ECLI:NL:RBOVE:2025:5207 - Rechtbank Overijssel - 13 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/320782 / HA ZA 24-361
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
TWENTSE WEG- EN WATERBOUW B.V., te Borne, eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: TWW, advocaat: mr. F.R.H. Kuiper,
tegen
PROVINCIE OVERIJSSEL, te Zwolle, gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen: de Provincie, advocaat: mr. M.C. de Vries.
Samenvatting
TWW heeft voor de Provincie onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan de provinciale weg N738. Partijen hebben een geschil over kortingen die de Provincie heeft berekend voor overbelading van de door TWW ingezette vrachtauto’s. TWW vraagt de rechtbank voor recht te verklaren dat de Provincie die kortingen niet mag opleggen en de Provincie te veroordelen tot betaling van een nog openstaand bedrag. De Provincie vraagt met haar tegenvordering een veroordeling tot betaling van het totaal van de kortingen. De rechtbank oordeelt dat de Provincie gerechtigd is deze kortingen aan TWW in rekening te brengen. Daarmee worden de vorderingen van TWW (grotendeels) afgewezen en de tegenvorderingen toegewezen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties (1-33)- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties (1-22)- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
-
de conclusie van antwoord in reconventie- de akte overlegging producties (productie 34) van TWW- de mondelinge behandeling van 20 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij door beide advocaten spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. TWW heeft als aannemer voor de Provincie groot onderhoud uitgevoerd op en langs de rijbaan van de provinciale weg N738 Hengelo-Weerselo (hierna: het werk). Op 30 augustus 2021 zijn de werkzaamheden gestart en op 3 november 2021 is het werk opgeleverd. De aanneemsom bedroeg na ophoging € 1.765.687,54. Voor het werk gold het bestek WK-2020-14 (hierna: het bestek). Hierin staat de volgende bepaling:
“1.12.07 Voorkomen Overbelading 01 Van een beladen (motor)voertuig(combinatie) met een volgens het kentekenbewijs en/of kentekenregister maximum massa van meer dan 12.000kilogram, die voor de werkzaamheden wordt ingezet (van- naar- en op het werk), mag de wettelijk toegestane maximum massa en maximum aslast, niet worden overschreden. 02 Opdrachtnemer dient een plan van aanpak ter kennis te brengen van de Opdrachtgever met daarin beschreven hoe overbelading van de in lid 1 genoemde voertuigen wordt voorkomen. 03 Opdrachtnemer dient de werking van het plan van aanpak voortdurend te monitoren en te evalueren en zo nodig het plan bij te stellen. 04 Opdrachtnemer dient de monitoring:
- toe te voegen aan de voortgangsrapportage;
- te overleggen en te bespreken in de bouwvergadering. 05 Indien de wettelijke normen voor maximale massa en/of aslasten wordt overschreden zal per voorkomend geval een korting worden opgelegd van € 500,-. Deze korting wordt in de eerst volgende termijn verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.”
2.2. Op 20 juli 2021 heeft TWW het Werkplan overbelading aan de Provincie verstrekt. Hierin wordt als doel genoemd het voorkomen van overbelading bij de bij het werk in te zetten vrachtauto’s. De Provincie heeft het werkplan op 27 augustus 2021 geaccordeerd, waarbij zij heeft opgemerkt dat TWW nog moest aangeven op welke wijze en met welke frequentie zij de resultaten van de monitoring aan de Provincie zou meedelen. Hierop heeft TWW het werkplan aangevuld met de volgende regels:
“De controles/streekproeven die minimaal 1 keer per week worden uitgevoerd worden geëvalueerd en verwerkt in een voortgangsrapportage. Bij overschrijding of mogelijk risico wordt deze overgelegd en besproken in de bouwvergadering. De streekproeven worden gebundeld in een eindrapportage en overhandigd aan de opdrachtgever.”
2.3. Voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden hebben regelmatig bouwvergaderingen plaatsgevonden. Tijdens de bouwvergadering van 6 oktober 2021 hebben partijen gesproken over overbelading. In het verslag van deze bouwvergadering staat hierover het volgende:
“[naam 1] [rechtbank: namens TWW]: in fase 1 één kleine overschreiding . Desondanks blijven er zorgen vanuit enkele constateringen in het werk van waarschijnlijke overbelading.
[naam 1]: Ter verbetering geeft TWW aan dat hun nieuwste frees tonnages kan meten. In volgende werk in Losser gaan zij kentekens vrachtverkeer neerleggen bij freesmachinist, die vervolgens kan bepalen hoeveel er per vrachtwagen geladen gaat worden. [naam 2] [rechtbank: namens de Provincie]: lever lijsten in- en uitkomend verkeer aan.
[naam 1]: Zodra complete set aanleveren en bespreken. Fase 1 en 2 wordt klaargemaakt. Actie: Kay.
[naam 2]: Leren vermogen en functioneren van het plan is belangrijker dan het opleggen van boetes c.q. politieagent spelen.
[naam 1]/[naam 3] [rechtbank: namens de Provincie]/[naam 2] [TWW]: acties die we tijdens het werk doen: 1) Visueel belading controleren en aanspreken chauffeurs; 2) Bij start werk en werkinstructie geeft uitvoerder instructies mee; 3) Chauffeurs en freesmachinist hebben hier aandacht voor. 4) [naam 4] (stagiair) heeft opdracht gekregen hier extra op te letten en mondeling verslag vast te leggen.”
2.4. Op 3 november 2021 heeft TWW het werk aan de Provincie opgeleverd. Hierna is een onderhoudstermijn van zes maanden gaan lopen.
2.5. Eind 2021 heeft TWW het opleverdossier en aanvullende documenten aan de Provincie verstrekt, waaronder het Werkplan Overbelading met steekproeven, weegsleutels en weegbonnen.
2.6. In februari en maart 2022 hebben partijen meerdere keren overleg gehad over de nog openstaande punten ten aanzien van het werk, waaronder het beladingsregister.
2.7. Op 11 april 2022 is het proces-verbaal van opneming na onderhoudstermijn opgesteld. Op 19 augustus 2022 heeft TWW de afrekening voor uitgevoerde extra werkzaamheden naar de Provincie gestuurd en laten weten dat wat haar betreft de eindafrekening kon worden opgesteld. Vervolgen heeft de Provincie op 12 september 2022 aan TWW bericht dat de bankgaranties retour zijn gezonden aan TWW.
2.8. Op 18 november 2022 heeft de Provincie TWW verzocht bonnen voor afgevoerd freesmateriaal aan te leveren. Op 23 januari 2023 heeft TWW die freesbonnen aan de Provincie vertrekt.
2.9. Op 16 mei 2023 heeft de Provincie een concept dossier overbelading naar TWW gestuurd met daarin een verzamellijst van 344 gevallen van overbelading tussen 30 augustus 2021 en 22 oktober 2021.
2.10. Op 9 november 2023 heeft de Provincie een e-mail naar TWW gestuurd met als bijlagen de termijnen 6 en 7 en de staat van afrekening. In termijn 7 is een korting van 433 maal € 500,00 (€ 172.000, -) opgenomen. In de e-mail staat onder meer:
“Uit de optelsom van termijn 7 (korting à € 172.000, --, te ontvangen door provincie Overijssel) en de staat van afrekening (€ 9.712,13, te ontvangen door TWW) volgt een bedrag van € 162.287,87 excl. BTW en € 196.386,32 incl. BTW. Dit bedrag ontvangt Provincie Overijssel graag uiterlijk één maand na dagtekening van deze e-mail op rekening met onderstaande gegevens (…)”
2.11. TWW was het niet eens de met de door de Provincie berekende korting. Partijen hebben hierover meerdere brieven met elkaar gewisseld, zonder het met elkaar eens te worden, waarna TWW deze procedure heeft opgestart.
3 Het geschil
in conventie
3.1. TWW vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3.2. TWW heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat de Provincie niet gerechtigd is om haar kortingen op te leggen wegens overbelading. Zij beroept zich op rechtsverwerking aan de zijde van de Provincie, een redelijke uitleg van de hiervoor onder 2.1. vermelde bestekbepaling en het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel. Ook doet TWW een beroep op matiging ex artikel 6:94 BW. Omdat geen kortingen verrekend kunnen worden, moet de Provincie het nog openstaande bedrag van € 11.751,56 (inclusief BTW) aan haar voldoen, aldus TWW.
3.3. De Provincie voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van TWW in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van TWW, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van TWW in de kosten van deze procedure.
3.4. De Provincie betoogt dat zij gerechtigd is de in het bestek opgenomen korting toe te passen (exclusief BTW) en dat de bezwaren van TWW hiertegen verworpen moeten worden.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6. De Provincie vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3.7. De Provincie heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat bij 344 van de 677 ladingen die TWW bij de uitvoering van het werk heeft vervoerd sprake was van overbelading en dat de Provincie daarom op grond van artikel 01.12.07 van het bestek gerechtigd is een korting van € 172.000,00 (344 × € 500,-) toe te passen.
3.8. TWW voert verweer. TWW concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Provincie, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Provincie, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Provincie in de kosten van deze procedure.
3.9. Om dezelfde redenen die zij aandraagt ter onderbouwing van haar vordering als in conventie, is TWW van mening dat de Provincie niet gerechtigd is om een korting wegens overbelading op te leggen en kan de Provincie die korting volgens TWW dus ook niet verrekenen met het nog openstaande bedrag uit de eindafrekening.
3.10. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. Omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar verbonden zijn, zullen deze vorderingen hier gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat, los van de eventuele kortingen voor overbeladingen, voor het werk nog een bedrag van € 11.751,56 (inclusief BTW) openstaat. Ook zijn partijen het erover eens dat zich 344 gevallen van overbelading hebben voorgedaan. De vraag die partijen verdeeld houdt is of de Provincie hiervoor een korting van € 172.000,- (344 × € 500,-) aan TWW in rekening mag brengen. Hierop zal de rechtbank nu antwoord geven, waarbij zij ingaat op de bezwaren die TWW tegen het toepassen van een korting kenbaar heeft gemaakt.
Rechtsverwerking
4.3. TWW beroept zich in de eerste plaats op rechtsverwerking. Zij stelt dat de Provincie haar recht om kortingen toe te passen heeft verwerkt door pas ruim na afronding van het werk aanspraak te maken op een korting van € 172.000, -. Hierbij wijst zij allereerst op de tekst van de in het bestek opgenomen bepaling.
- De bepaling in het bestek
4.4. In artikel 01.12.07 van het bestek staat dat de wettelijk toegestane maximum massa en maximum aslast van een voertuig(combinatie) niet mag worden overschreden, dat opdrachtnemer (TWW) een plan van aanpak moet opstellen om overbelading te voorkomen en dat opdrachtnemer (TWW) de werking van het plan van aanpak voortdurend moet monitoren. Het vijfde lid bepaalt dat wanneer de wettelijke normen voor maximale massa en/of aslasten worden overschreden, per voorkomend geval een korting wordt opgelegd van € 500,-. Die boete wordt in de eerstvolgende termijn verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.
4.5. Volgens TWW betekent de in lid 5 opgenomen zinsnede inhoudende dat de boete de eerstvolgende termijn verbeurd wordt, dat slechts boetes verbeurd kunnen worden lopende het contract tot aan de datum dat een termijnafrekening wordt opgemaakt. Daarna begint de teller volgens haar weer vanaf nul te lopen voor de volgende termijn. Ter zitting heeft TWW nog aangevoerd dat in de bestekbepaling uitdrukkelijk is afgeweken van § 42 lid 6 UAV, in die zin de boete alleen bij de eerstvolgende termijn in rekening gebracht mag worden en niet meer daarna.
4.6. Volgens de Provincie staat nergens dat de Provincie het recht verliest om de korting op een later moment op te leggen, indien zij die niet in de eerstvolgende termijn in rekening brengt.
4.7. Partijen verschillen van mening over welke betekenis toegekend moet worden aan de zin: “Deze korting wordt in de eerst volgende termijn verbeurd zonder dat een ingebrekestelling nodig is.” Naast de zuiver taalkundige uitleg, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.8. De rechtbank overweegt dat de tekst artikel 01.12.07 geen aanknopingspunt geeft voor de uitleg van TWW dat de korting vervalt, indien deze niet bij de eerstvolgende termijn in rekening wordt gebracht. Lid 5 geeft enkel weer vanaf welk moment de boete van € 500,- verbeurd is en dat dit het geval is zonder dat daarvoor een ingebrekestelling nodig is. Ook de omstandigheid dat de tekst in het bestek afwijkt van de tekst van § 42 lid 6 UAV wijst er niet op dat de korting alleen bij de eerstvolgende termijn in rekening gebracht kan worden. Enerzijds niet omdat de onderhavige bestekbepaling over overbelading gaat en § 42 lid 6 UAV in de eerste plaats over een te late oplevering van een werk. Anderzijds niet omdat uit § 42 lid 5 en 6 van de UAV juist kan worden afgeleid dat het moment van verbeuren van de korting (lid 5) niet iets zegt over hoe en wanneer die korting wordt verhaald (lid 6). Nu de bepaling in het bestek enkel iets bepaalt over het moment van verbeuren van de korting en in het midden laat op welke manier die korting verhaald moet worden, kan de uitleg die TWW geeft aan de bestekbepaling niet worden gevolgd. TWW heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat zij op basis van de bestekbepaling redelijkerwijs mocht verwachten dat kortingen alleen bij de eerstvolgende termijnbetaling verhaald mochten worden. De bestekbepaling brengt dan ook niet met zich dat de Provincie, nu zij de kortingen niet bij de eerstvolgende termijnen heeft verhaald, haar recht tot het verhalen van die kortingen heeft verwerkt.
- Overige omstandigheden
4.9. TWW heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van rechtsverwerking verder aangevoerd dat de Provincie haar pas na meer dan een jaar na de afronding van het werk heeft geconfronteerd met een boete wegens overbelading. Tijdens de looptijd van de overeenkomst is de Provincie volgens TWW weinig actief geweest om TWW de afspraak over overbelading na te laten leven. Slechts tijdens één bouwvergadering, op 6 oktober 2021, is gesproken over overbelading, maar daar heeft de Provincie volgens TWW juist aangegeven dat het de Provincie vooral ging om het lerend vermogen van TWW en niet zozeer om als politieagent op te treden en boetes op te leggen.
4.10. Volgens de Provincie heeft TWW er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de Provincie geen kortingen zou toepassen in verband met overbelading. Zij benadrukt dat op het moment dat zij TWW confronteerde met de kortingen, de eindafrekening voor het werk nog niet had plaatsgevonden. Ook mag volgens de Provincie aan haar opmerking tijdens de bouwvergadering van 6 oktober 2021 niet de conclusie worden verbonden dat de bestekbepaling over de korting niet meer zou gelden. Op dat moment ging het ook maar over één overtreding, terwijl achteraf, na eigen onderzoek van de Provincie, is gebleken dat in meer dan de helft van de gevallen sprake was van overbelading, aldus de Provincie.
4.11. Voor rechtsverwerking is de aanwezigheid vereist van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
4.12. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat op meerdere momenten kenbaar was dat de bestekbepaling over overbelading niet slechts een dode letter was. Zo heeft de Provincie in augustus 2021 TWW het plan van aanpak ter voorkoming van overbelading nog laten aanscherpen. Hierna heeft TWW in haar plan van aanpak opgenomen dat zij wekelijks controles uitvoert, deze evalueert en vastlegt in een voortgangsrapportage en dat die rapportage bij (mogelijke) overschrijding wordt besproken in de bouwvergadering. Vervolgens is het onderwerp ook besproken op de bouwvergadering van 6 oktober 2021, wat voor TWW aanleiding is geweest om aanvullende maatregelen te nemen ter voorkoming van overbelading.
4.13. Uit de opmerking van de Provincie tijdens voornoemde bouwvergadering over dat zij het lerend vermogen belangrijker vindt dan politieagent spelen en boetes opleggen, kan niet worden afgeleid dat de Provincie afstand heeft gedaan van de in het bestek opgenomen kortingsbepaling. Hierbij betrekt de rechtbank ook de toelichting van de Provincie dat in die vergadering slechts gesproken is over één kleine overtreding en dat zij er op dat moment niet van de op de hoogte was dat er veel meer gevallen van overbelading waren.
4.14. Daarnaast constateert de rechtbank dat de Provincie vanaf het moment waarop zij, na ontvangst van het opleverdossier, TWW meermaals heeft verzocht om aanvullende informatie over de beladingen. Ook heeft TWW niet betwist dat, toen partijen in maart 2022 over de nog openstaande punten hebben gesproken, is aangekondigd dat, zoals in de e-mailwisseling over dit gesprek staat (productie 19 van TWW), een toets op alle leveranties zou volgen. Kennelijk is hier veel tijd overheen gegaan en zijn in de tussentijd ook de bankgaranties retour gezonden aan TWW. Dit is onder de geschetste omstandigheden echter onvoldoende om het gerechtvaardigd vertrouwen te ontlenen dat de Provincie geen aanspraak (meer) zou maken op kortingen wegens overbeladingen. Daarbij speelt ook mee dat gedurende deze periode de eindafrekening nog niet was opgemaakt. TWW heeft ook geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zij door het grote tijdsverloop tussen de oplevering van het werk en de aankondiging van de kortingen onevenredig is benadeeld.
4.15. Gelet op het voorgaande zal het beroep van TWW op rechtsverwerking worden verworpen.
Redelijke uitleg van de bestekbepaling
4.16. TWW heeft daarnaast een beroep gedaan op de redelijke uitleg van de bestekbepaling over overbelading. Volgens haar is de uitleg die de Provincie aan de bepaling geeft, waarbij elke kilogram overbelading leidt tot oplegging van aan korting, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Daarbij wijst TWW erop dat het in Nederland gebruikelijk is om bij overbelading te rekenen met een marge van 5%. Zo geeft bijvoorbeeld de Inspectie Leefomgeving & Transport bij een overtreding onder de 5% slechts een waarschuwing en gebruikt de Provincie een convenant tussen overheden en bouwbedrijven waarbij pas boven de 5% overschrijding een boete wordt opgelegd. De uitleg die de Provincie aan de bestekbepaling geeft staat volgens TWW ook erg ver af van de praktijk, omdat het volgens haar bijna onmogelijk is om nooit een totaalgewichtoverschrijding te hebben, bijvoorbeeld doordat de vrachtauto’s vaak door een ander dan de chauffeur worden volgestort en doordat de meetapparatuur per definitie een onnauwkeurigheid kent. Bovendien heeft de Provincie volgens TWW met haar uitleg van de bestekbepaling het doel van de bepaling uit het oog verloren, namelijk het samen optrekken om overbelading, en met name aslastoverschrijding, te voorkomen. Met de wijze waarop de Provincie nu de bestekbepaling hanteert, waarbij achteraf voor elke minieme overschrijding een korting wordt toegepast, is er volgens TWW sprake van een “ordinaire bezuinigingsoperatie”, in plaats van het gezamenlijk optrekken tegen overbelading.
4.17. De Provincie heeft hier tegenin gebracht dat zij hier niet als handhavende partij, maar als contractspartij opereert en in die hoedanigheid ook niet gehouden is om rekening te houden met een marge van 5% . TWW heeft de bepaling, zonder daarover nadere vragen te stellen bij de aanbesteding, geaccepteerd. Volgens de Provincie draagt TWW zelf de verantwoordelijkheid voor de juiste belading van de vrachtauto’s en voor goedwerkende meetapparatuur. Bovendien heeft TWW, zo heeft de Provincie aangevoerd, in haar werkplan benoemd dat bij de weegbrug “exact” de hoeveelheid te vervoeren grondstof wordt gewogen en dat geladen wordt op kenteken “om enige vorm van overbeladen tegen te gaan”.
4.18. De rechtbank overweegt dat de tekst van bestekbepaling over overbelading geen aanknopingspunt geeft om ervan uit te gaan dat pas bij een overschrijding van meer dan 5% een korting wordt toegepast. TWW heeft ook geen omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat pas een korting opgelegd zou worden bij een overschrijding van meer dan 5%. Dat die marge door handhavende instanties wel wordt gehanteerd is daarvoor onvoldoende. Die handhaving staat buiten de contractuele relatie tussen partijen. Ook is niet gesteld of gebleken dat bij het sluiten van de overeenkomst is gesproken over een marge van 5%.
4.19. De Provincie heeft toegelicht dat zij ter bestrijding van overbelading heeft gekozen voor een nullijn: of er is geen sprake van een gewichtsoverschrijding, óf wel, en in dat laatste geval volgt een korting. Dit acht de rechtbank op zichzelf naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar, ook niet tegen de achtergrond van dat door handhavende instanties wel wordt gewerkt met marge van 5%. Dat het voor TWW naar eigen zeggen onmogelijk zou zijn om nooit een totaaloverschrijding te hebben, maakt dit niet anders. Daarbij volgt de rechtbank de Provincie in haar betoog dat TWW in haar werkplan heeft opgenomen dat bij de weegbrug exact de hoeveelheid te vervoeren grondstof wordt gewogen en dat de meeste vrachtauto’s zijn voorzien van een eigen weegsysteem om overbelasting tegen te gaan. TWW heeft daarbij niet laten doorschemeren dat met de bestekbepaling tegen overbelading iets onmogelijks van haar wordt gevraagd. Ook acht de rechtbank de nullijn niet in strijd met de geest van de bestekbepaling. De bestekbepaling heeft tot doel om overbelading tegen te gaan. Met het toepassen van een korting bij elke overschrijding, wordt een financiële prikkel gegeven om overbelading zoveel mogelijk te voorkomen. Hier heeft dat geleid tot een relatief hoge korting voor relatief kleine overschrijdingen, maar dat rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de door TWW getrokken conclusie dat de Provincie hier enkel uit financieel oogpunt (“bezuiniging”) kortingen heeft toegepast.
Gelijkheids- en vertrouwensbeginsel
4.20. TWW heeft vervolgens als verweer aangevoerd dat de Provincie in strijd handelt met zowel het gelijkheidsbeginsel als het vertrouwensbeginsel door voor de onderhavige overkomst wel kortingen op te leggen en in andere projecten niet, terwijl daar in het bestek identieke bepalingen over overbelading staan. Hierbij verwijst TWW naar haar productie 34 met een informatie over het al dan niet toepassen van kortingen wegens overbelading door de Provincie vanaf 2020 in andere projecten van TWW is .
4.21. De Provincie heeft weersproken dat zij in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Zij heeft aangevoerd dat zij in gevallen waarin sprake is van grote aantallen overschrijdingen kortingen oplegt en waar sprake is van een zeer gering aantal overbeladingen onder omstandigheden niet en dat dat haar goed recht is.
4.22. De rechtbank overweegt dat het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel deel uitmaken van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit zijn ongeschreven regels waaraan de Provincie, als overheid, gebonden is. Op grond van artikel 3:14 BW mag de Provincie, ook wanneer zij zoals hier optreedt als contractspartij, niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur handelen. Uit de door TWW aangedragen omstandigheden volgt echter niet dat de Provincie hier in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, dan wel met het vertrouwensbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel reikt niet zó ver dat dit met zich brengt dat hier geen kortingen opgelegd mogen worden, omdat dat in vorige projecten ook niet is gebeurd. Datzelfde geldt voor het vertrouwensbeginsel. Daarbij kan de rechtbank de toelichting van de Provincie dat hier zoveel gevallen van overbelading waren – 344 gevallen van overbelading op een totaal van 677 beladingen – dat het opleggen van kortingen hier, anders dan in sommige andere projecten van TWW, passend is, volgen. Ook het beroep op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel zal daarom worden gepasseerd.
Matiging
4.23. TWW heeft ten slotte, uiterst subsidiair, een beroep op matiging gedaan. Volgens haar is de boete buitensporig hoog en heeft de Provincie op geen enkele wijze schade geleden of inzichtelijk kunnen maken dat zij schade heeft geleden. Daarbij speelt het lange stilzitten van de Provincie volgens TWW ook een rol.
4.24. Volgens de Provincie kan matiging hier niet aan de orde zijn, omdat de kortingen hier niet tot een buitensporig resultaat leiden.
4.25. Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op vordering van de schuldenaar de bedongen boeten matigen als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. De korting uit de bestekbepaling kan worden aangemerkt als een boete en valt daarmee onder het bereik van artikel 6:94 BW. Volgens vaste rechtspraak moet de rechtbank de bevoegdheid tot matiging heel terughoudend hanteren. Matiging kan alleen aan de orde zijn als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.26. Gelet op de omstandigheden die hiervoor al zijn besproken leidt de toepassing van kortingen naar het oordeel van de rechtbank niet tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat. Matiging kan hier daarom niet aan de orde zijn.
De vorderingen in conventie
4.27. Gelet op het voorgaande is de Provincie gerechtigd om uit hoofde van de bestekbepaling voor 344 overbeladingen een korting van € 500,- per geval van overbelading toe te passen. De door TWW gevorderde verklaring voor recht dat de Provincie geen kortingen mag opleggen op grond van artikel 01.12.07.05 komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
4.28. Ook de verklaring voor recht dat kortingen vrijgesteld zijn van btw is niet toewijsbaar, omdat TWW hierbij geen belang meer heeft. De Provincie heeft in deze procedure namelijk erkend dat over de kortingen geen btw verschuldigd is en aangegeven dat zij daarom geen aanspraak meer maakt op btw.
4.29. De vordering tot betaling van € 11.751,56 (inclusief btw) zal de rechtbank wel toewijzen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat dit bedrag nog openstaat uit hoofde van de eindafrekening. De hierover gevorderde rente zal worden afgewezen, omdat de Provincie gerechtigd was de betaling van dit bedrag op te schorten in verband met haar verrekenbare tegenvordering inzake de kortingen wegens overbelading.
De vorderingen in reconventie
4.30. De vordering in reconventie tot betaling van € 172.000, - door TWW is gelet op het voorgaande toewijsbaar. De Provincie heeft hierover primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW gevorderd. Art. 6:119a BW heeft alleen betrekking op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst. Dit betreft de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe een dergelijke overeenkomst aanleiding kan geven
4.31. De verklaring voor recht dat de Provincie gerechtigd is om het bedrag waartoe zij in conventie wordt veroordeeld (€ 11.751,56) te verrekenen met wat in reconventie wordt toegewezen (€ 172.000, -) zal worden toegewezen.
Proceskosten
in conventie en in reconventie
4.32. De rechtbank zal TWW als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie veroordelen. De rechtbank begroot de proceskosten in conventie van de Provincie tot op heden als volgt: Griffierecht: € 2.889,00 Salaris advocaat: € 1.228,00 (2 punten à € 614,00) Totaal: € 4.117,00
4.33. De rechtbank zal TWW als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie veroordelen. De rechtbank begroot de proceskosten in reconventie van de Provincie tot op heden als volgt: € 1.929,00 wegens salaris advocaat (2 x 0,5 punt = 1 punt à € 1.929,00).
4.34. De rechtbank stelt de nakosten vast op een bedrag van € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
4.35. De rechtbank zal bepalen dat TWW rente over de proceskosten verschuldigd is op een wijze zoals onder de beslissing vermeld.
5 De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt de Provincie tot betaling aan TWW van een bedrag van € 11.751,56 (inclusief btw),
5.2. verklaart de beslissing onder 5.1. uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4. veroordeelt TWW om aan de Provincie te betalen een bedrag van € 172.000, -, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 23 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart voor recht dat de Provincie gerechtigd is het bedrag waartoe zij in conventie is veroordeeld (€ 11.751,56) te verrekenen met het bedrag tot de betaling waarvan TWW in reconventie is veroordeeld,
5.6. verklaart de beslissing onder 5.4. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.9. veroordeelt TWW in de proceskosten tot op heden aan de zijde van de Provincie begroot op een bedrag van € 6.324,00 (€ 4.117,00 + € 1.929,00 + € 278,00) te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening, indien TWW niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 6.324,00 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening,
5.10. verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
Haviltex-formule, HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635
o.m. HR 29 september 1995, NJ 1996, 95.
HR 24 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, r.o. 5.3.
HR 20 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1710, r.o. 3.1.2.