Uitspraak inhoud

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 11603584 \ CV EXPL 25-940

Vonnis van 2 september 2025

in de zaak van

**ASSET MANAGING PARTNERS B.V.**als rechtsopvolger onder bijzondere titel van de besloten vennootschap Qeld Bedrijfsleningen, te Wassenaar, eisende partij, hierna te noemen: AMP, gemachtigde: Trust and Law Incassoservices B.V.,

tegen

[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf 1], tevens handelend onder de naam [bedrijf 2], te [woonplaats], gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde], procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding- de conclusie van antwoord- de conclusie van repliek.

1.2. [gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Nordiska Kreditmarknadsaktiebolaget (hierna: Nordiska) is een financiële dienstverlener uit Zweden die zich bezighoudt met het (online) verstrekken van financieringen aan kleine en middelgrote ondernemingen.

2.2. [gedaagde] is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 1]. Deze eenmanszaak stond tot 4 december 2024 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) onder nummer [nummer].

2.3. Op 7 september 2023 heeft [gedaagde] onder de naam [bedrijf 2], met KvK-nummer [nummer], een geldleningsovereenkomst gesloten met Nordiska Kreditmarknadsaktiebolaget (hierna: Nordiska) in Zweden (hierna: de geldleningsovereenkomst).

2.4. Nordiska heeft aan [bedrijf 2] een zakelijk krediet van € 7.500,00 verstrekt met een persoonlijk zekerheidsrecht (borgstelling). Nordiska en [gedaagde] zijn daarbij overeengekomen dat maandelijks een bedrag van € 625,00 wordt afgelost en daarnaast een maandelijkse prijs van € 261,00 wordt betaald.

2.5. Per 30 maart 2024 is de overeenkomst opgezegd en is het openstaande saldo van € 5.857,62 opgeëist, omdat er een betalingsachterstand was ontstaan.

2.6. Nordiska heeft haar vordering uit voormelde geldleningsovereenkomst verkocht en door middel van een akte van cessie geleverd op 8 april 2024 aan Qred Bank AB, tevens handelend onder de naam Qeld bedrijfsleningen (hierna Qeld).

2.7. Qeld heeft de vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Daarna heeft [gedaagde] € 596,62 betaald.

2.8. Qeld heeft haar vordering verkocht en door middel van een akte van cessie geleverd op 17 december 2024 aan AMP. Per e-mail van 15 januari 2025 is [gedaagde] hierover geïnformeerd.

3 Het geschil

3.1. AMP vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.857,62, vermeerderd met rente en kosten.

3.2. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van AMP, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van AMP. Hij voert het verweer dat AMP te snel is overgegaan tot dagvaarden.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Terugbetalen geldlening

4.1. [gedaagde] is als degene voor wiens rekening de eenmanszaak werd gedreven gehouden tot nakoming van de verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst. AMP mag op grond van de wet een vordering tot nakoming instellen. [gedaagde] heeft niet betwist dat de schuld opeisbaar is geworden. Ook de hoogte van de vordering in hoofdsom is niet betwist. [gedaagde] moet daarom het gevorderde bedrag van € 5.857,62 betalen. [gedaagde] heeft nog betoogd dat hij meer tijd nodig heeft om dit bedrag te betalen. Die stelling is in juridische zin echter niet genoeg om de vordering af te wijzen. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 5.857,62.

Wettelijke rente

4.2. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, moet hij ook de wettelijke handelsrente betalen. Hiertegen is geen verweer gevoerd. Het bedrag van € 636,01 aan wettelijke handelsrente tot 19 februari 2025 zal dan ook worden toegewezen, net als de wettelijke handelsrente vanaf 19 februari 2025 over de nog openstaande hoofdsom zoals hierna vermeld.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.3. AMP vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). AMP heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. AMP heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom zal een bedrag van € 667,88 worden toegewezen zoals hierna toegelicht.

Het toe te wijzen bedrag

4.4. Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

Proceskosten

4.5. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Van te snel dagvaarden, zoals bij conclusie van antwoord wordt gesteld, is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. AMP heeft in repliek onweersproken gesteld dat de vordering al in maart 2023 opeisbaar is geworden, dat zij aanmaningen heeft gestuurd en vijf keer een betalingsregeling heeft getroffen, waarop slechts één betaling van € 595,62 daadwerkelijk is voldaan. Nu AMP meerdere pogingen heeft ondernomen om minnelijk tot een oplossing te komen, is er geen sprake van dat AMP te snel is geweest met het doen uitbrengen van de dagvaarding. De proceskosten van AMP worden begroot op:

4.6. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan AMP te betalen een bedrag van € 6.565,89, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 5.857,62, met ingang van 19 februari 2025, tot de dag van volledige betaling;

5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.479,73, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.479,73 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.