerd en facturen aan [eiser] heeft gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] hiermee aangetoond waar zij haar stelling dat [gedaagde] uren heeft gedeclareerd die hij niet heeft gewerkt op heeft gebaseerd. [gedaagde] heeft niet betwist dat het registratieoverzicht van Grolsch weergeeft wanneer hij door middel van het scannen van zijn pasje toegang heeft gekregen tot het Grolschterrein. Daarmee komt vast te staan dat er verschillen zijn in de dagen waarop de aanwezigheid van [gedaagde] bij Grolsch is geregistreerd en de dagen waarover hij facturen aan [eiser] heeft gestuurd.

De toegangsregistratie

3.7. [gedaagde] handhaaft in zijn antwoordakte het verweer dat hij soms problemen had met zijn pasje en dat de draaideur niet altijd functioneerde. Ook stelt hij dat hij wel degelijk met zijn busje via de slagboom het terrein op kon rijden zonder daadwerkelijk zijn pasje te scannen. De portier deed de poort vaak voor hem open omdat hij [gedaagde] herkende. Vaak liet [gedaagde] zijn busje dan staan, zodat hij zijn gereedschapskist bij de hand had. [gedaagde] kon soms zonder het gebruik van zijn pasje de werkplaats en het magazijn betreden. De magazijndeur stond altijd open, dus monteurs hadden de pas sowieso niet nodig om het magazijn binnen te komen, aldus [gedaagde].

3.8. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een verklaring van zijn oud-collega [naam 6] overgelegd. [naam 6] verklaart daarin:

“Daarnaast waren er periodes waarin de slagboom bij de poort niet functioneerde, wat zeker een week duurde. Gedurende die tijd konden we het terrein zonder problemen oprijden. Onze pasjes hadden we niet nodig om binnen te komen, want de magazijndeur stond altijd open. Deze deur functioneerde niet, of was soms zelfs door productie tijdelijk verwijderd. Hierdoor hadden we vrij toegang tot verschillende delen van het terrein.

De problemen waar [gedaagde] nu tegenaan loopt, lijken te komen doordat hij zijn bus voor de werkplaats parkeerde in plaats van op de parkeerplaats bij de hoofdingang. De portiers lieten ons meestal door zonder extra controle, omdat ze onze voertuigen herkenden.”

3.9. Ter aanvulling op deze verklaring heeft [gedaagde] bij antwoordakte van 9 juli 2025 een verklaring overgelegd van [naam 5] , een voormalig collega van [gedaagde] die van mei 2023 tot mei 2024 bij Grolsch heeft gewerkt. [naam 5] verklaart:

“De gang van zaken bij de Grolsch, zoals het mij nog bij staat:

*(Schuif)Deur van het magazijn had zo vaak storing dat deze 24/7 open stond, iedereen kon er in en vanalles pakken. Ook in de weekenden stond deze gewoon open.

*Deur voor entree Werkplaats(als je van buiten komt, niet vanuit de fabriek) had de paslezen ook vaak kuren, soms waren er dagen dat inneens de contractors niet meer naar binnen konden.

*Ook TD collega’s van Grolsch bleken soms uit het niets uit het systeem gegooid te zijn.

*Draaideur van personeelsingang hoorde pas te draaien bij het scannen van personeelspas/toegangsbewijs, maar begon regelmatig al te draaien als je aan kwam lopen, zo kon in feite alles en iedereen zich vrij op het terrein begeven.”

3.10. [eiser] betwist dat er problemen bestonden met de toegangsregistratie. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een viertal verklaringen van medewerkers van Grolsch overgelegd. [naam 1] , Coordinator Security bij Grolsch, verklaart als volgt.

“Voor toegang tot het terrein via de slagbomen is een geldige toegangspas met de juiste rechten vereist. Personen zonder vaste pas – zoals bezoekers, chauffeurs, pakketbezorgers en monteurs – moeten zich melden bij de beveiligingsloge. Na legitimatie (…) kan daar een tijdelijke toegangspas worden aangemaakt.

Omdat vanuit de beveiligingsloge niet zichtbaar is wie er in een voertuig zit, moet iedereen zich zonder pas altijd melden. Handmatig openen we de slagbomen alleen voor:

(…)

Afwijkingen van bovenstaande procedures worden vermeld in het dienstrapport, inclusief reden. In de periode tussen 26 februari 2024 tot en met 21 juli 2024 zijn er met betrekking tot de heer [gedaagde] geen afwijkingen vermeld in het dienstrapport.

Bij systeemuitval wordt handmatig bijgehouden wie het terrein betreedt. Systeemuitval komt echter zelden voor en is ook niet voorgekomen in de periode tussen 26 februari 2024 tot en met 21 juli 2024.”

3.11. [naam 2] , voormalig Teamleider Maintenance bij Grolsch, verklaart dat er bij zijn weten in de periode van 26 februari 2024 tot 17 juni 2024 geen problemen waren met de toegangspas van [gedaagde].

3.12. Verder heeft [eiser] bij haar akte van 7 februari 2025 een verklaring overgelegd van [naam 7] per juni 2024 Teamleider Technische Dienst bij Grolsch. Volker verklaart:

“Zoals [gedaagde] verklaart dat de slagboom werd geopend door de portier is onmogelijk. In verband met veiligheid zijn alle medewerkers van het beveiligingsbedrijf getraind om niemand toegang te verlenen zonder zicht te legitimeren. Alleen voor hulpdiensten mag dit geopend worden.”

3.13. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft ingebracht tegen het standpunt van [gedaagde] dat hij het terrein van Grolsch heeft kunnen betreden zonder zich met zijn pas te hebben geregistreerd. De verklaringen die [eiser] heeft overgelegd, sluiten niet uit dat [gedaagde] zonder zijn pas te scannen tot het Grolschterrein werd toegelaten. Het betoog van [eiser] dat er geen problemen met de toegangsregistratie zijn geweest, kan namelijk nog steeds worden gevolgd als [gedaagde] door een portier werd binnengelaten. Ook sluiten de verklaringen die [eiser] heeft overgelegd niet uit dat de deuren van het magazijn of de werkplaats soms open stonden, zodat [gedaagde] ook daar zonder het scannen van zijn pasje kon binnenkomen.

Urenbriefjes, foto’s en inspectielijsten

3.14. Verder heeft [gedaagde] aan de hand van de urenbriefjes, de foto’s en de inspectielijsten voldoende onderbouwd dat hij op een deel van de dagen waarvan [eiser] stelt dat hij niet aan het werk was, wel heeft gewerkt.

3.15. Weliswaar staat in de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] dat zij in de periode van 26 februari 2024 tot en met 21 juli 2024 geen urenbriefjes van [gedaagde] hebben ondertekend, maar daarmee weerlegt [eiser] niet de stelling van [gedaagde] dat hij de daarop gedeclareerde uren heeft gewerkt. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt immers dat hij zich op het standpunt stelt dat naast [naam 3] en [naam 4] meerdere teamleiders en ploeggenoten (onder wie [naam 5] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 2] ) zijn urenbriefjes ondertekenden. Daarbij komt dat [eiser] niet weersproken heeft dat de werkwijze bij die ondertekening een ‘dubbele controle’ inhield. Ook acht de rechtbank van belang dat [naam 3] en [naam 4] het laten bij de enkele stelling dat zij geen briefjes hebben ondertekend en geen nader commentaar geven, bijvoorbeeld over de urenbriefjes die volgens [gedaagde] door hen zijn getekend.

3.16. Ten aanzien van de foto’s die [gedaagde] tijdens zijn werkzaamheden heeft gemaakt, waarvan [eiser] betwist dat deze op 27 en 28 juni 2024 zijn gemaakt, overweegt de rechtbank dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] onjuiste data bij de foto’s heeft vermeld. [eiser] heeft ook niet betwist dat de foto’s bij Grolsch zijn genomen. Als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat [gedaagde] de foto die hij op 27 juni 2024 stelt te hebben gemaakt, tijdens zijn dienst heeft gemaakt en deze later, op 29 juni 2024, in de groepsapp heeft gedeeld. De andere foto, die [gedaagde] op 28 juni 2024 zegt te hebben gemaakt, is kennelijk niet in de groepsapp gedeeld. [eiser] heeft verder ook niets aangevoerd waaruit blijkt dat de foto’s niet op 27 of 28 juni 2024 zouden zijn gemaakt. Daarmee heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze foto op 28 juni 2024 gedurende een dienst van [gedaagde] is gemaakt, waarmee voor beide foto’s in voldoende mate vast komt te staan dat deze tijdens een dienst van [gedaagde] zijn gemaakt.

3.17. Wat betreft de inspectielijsten heeft [gedaagde] toegelicht dat de inspectielijsten die hij heeft overgelegd, werden gebruikt bij het nalopen van het onderhoud aan de machines tijdens de storingsdiensten en dat vervolgens, na het (digitaal) invoeren van de lijsten, de bonnen/lijsten die [eiser] heeft overgelegd uit de computer rolden. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanknopingspunten om er vanuit te gaan dat [gedaagde] inspectielijsten in het geding heeft gebracht die niet werden gebruikt.

Conclusie

3.18. Uit het voorgaande volgt dat [eiser], in het licht van het verweer van [gedaagde] en de hiervoor weergegeven onderbouwing daarvan, niet geslaagd is in haar bewijsopdracht. Dat [gedaagde] de door [eiser] gestelde 344,5 uren niet heeft gewerkt, komt niet vast te staan. De vordering van [eiser] zal deels worden afgewezen. Zoals in het tussenvonnis van 14 mei 2025 reeds is beslist, is [gedaagde] wel het bedrag van de door [eiser] uitbetaalde uren in de periode 3 tot en met 14 juli 2024 aan [eiser] verschuldigd.

3.19. [gedaagde] heeft in de periode van 3 tot en met 14 juli 2025 80 uren gedeclareerd, verdeeld over 10 dagen. [gedaagde] moet dus (80 x € 53,76 aan uurloon) + (10 x € 11,76 aan reiskosten) = € 4.418,40 aan [eiser] terugbetalen.

3.20. [gedaagde] moet over dat bedrag ook de wettelijke rente betalen. Deze zal worden toegewezen vanaf de dag van betaling van de onterecht gedeclareerde uren tot de dag van volledige betaling.

Overige beslissingen

3.21. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Er is geen sommatie of andere correspondentie overgelegd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.

3.22. [eiser] krijgt in deze procedure deels gelijk. Dat betekent dat het beslag niet onnodig is gelegd. Op grond van artikel 706 Rv moet [gedaagde] de beslagkosten aan [eiser] betalen. Deze worden begroot op: explootkosten € 365,31 (€ 281,20 + € 84,11) griffierecht € 688,00 salaris advocaat € 521,00 totaal € 1.574,31

3.23. De rechtbank zal beslissen dat [gedaagde] rente over de door hem te betalen beslagkosten verschuldigd is vanaf de vijftiende dag na de vonnisdatum tot aan de dag van algehele voldoening.

3.24. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] maar ten dele toe. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de overige proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4 De beslissing

De rechtbank

4.1. veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 4.418,40 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van uitbetaling van de onterecht gedeclareerde uren tot de dag van volledige betaling;

4.2. veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 1.574,31 aan beslagkosten aan [eiser] te betalen, ter vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

4.3. compenseert de overige proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;

4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.(SB)