ECLI:NL:RBOVE:2025:5513 - Rechtbank Overijssel - 1 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11775693 CV EXPL 25-2038
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 1 september 2025
in de zaak van
1 [eiser 1] en
2. [eiser 2], beiden wonende te [woonplaats 1], eisende partijen, hierna zowel tezamen als in enkelvoud te noemen ‘[eisers]’, gemachtigde: mr. S.C. Renardie,
tegen
1 de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
beiden wonende te [woonplaats 2], gedaagde partijen, hierna zowel tezamen als in enkelvoud te noemen ‘[gedaagden]’, advocaat: mr. B. Loeffen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties,
-
de conclusie van antwoord met producties,
-
de door [eisers] voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding gebrachte producties,
-
het herstelexploit van dagvaarding van 8 augustus 2025,
-
de mondelinge behandeling van 18 augustus 2025, de spreekaantekeningen van mr. Renardie en de aantekeningen die de griffier van hetgeen ter zitting is besproken heeft opgesteld.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [gedaagden] exploiteert een hippisch centrum waar onder meer paarden en pony’s gestald kunnen worden en rijlessen worden gegeven. Ook het fokken van paarden en ezels behoort tot de bedrijfsactiviteiten van [gedaagden].
2.2. In augustus 2023 heeft [gedaagden] de (destijds) vierjarige E-pony ‘[naam 1]’ gekocht bij [bedrijf]. [naam 1] is op 25 september 2023 klinisch goedgekeurd door dierenarts drs. Mensen, verbonden aan Dierenartsenpraktijk Deil.
2.3. [gedaagden] heeft [naam 1] in februari 2024 via Marktplaats te koop aangeboden. De verkoopadverentie vermeldde dat [naam 1] licht zadelmak was, is gelongeerd en een keer gereden.
2.4. [eisers] heeft [naam 1] op 22 maart 2024 van [gedaagden] gekocht. [naam 1] is op die datum door [eisers] bij [gedaagden] opgehaald. De koopprijs bedroeg € 4.000,00. Daarnaast heeft [eisers] aan de door hen ingeschakelde mw. [naam 2] bemiddelingskosten voor het tot stand komen van de koopovereenkomst betaald van € 400,00..
2.5. Voorafgaand aan de koop, namelijk op 18 maart 2024, had op kosten en in opdracht van [gedaagden] een (klinische) aankoopkeuring van [naam 1] plaatsgevonden. Nadat [naam 1] klinisch was goedgekeurd heeft [eisers], voor het sluiten van de koopovereenkomst, op zijn kosten een röntgenologisch onderzoek van [naam 1] laten plaatsvinden. Ook deze keuring leidde niet tot de afkeuring van [naam 1].
2.6. [eisers] heeft [naam 1] gekocht met het oog op het rijden van (dressuur)wedstrijden door de zoon van [eisers].
2.7. Op 8 september 2024 heeft de zoon van [eisers] het volgende bericht op Instagram geplaatst:
“Vandaag de eerste keer tussen de witte hekjes. 6 weken geleden voor het eerst erop. Vandaag maar eens gekeken hoe hij is op vreemd terrein. Braaf. Hij heeft zijn brokjes verdiend …. Weer lekker verder knutselen de komende weken.”
2.8. Bij dit bericht was onder meer een afbeelding van een oranje rozet geplaatst.
2.9. Op 17 maart 2025 is [naam 1] door Equitom Equine Clinic te Lummen, België, (hierna ‘Equitom’) klinisch onderzocht. Het rapport van Equitom vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“[naam 1] van [bedrijf] werd op 17 Maart 2025 aangeboden op de Dienst Orthopedie van de Kliniek EquiTom voor een klinisch onderzoek wegens een persisterende kreupelheid linksachter sinds aankoop in 2024. Verder onderzoek werd aangevraagd door de eigenaar. (…) Conclusie: Op basis van de voorgeschiedenis, de klinische symptomen (inclusief de diagnostische anesthesieën) en de resultaten op de medische beeldvorming van het onderzoek van vandaag, werd er beslist is samenspraak met de eigenaar en de doorverwijzende dierenarts, om over te gaan tot een “full-body” scintigrafie (…)
** Dorsalgie en sacroiliacale pijn.* ** Milde arthropatische veranderingen ter hoogte van het tarsometatarsale & distale intertarsale gewrichten links & rechts.* ** OCD-fragment dorsodistale aspect intermediaire kam van de rechter cochlea tibiae.* ** Plica fragment linker metatarsophalangeaal gewicht.”*
2.10. Het rapport van het scintigrafische onderzoek door het Equine Diagnostic Centre te Lummen (hierna ‘EDC’) vermeldt, voor zover van belang:
“ Conclusie: De resultaten van het scintigrafisch onderzoek dienen te worden gecorreleerd aan de klinische presentatie en andere beeldvormingsuitslagen van de patiënt.”
2.11. De gemachtigde van [eisers] heeft [gedaagden] bij brief van 21 maart 2025 onder meer geschreven:
“ Beroep op non-conformiteit en bewijslast Namens cliënte doe ik hierbij formeel een beroep op non-conformiteit. Zij had een pony mogen verwachten die, met de nodige training, geschikt zou zijn voor de sport. Echter is gebleken dat de pony vanwege arthrose en fysieke beperkingen nooit voor dat doel geschikt is geweest. Dat cliënte wist dat het een jonge, groene pony betrof, doet hier niet aan af; ook een “groene” pony dient lichamelijk in orde te zijn om uiteindelijk aan de beoogde sportdoeleinden te voldoen. De door cliënte waargenomen pijn- en ongemakssignalen tijdens de trainingen ondersteunen de conclusie dat de pony niet in staat is (geweest) om naar behoren te presteren. (…) Cliënte behoudt zich alle rechten en vorderingen voor die voortvloeien uit deze non-conformiteit, zoals onder meer ontbinding van de koopovereenkomst en/of schadevergoeding. Wij verzoeken u vriendelijk doch dringend in overleg te treden om tot een passende oplossing te komen. (…) Deze brief moet dan ook worden beschouwd als een formele ingebrekestelling en/of mededeling van non-conformiteit.
Graag ontving ik binnen 14 dagen uw schriftelijke reactie op dit beroep. Indien u naar aanleiding van deze brief vragen hebt of tot nader overleg wilt komen, kunt u contact opnemen met mij.”
2.12. Bij brief van 24 april 2025 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] meegedeeld:
“Op grond van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek is de pony derhalve non-conform. Dit gebrek aan conformiteit geeft cliënte het recht de koop te ontbinden.
Hierbij verzoek ik u dan ook binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief:
Indien u niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet, behoudt cliënte zich nadrukkelijk het recht voor om verdere (juridische) stappen te ondernemen.”
2.13. De gemachtide van [eisers] heeft de gemachtigde van [gedaagden] bij e-mail van 15 mei 2025 onder meer meegedeeld:
“Zoals eerder aangegeven is sprake van non-conformiteit en cliënten wensen daarom de koopovereenkomst te ontbinden en vergoeding van de gemaakte kosten te ontvangen. (…) Cliënten verzoeken uw cliënte daarom dringend om [naam 1] uiterlijk op 6 juni aanstaande op te halen en terug te nemen op haar stal. Indien u hier niet aan voldoet, zullen cliënten zich genoodzaakt zien om via een kort geding een voorlopige voorziening te vorderen, ten einde de situatie spoedig te beëindigen.”
2.14. [gedaagden] heeft [eisers] bij brief van haar gemachtigde van 10 juni 2025 aangeboden om [naam 1] terug te nemen en de koopsom aan [eisers] terug te betalen. [eisers] heeft dat aanbod niet aanvaard.
2.15. Equitom heeft [eisers] bij e-mail van 13 juni 2025 bericht:
“[naam 1] is op dit moment kreupel en dus niet geschikt voor de dresuur.
Omtrent zijn toekomst is het heel moeilijk een besluit te geven aangezien het om een multifactorieel probleem gaat.
(…)
Het volledige herstel is op dit moment niet met zekerheid te bepalen.”
2.16. Op 26 juli 2025 heeft dierenarts drs. ing. G.H. Mensen een schriftelijke verklaring opgesteld die onder meer vermeldt:
“Op 25 september 2023 heb ik in opdracht van [gedaagde 1] de pony [naam 1] klinisch gekeurd. Tijdens deze keuring zijn er geen afwijkingen geconstateerd, is de pony door mij naar eer en geweten klinisch goedgekeurd en geschikt bevonden als sportpony. (…) Op 18 maart 2024 is de pony wederom door mij klinisch gekeurd in opdracht van Hippisch Centrum en mevr. [eiser 1]. Wederom is de pony naar eer en geweten goedgekeurd. Iedereen heeft mee kunnen kijken bij de keuring; er wordt niet geheims uitgevoerd. Aansluitend heb ik in opdracht van mevr. [eiser 1] een aanvullend röntgenologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij de pony eveneens geschikt is bevonden voor het gebruik als sportpony. (…) Op 30 september, meer dan 6 maanden na de aankoop is de pony ter onderzoek aangeboden bij dierenkliniek Den Ham. Uitgebreid onderzoek van rug, hals en achterbenen. De pony is dus niet alleen onderzocht op rug en hals, maar ook op beide achterbenen waarbij geen afwijkingen zijn geconstateerd, dus ook geen spat. De gemaakte beelden zouden voor mij geen reden zijn om de pony af te keuren. Dit kreupelheidsonderzoek is dus niet kort na aankoop uitgevoerd, maar hier zit meer dan 6 maanden tussen.
Op 17 maart 2025 is de pony onderzocht bij Equitom in Belgie. Bij het klinische onderzoek werden toen geen abnormaliteiten ontdekt. Röntgenologisch en met scintigrafie zouden afwijkingen zijn geconstateerd, alleen waren deze dus niet klinisch relevant.
In mijn beoordeling is op de beschikbare röntgenfoto’s geen los botfragment zichtbaar in het linker achterbeen. De OCD in het rechter achterbeen bevindt zich op een locatie waar deze geen klinisch relevantie heeft. Bij klinisch onderzoek komt hier niets van naar voren. Alle genoemde bevindingen verklaren voor mij geen kreupelheid. Op de getoonde filmpjes lijkt de pony ook niet kreupel en bij de onderzoeken op meerdere plaatsen staat ook nergens iets van kreupelheid.
Op de filmpjes van juli 2024 is de pony nog in een voldoende voedingstoestand, zijn geen aanwijzingen voor spierverval en is de beweging correct. (…) Opvallend is dat binnen 1 jaar meerdere keren röntgenfoto’s zijn genomen terwijl er eigenlijk geen aanwijzingen waren voor kreupelheid. Er zouden zelfs lokale anaesthesieën zijn gezet, alleen niet aangegeven waar. Lokale anaesthesieën worden gezet om een gevoelige plek te verdoven en dan te kijken of het dier naderhand goed loopt.”
2.17. Bij ongedateerde verklaring heeft drs. M. van den Berg, dierenarts, in reactie op de bevindingen van Equitom onder meer verklaard:
“Uit het rapport blijkt geen diagnose voor de klacht, een persisterende kreupelheid LA, waarmee de pony bij Equitom werd aangeboden. Ten tijde van de aankoopkeuring is de pony klinisch gezond bevonden. Het antedateren van de kreupelheid LA is derhalve niet mogelijk.”
3 Het geschil
3.1. [eisers] vordert dat de kantonrechter bij vonnnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis [naam 1] op te (laten) halen en weer in haar bezit te nemen, onder gelijktijdige restitutie van het aankoopbedrag van € 5.245,70 aan [eisers], althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; II. bepaalt dat de onder I gevorderde veroordelingen worden opgelegd op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag [gedaagden] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen; III. [gedaagden] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis een bedrag van € 10.053,66 aan [eisers] te betalen ter vergoeding van de door haar gemaakte kosten van stalling, verzorging, revalidatie en medische behandeling van [naam 1], althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; IV. [gedaagden] veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnenn veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2. [gedaagden] voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling
Het spoedeisend belang
4.1. Het gaat in deze zaak om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2. [eisers] stelt dat zijn spoedeisend belang is gelegen in het feit dat hij sinds de koop de volledige verantwoordelijkheid voor de verzorging en het welzijn van [naam 1] draagt. [naam 1] moet volgens Equitom twee maal per dag bereden worden hetgeen een structurele inspanning, training en tijdsinvestering vraagt. Daarnaast moet [eisers] de kosten van de verzorging voor [naam 1] blijven dragen terwijl de pony niet kan worden gebruikt voor het beoogde doel.
4.3. [gedaagden] heeft aangevoerd dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat [gedaagden] pas een jaar na de koop op de hoogte is gesteld van de beweerdelijke gebreken terwijl er volgens [eisers] al vanaf het begin aanwijzingen van pijn en ongemak bij [naam 1] bestonden. Ook heeft [eisers] niet aannemelijk gemaakt dat hij de kosten voor [naam 1] niet meer kan dragen.
4.4. De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van [eisers] bij zijn vordering tot het – kort gezegd – door [gedaagden] terugnemen van [naam 1] voldoende aannemelijk is geworden. Van een koper kan in het algemeen niet worden verlangd dat deze een pony met een (beweerdelijk) gebrek dat er aan in de weg staat dat hij de pony niet voor het beoogde gebruik als sportpony kan gebruiken aanhoudt, met alle kosten van verzorging en stalling van dien. Daar komt bij dat volgens [eisers] duidelijk werd dat [naam 1] gebreken had na onderzoek door Equitom en het EDC op 17 maart 2025. Het stond [eisers] vrij om alvorens een kort geding te beginnen zorgvuldig onderzoek te doen naar de medische toestand van [naam 1]. Nadat de rapporten van Equitom en het EDC waren ontvangen heeft de gemachtigde van [eisers] voortvarend gehandeld door daarop vrijwel direct juridische stappen richting [gedaagden] te zetten. [eisers] heeft dus niet te lang getalmd met het beginnen van dit kort geding. [eisers] is dus ontvankelijk in zijn vordering.
Terugnemen [naam 1]
4.5. [eisers] heeft aan zijn vordering tot het – kort gezegd – door [gedaagden] terugnemen van [naam 1] tegen terugbetaling van de koopprijs primair de stelling ten grondslag gelegd dat er sprake is van dwaling. [eisers] verkeerde ten tijde van de koop in de gerechtvaardigde verwachting dat [naam 1] geschikt was voor de dressuursport. Achteraf bleek [eisers] dat die veronderstelling niet juist was toen bleek dat [naam 1] als gevolg van kreupelheid niet geschikt is voor de sport. De gebreken bestonden volgens [eisers] reeds ten tijde van de koop. Subsidiair bezit [naam 1] volgens [eisers] niet de eigenschappen die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De pony is gelet op de gebreken van [naam 1] niet geschikt voor de dressuursport. Omdat er volgens [eisers] sprake is van een consumentenkoopovereenkomst wordt vermoed dat het gebrek dat zich binnen een jaar na de koop heeft gemanifesteerd reeds bij de aflevering bestond.
4.6. [gedaagden] heeft tot haar verweer aangevoerd dat [eisers] de kooopovereenkomst niet reeds buitengerechtelijk heeft vernietigd of ontbonden zodat de vordering tot het terugnemen van [naam 1] niet kan worden toegewezen. Voor ontbinding van de overeenkomst is bovendien verzuim vereist en dat ontbreekt volgens [gedaagden]. [gedaagden] betwist verder dat [naam 1] niet geschikt zou zijn voor de dressuursport. Ten tijde van de koop was [naam 1] geschikt als sportpony. Uit de keuringen die hebben plaatsgevonden bleek ook niet van enige bijzonderheden of afwijkingen waarop [naam 1] is goedgekeurd. Volgens [gedaagden] was (en is) [naam 1] niet kreupel en blijkt dat ook niet uit de stukken die [eisers] in het geding heeft gebracht. [gedaagden] bewist ook dat er sprake is van een consumentenkoop omdat het in- en verkopen van pony’s niet tot haar bedrijfsactiviteiten behoort. [eisers] komt dan ook geen beroep op het bewijsvermoeden van artikel 7:18a BW toe, aldus [gedaagden]. Volgens [gedaagden] heeft [eisers] ook niet binnen een redelijke termijn geklaagd en heeft zij daarmee haar klachtplicht geschonden. Ten slotte betwist [gedaagden] de door [eisers] gevorderde kosten voor de verzorging van [naam 1].
4.7. De kantonrechter overweegt dat de aard van de onderhavige kort geding procedure met zich mee brengt dat door [eisers] als eisende partijen, uitsluitend een voorlopige voorziening kan worden gevorderd. De kantonrechter kan in een kort geding een overeenkomst niet wegens dwaling vernietigen of wegens non-conformiteit van het geleverde ontbinden. Zo’n beslissing heeft immers niet het karakter van een voorlopige voorziening. De eerste vragen die door de kantonrechter moeten worden beantwoord, alvorens toe te kunnen komen aan de vorderingen van [eisers], is of de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd of ontbonden en of dat dit dan op de juiste wijze en op goede gronden was.
De vernietiging wegens dwaling
4.8. Partijen zijn het er over eens dat [eisers] zich eerst in deze procedure heeft beroepen op dwaling. Van een buitengerechtelijke vernietiging van de koop van [naam 1] is geen sprake geweest. Reeds om die reden moeten de vorderingen van [eisers] die voortkomen uit de vernietiging van de koopovereenkomst worden afgewezen.
De non-conformiteit
4.9. Zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.11 en 2.12 is vermeld, heeft [eisers] zich bij brieven van 21 maart en 24 april 2025 beroepen op non-conformiteit omdat [naam 1] niet de overeengekomen eigenschappen bezit om te kunnen worden gebruikt dressuursportpony. Volgens [eisers] bestaat de afwijking in de hiervoor bedoelde zin daaruit dat [naam 1] kreupel is en als gevolg daarvan niet geschikt is voor de dressuursport.
4.10. Omdat [gedaagden] steeds heeft betwist dat Zenjay kreupel is als gevolg van een gebrek althans het gebrek al bestond ten tijde van de levering, is het te billijken dat [gedaagden] door [eisers], in afwijking van de hoofdregel in de wet, niet in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijke termijn de overeenkomst na te komen door het gestelde gebrek aan de geleverde dressuursport pony Zenjay te herstellen.
4.11. [gedaagden] heeft het gebrek aan de pony Zenjay gemotiveerd betwist zodat het op de weg van [eisers] ligt om zijn stelling aannemelijk te maken.
4.12. [eisers] heeft zijn stelling onderbouwd aan de hand van medische stukken, waaronder de rapporten van Equitom en het EDC.
4.13. De kantonrechter stelt echter vast dat deze rapporten voornamelijk doorspekt zijn met medische termen. De kantonrechter kan daaruit, bij gebrek aan een nadere toelichting die ontbreekt, evenwel niet opmaken dat van de door [eisers] gestelde afwijkingen sprake is en evenmin dat [naam 1] als gevolg van die afwijkingen niet geschikt is voor de dressuursport. Het rapport van Equitom van 17 maart 2025 vermeldt weliswaar dat er sprake is van persisterende kreupelheid linksachter maar uit het rapport blijkt dat het daarbij gaat om de klacht van Ter Pas waarmee hij [naam 1] voor het onderzoek heeft aangeboden en niet een diagnose van Equitom zelf. Uit de eigen bevindingen van Equitom en het EDC volgt voorshands ook niet dat [naam 1] (duurzaam) ongeschikt is voor de dressuursport.
4.14. Daar komt bij dat [gedaagden] de bevindingen van Equitom en het EDC aan de hand van verklaringen van dierenartsen, die onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat deze bevindingen – kort gezegd – geen steun bieden voor de diagnose kreupelheid, heeft betwist. Drs. Mensen, die anders dan de kantonrechter wel in staat moet worden geacht om de bevindingen van Equitom en het EDC medisch te duiden, heeft op 26 juli 2025 immers verklaard dat deze bevindingen geen kreupelheid verklaren en dat kreupelheid in die bevindingen niet wordt genoemd. Volgens drs. Mensen blijkt uit het röntgenlogisch- en scintigrafische onderzoek van het bestaan van afwijkingen maar die zijn volgens hem klinisch niet relevant. Drs. Van den Berg verklaart dat uit de bevindingen van Equitom en het EDC niet blijkt van een diagnose voor de gestelde kreupelheid. [eisers] heeft de inhoud van deze verklaringen vervolgens niet (voldoende) weersproken. De rapporten van Equitom en het EDC vormen daarmee onvoldoende bewijs voor de stelling dat [naam 1] met kreupelheid was (of is) behept, meer in het bijzonder dat die kreupelheid in de weg staat aan de geschiktheid van [naam 1] als dressuursportpony.
4.15. In dat licht bezien is het enkele feit dat Equitom in haar e-mailbericht aan [eisers] van 13 juni 2025 heeft verklaard dat [naam 1] op dit moment*(onderstreping ktr) kreupel is en dus niet geschikt voor de dressuur* onvoldoende om de slotsom te rechtvaardigen dat [naam 1] dermate kreupel is dat hij daardoor ongeschikt is voor de dressuursport. Daarbij overweegt de kantonrechter verder dat het binnen de hippische wereld een feit van algemene bekendheid is dat er bij paarden en pony’s bij tijd en wijle als gevolg van uiteenlopende oorzaken kreupelheid kan optreden. Daar komt bij dat de aanvankelijk lovende uitingen van (de zoon van) [eisers] over het berijden van [naam 1] niet duiden in de richting van een gebrek dat zich kort na de koop zou hebben gemanifisteeerd. Kennelijk heeft de zoon van [eisers] ook in de dressuurwedstrijden een goede prestatie met [naam 1] bereikt. Daarop duidt althans de afbeelding van het oranje rozet (dat in de dressuursport staat voor het behalen van de eerste prijs) in zijn Instagram-post.
4.16. Al met al heeft [eisers], in het licht van hetgeen hiervoor werd overwogen, niet aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van de koop sprake is geweest van de omstandigheid dat [naam 1] niet geschikt was voor het beoogde gebruik als dressuursportpony. Voor dat oordeel is nadere bewijslevering in de vorm van getuigenbewijs en/of een deskundigenbericht nodig. De aard van deze kort gedingprocedure verzet zich echter tegen dergelijke bewijslevering.
4.17. Voor zover [eisers] zich op de non-conformiteit heeft beroepen kan hem dit beroep naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dan ook niet baten. Er bestond naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, alhoewel hij daarover in kort geding geen definitief oordeel kan geven, geen grondslag voor een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst.
4.18. Het is dan ook niet aannemelijk dat de vordering van [eisers] in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen zodat zijn vordering in kort geding wordt afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven dan ook geen bespreking meer.
De vordering tot vergoeding van de door [eisers] gemaakte kosten
4.19. Uit het vorenstaande volgt dat deze vordering niet toewijsbaar is nu [eisers] deze vordering heeft gebaseerd op de buitengerechtelijke vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst. Daar komt bij dat uit de stukken evenmin gebleken is dat [gedaagden] ten aanzien van deze vordering in verzuim is geraakt omdat een ingebrekestelling ten aanzien van deze vordering geheel ontbreekt. Overigens zijn meerdere onderdelen van deze vordering gemotiveerd betwist, zodat dienaangaande bewijslevering nodig zal zijn. Daarvoor leent een kort geding procedure zich niet.
4.20. De kantonrechter zal daarom ook deze vordering afwijzen.
Proceskosten
4.21. [eisers] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk te stellen partijen hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 814,00 aan salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met € 135,00 aan nakosten, voor zover die nakosten daadwerkelijk door [gedaagden] worden gemaakt.
4.22. De betalingstermijn van de proces- en nakosten zal de kantonrechter in plaats van de door [gedaagden] verzochte vijf dagen bepalen op veertien dagen na betekening van het vonnis aan [eisers] en [eiser 2].
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eisers] en [eiser 2] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt de andere zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 814,00 wegens het salaris van de gemachtigde en de nakosten tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 135,00 voor zover die nakosten daadwerkelijk worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagden] zijn voldaan;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. van der Winkel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025.
(JBd(O)