ECLI:NL:RBOBR:2025:4952 - Rechtbank Oost-Brabant - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/405058 / HA ZA 24-362
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiser], te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. J.C.F. Kooijmans,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat: mr. T.W.B. van Ballegooij.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding en de eisvermeerdering van 5 juni 2024- de conclusie van antwoord- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
-
de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, waarbij namens [gedaagde] spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarbij [eiser] de eis heeft vermeerderd en twee producties heeft overgelegd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [eiser] heeft op 6 december 2023 een BMW 535i Gran Turismo, kilometerstand 127.955, bouwjaar 2010, kenteken [kenteken] , gekocht van [gedaagde] (hierna: de auto en de koopovereenkomst). De koopovereenkomst kwam tot stand via consignatie bij [A] in [plaats] . [eiser] heeft een vriend, die verstand van auto’s heeft, meegenomen naar de bezichtiging/proefrit. De auto heeft op 12 oktober 2023 een onderhoudsbeurt gehad. [gedaagde] heeft de auto geleverd.
2.2. Op de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst staat een koopprijs van € 18.450,00. [eiser] heeft (in elk geval) deze prijs betaald. [eiser] verklaart € 500,00 extra te hebben betaald in overleg met [A] . De cataloguswaarde van de auto (nieuw) was € 99.056,00. In de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst staat niets over een garantie en partijen hebben ook niet gesproken over een garantie.
2.3. In de advertentie, die heeft geleid tot de koopovereenkomst, is de auto omschreven als “nieuwstaat” en “prachtige en schadevrije auto met een eerlijke lage kilometerstand”. In de advertentie staat ook: “Hieraan kunnen geen rechten ontleend worden. Controleer daarom de auto bij bezichtiging op aangegeven informatie uit deze advertentie zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan.”
2.4. Kort na de levering begon het motorblok te trillen bij het starten van de motor. Enkele dagen daarna, na 2 of 3 ritten van in totaal 260 km, verscheen een motorstoringsmelding. [eiser] nam contact op met [A] en bracht de auto in overleg naar een garage op 500 meter afstand van het huis van [eiser] . De garage heeft de motor uitgelezen en de bobine vervangen ( [gedaagde] heeft de kosten vergoed). [eiser] is op 20 december 2023, nadat hij in totaal 422 kilometer had gereden, langs de A12 stil komen te staan. Het motorblok bleek vastgelopen te zijn.
2.5. [B] heeft naar de motor gekeken en geschreven:
“1. 3 lagers zijn vast gevreten waarvan 1 lager er al een langere tijd uit lag (drijfstang was zwart geblakerd)
2. krukas is zodanig krom dat de motor alleen met ratel en pijp wil draaien.
3. Motor is al eens "gereviseerd", het draad van de kopbouten aan de inlaatzijde is uit het blok gedraaid en is er een grotere maat kopbout gebruikt.
4. Diverse kopbouten zaten LOS!”
[B] heeft verder het volgende geschreven:
“(…) We hebben op 12 december de auto uitgelezen i.v.m. een onregelmatig lopende motor, hierbij was de klacht dat hij wat nerveus aansloeg en niet mooi ronddraaide.
we hebben de auto uitgelezen waarbij de motor ecu de terugkoppeling gaf van een overslaande bobine bij cilinder nr 2. Deze hebben we toen vervangen en daarna was het onregelmatig lopen van de motor weg. Wel is hij wat nerveus blijven aanslaan bij starten van de motor. Kort daarna is de motor plots afgeslagen op de snelweg en werd deze getransporteerd naar [B] in [woonplaats] . Na de eerste diagnose werd geconstateerd dat de motor bijna niet meer ronddraaide en is na overleg met alle partijen overeengekomen dat er verder onderzoek moet worden gedaan. Hierna hebben we de motor uitgebouwd en alle aangebouwde componenten gedemonteerd. Na een eerste diagnose in het carter werd vastgesteld dat de drijfstanglagers waren vastgelopen. Hierna is het motorblok door het motoren revisie bedrijf helemaal gedemonteerd om de oorzaak hiervan te achterhalen. Daarbij is vastgesteld dat er een drijfstanglager al enige tijd aan het aanlopen is geweest en deze heeft ook het nerveuse aanslaan veroorzaakt. Ons inziens is dit een verborgen gebrek in het motorblok dat al enige tijd speelde en het vastlopen van het motorblok niet te wijten valt aan het korte gebruik door de heer [eiser] .”
[B] heeft een factuur van € 2.478,69 gestuurd.
2.6. Dekra heeft in opdracht van [eiser] op 5 juni 2025, ongeveer 18 maanden na het aangaan van de koopovereenkomst, de motor onderzocht, een rapport opgemaakt en een factuur voor € 1.203,95 gestuurd. Dekra adviseert dat de motor moet worden vervangen voor goed en deugdelijk herstel. Dekra schrijft:
“Tijdens ons onderzoek constateerde wij geen technische gebreken aan het smeersysteem van de motor. De oliepomp heeft naar behoren gepresteerd en wij hebben geen uitwendige olielekkages geconstateerd.
Het smeergebrek is een gevolg geweest van een kwaliteitsafname van de motorolie. De kwaliteitsafname in de vorm van een vervuiling van abrasieve (metaal)deeltjes hebben zich vermengd met de motorolie, waardoor alle zwaarbelaste gesmeerde motordelen een overmatige slijtage hebben opgelopen. Voor het schadebeeld verwijzen wij naar de inhoud van het rapport. Wat de rol van veroudering en verminderde viscositeit is geweest kunnen wij niet meer bepalen.
Als gevolg hiervan zijn de smerende eigenschappen van de motor dermate afgenomen, dat de smerende werking ontoereikend is geweest. Hierdoor is vervolgens metallisch contact opgetreden tussen de draaiende delen, met de door ons geconstateerde motorschade als gevolg.
Wij hebben geen representatief oliemonster kunnen afnemen, welke had kunnen onderbouwen, waardoor de kwaliteitsafname werd veroorzaakt.
Er is sprake van een technisch gesprek binnen de motor, welke voortkomt uit de historische motorsmeerolie kwaliteit. Het moment waarop de motorschade exact werd ingeleid kunnen wij helaas feitelijk niet meer bepalen.
Een dergelijk slijtage c.q. schadebeeld is over het algemeen een langzaam optredend evenement waarbij het zeer aannemelijk is, gelet op het moment van aanschaf voertuig en 422 verreden kilometers, dat de motorschade al ten tijde van verkoop aanwezig moet zijn geweest.”
2.7. [eiser] heeft een offerte overgelegd voor het herstel. De offerte sluit op € 15.9963,38.
2.8. [eiser] heeft [gedaagde] een verklaring gestuurd met de boodschap dat [eiser] de koopovereenkomst ontbindt.
3 Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat en na eisvermeerdering op 5 juni 2024 en bij de mondelinge behandeling: I verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de auto rechtsgeldig door [eiser] is ontbonden II-III betaling van € 18.950,00, met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2024, of € 15.963,38, met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2024 IV schadevergoeding van € 3.380,14 (onderzoeken [B] en Dekra) V schadevergoeding van € 2.840,89, met de wettelijke rente vanaf 9 april 2024 VI buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.231,41 VII de kosten van het geding.
[eiser] specificeert de schadevergoeding onder V in de dagvaarding als volgt: Verzekering € 326,88 Wegenbelasting € 400,00 Vervangend vervoer € 1.000,00 na vermeerdering € 4.500,00: € 3.630,00 (12 maanden autohuur) + € 2,947,81 (netto bijtelling auto via werkgever tot en met juni 2025) -/- bespaarde kosten oude inruilauto Cosmetisch herstel € 1.000,00 Vloermatten € 114,01.
[eiser] beroept zich op de tekortkomingen, ontbinding en dwaling.
3.2. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] vindt dat de gebreken er niet waren op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst of dat [eiser] zijn onderzoeksplicht heeft geschonden. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] tegen [A] gezegd dat hij overwoog de auto te laten chiptunen en dat hij enige tijd met een brandend motorstoringslampje heeft doorgereden. Als al enige tijd een drijfslanglager aan het aanlopen is geweest, dan waren er direct olievlekken zichtbaar geweest tijdens de diverse inspecties die daarvoor hebben plaatsgevonden, aldus [gedaagde] .
[gedaagde] vindt dat de auto niet non-conform is, dat het beroep op dwaling niet slaagt en dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht. [gedaagde] voert ook verweer tegen de hoogte van de schadevergoeding.
4 De beoordeling
4.1. Het eerste thema in de zaak is de discussie over conformiteit en ontbinding. De rechtbank neemt in aanmerking de advertentie (2.3 hiervoor), de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst (de factuur, waar verder niets relevants in staat) en de omstandigheid dat partijen niet hebben gesproken over enige garantie.
De rechtbank beoordeelt wat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten bij het aangaan van de koopovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de auto bij de koopovereenkomst, naar [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten, geen zeer ernstige motorgebreken (waardoor de auto niet kon rijden) mocht hebben. Dit volgt uit mededelingen van [gedaagde] in de advertentie: “nieuwstaat” en “schadevrije auto met een eerlijke lage kilometerstand”. Weliswaar staat in de advertentie ook dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend, maar dat wordt weer gekwalificeerd door het verzoek de auto tijdens een bezichtiging te controleren “op aangegeven informatie uit deze advertentie”, zodat [eiser] al met al redelijkerwijs mocht begrijpen dat zijn controleplicht en de bepaling over rechten (hieraan worden geen rechten ontleend) betrekking hebben op aspecten die de aspirant koper in redelijkheid kan en moet controleren binnen de grenzen van een bezichtiging, die naar de aard ervan min of meer kort en summier is. Verder staat in de advertentie niets over de motor, die dus niet behoort tot de “aangegeven informatie”. [eiser] hoefde er om deze redenen niet op bedacht te zijn dat hij een zeer grondige inspectie van de motor moest uitvoeren, waarbij de motor werd opengemaakt; en uitsluitend bij zo’n inspectie zou het ernstige motorgebrek zijn ontdekt.
De rechtbank is ook van oordeel dat het motorgebrek er op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst al was. Dit volgt uit de bevindingen van [B] en Dekra: een motorgebrek op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst is aannemelijk omdat er een ernstig motorgebrek was op het tijdstip van het onderzoek en omdat zo’n ernstig gebrek zich ontwikkelt in de loop van een zekere periode, die veel langer is dan enkele weken en 422 gereden kilometers. [gedaagde] heeft deze bevindingen niet voldoende weersproken. [gedaagde] wijst op de onderhoudsbeurt kort voor het aangaan van de koopovereenkomst, maar uit niets blijkt dat bij deze onderhoudsbeurt werkzaamheden zijn uitgevoerd waardoor een motorgebrek zou zijn ontdekt. [gedaagde] schrijft ook dat er direct olievlekken zichtbaar zouden zijn geweest tijdens de diverse inspecties die daarvoor hebben plaatsgevonden, als er al op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst sprake zou zijn geweest van een motorgebrek, maar de rechtbank vindt dit onvoldoende onderbouwd, omdat niet duidelijk is waarom deze motorgebreken leiden tot olievlekken (het gaat bij deze gebreken om vastgelopen onderdelen in het motorblok, niet een lekkage uit het motorblok).
De rechtbank gaat hieronder in op enkele standpunten over en weer:
(1) De rechtbank is het eens met [gedaagde] dat voor een ieder duidelijk was dat de auto niet nieuw was (14 jaar oud, kilometerstand), maar daar gaat het [eiser] niet om: [eiser] vindt dat hij redelijkerwijs een goed functionerende motor (in overeenstemming met 14 jaar oud, kilometerstand bijna 128.000) mocht verwachten en dat de ernstige motorgebreken daar niet aan voldoen en dus non-conformiteit opleveren. De rechtbank is het daarmee eens. [gedaagde] schrijft terecht dat [eiser] rekening moest houden met hogere onderhoudskosten (vergeleken met een nieuwe auto), maar de motorgebreken, die hier aan de orde zijn, zijn niet aan te merken als hogere onderhoudskosten; de gebreken zijn veel ernstiger en de auto rijdt niet meer.
(2) De rechtbank is het ook eens met [gedaagde] dat partijen niet hebben gesproken over enige garantie (onweersproken) en dat dit belangrijk is voor de beoordeling: [eiser] mocht zodoende redelijkerwijs niets anders verwachten dan dat alle problemen vanaf het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst voor zijn rekening en risico komen. Echter, dit is hier niet doorslaggevend, omdat het motorgebrek hier al bij het aangaan van de koopovereenkomst aan de orde was (zie hiervoor). Ook al ontbreekt elke uitlating/mededeling in de richting van een garantie, de wettelijke eis van conformiteit geldt wel en aan deze eis is volgens de rechtbank niet voldaan (zie hiervoor).
(3) De rechtbank is het niet eens met [gedaagde] , die vermoedt dat [eiser] te lang met een brandend motorstoringslampje is doorgereden. Ook als [gedaagde] gelijk heeft dat [eiser] (tegen [A] heeft gezegd dat hij) enige tijd is doorgereden, is er geen informatie in het dossier waaruit volgt dat [eiser] in redelijkheid moest begrijpen dat hij de auto direct aan de kant moest zetten en niet mocht doorrijden. Dergelijke informatie is wel nodig om het standpunt van [gedaagde] te onderbouwen, omdat een motorstoringslampje in algemene zin ook kan betekenen dat de auto op korte termijn aandacht nodig heeft, maar niet direct aan de kant moet worden gezet.
(4) [gedaagde] meent ook dat [eiser] de auto wilde laten “chiptunen”, maar uit niets blijkt dat in zo’n context werkzaamheden zijn uitgevoerd aan de auto of dat dergelijke werkzaamheden zouden kunnen leiden tot de motorgebreken.
(5) [gedaagde] meent dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd, maar de rechtbank verwerpt dit standpunt omdat niet duidelijk is:* dat [eiser] bijvoorbeeld wat betreft trilling of geluiden in de motor direct had moeten begrijpen dat er iets aan de hand was waarover hij moest klagen en* dat [gedaagde] is benadeeld door het ontbreken van een klacht; [gedaagde] heeft niet uitgelegd dat hij ingeval van een klacht zou hebben begrepen wat er aan de hand was en direct actie zou hebben genomen, waardoor de schade zou zijn voorkomen.
(6) Partijen hebben ook nog een discussie over de koopprijs: [eiser] meldt dat hij € 500,00 extra heeft betaald op verzoek van [A] , bovenop de schriftelijk vastgelegde prijs van € 18.450,00. Zo’n regeling is bij consignatie (partijen zijn het eens dat dit aan de orde was) gebruikelijk, in de visie van de rechtbank; een vergoeding voor de inspanningen van [A] ligt in de rede. De rechtbank gaat uit van een totale prijs van € 18.950,00 (inclusief een vergoeding van € 500,00 voor [A] ) en vindt de betwisting door [gedaagde] op dit punt niet voldoende onderbouwd. [gedaagde] schrijft dat hij € 18.450,00 heeft ontvangen, maar hij gaat niet in op het punt dat € 500,00 voor [A] was. Bij consignatie behoort de vergoeding voor [A] tot de koopprijs.
De conclusie op dit onderdeel is dat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst, dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt en dat [eiser] mocht ontbinden. De verklaring voor recht daarover wordt toegewezen en [gedaagde] moet de koopprijs terugbetalen van € 18.950,00. [eiser] zal natuurlijk de auto ook moeten teruggeven.
4.2. Het tweede thema in de zaak is de vordering van [eiser] tot schadevergoeding van € 2.840,89.
(1) De eerste twee posten betreffen verzekering en wegenbelasting. De rechtbank is het hier eens met [gedaagde] en wijst deze posten af, omdat [eiser] de kosten aan verzekering en wegenbelasting ook zou hebben gemaakt als de auto onberispelijk zou beantwoorden aan de koopovereenkomst, of als [eiser] de auto niet zou hebben gekocht (dan zou hij kosten hebben gemaakt voor zijn vorige auto). Deze posten staan dan ook niet in causaal verband met de tekortkoming en zij zijn niet gemaakt doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding plaatsvindt (in de formulering van artikel 6:277 BW). Hierbij merkt de rechtbank op (a) dat niets is verteld over een verschil in omvang tussen de verzekering en wegenbelasting in de werkelijke situatie en in de hypothetische situatie (geen ontbinding, maar nakoming) en (b) dat [eiser] , toen de auto niet meer reed, een nieuwe auto moest kopen; dan heeft hij al, nadat de koopprijs is teruggegeven, de positie die hij zou hebben gehad als de auto onberispelijk zou hebben beantwoord aan de koopovereenkomst, namelijk: een auto voor een prijs. [gedaagde] is niet gehouden tot en met juni 2025 of op langere termijn de kosten van de auto van [eiser] te vergoeden, omdat dit punt is verdisconteerd in de teruggave van de koopprijs.
(2) Wat betreft het vervangend vervoer. De rechtbank wijst een bedrag van € 302,50 toe en de rechtbank wijst de vordering voor het overige af. € 302,50 komt de rechtbank redelijk voor als tijdelijke voorziening om de periode te overbruggen totdat [eiser] een vervangende auto zou kunnen vinden (om te kopen); € 302,50 (inclusief btw; € 250,00 exclusief btw) is ook het bedrag dat staat op de factuur van [B] voor huurauto. In zoverre zijn deze kosten ontstaan doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding plaatsvindt. Voor het overige is er geen informatie gepresenteerd over de noodzaak van nadere tijdelijke voorzieningen zoals een huurauto voor een langere periode of tegen hogere kosten. [gedaagde] is niet gehouden tot en met juni 2025 of op langere termijn de kosten van de auto van [eiser] te vergoeden, omdat dit punt is verdisconteerd in de teruggave van de koopprijs.
(3) De laatste twee posten betreffen en cosmetisch herstel en vloermatten. De rechtbank is het op deze punten eens met [eiser] en wijst de posten toe. [eiser] zou deze kosten ook wel hebben gemaakt als de auto in orde zou zijn geweest, maar hij heeft er na ontbinding geen profijt van en [gedaagde] heeft er in dat stadium wel profijt van; de kosten zijn gemaakt doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding plaatsvindt.
De conclusie op dit onderdeel is dat de rechtbank € 1.416,51 toewijst en de vordering voor het overige afwijst (€ 2.840,89 -/- € 326,88 -/- € 400,00 -/- € 697,50 = € 1.416,51).
4.3. Het derde thema in de zaak betreft de vergoedingen voor kosten, waar [eiser] aanspraak op maakt.
(1) Buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank wijst deze vordering af. Het gaat om een transactie tussen particulieren. Daarom moest [eiser] uitleggen wat voor werkzaamheden zijn verricht die niet behoren tot het werk dat valt onder de geliquideerde proceskostenvergoeding. De rechtbank vindt dat [eiser] dit niet voldoende heeft gedaan.
(2) [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
(3) Hierbij komen nog de kosten van [B] en de kosten van Dekra, in totaal € 3.380,14 ( [B] € 2.176,19 inclusief btw en Dekra € 1.203,95 inclusief btw; een post op de nota van [B] , € 302,50 voor huurauto, wordt hier niet gevorderd; € 2.478,69 totale nota [B] -/- € 302,50 = € 2.176,19). De rechtbank vindt dat deze kosten in omvang redelijk zijn en ook in redelijkheid zijn gemaakt, zodat de rechtbank deze posten toewijst. De rechtbank merkt hier op dat het vereiste onderzoek bewerkelijk is en bijzondere expertise vergt (de motor moet worden opengemaakt). Anders dan [gedaagde] heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het niet is gebleken dat het onderzoek van [B] niets heeft bijgedragen: de auto stond stil, dus het enkele feit dat het onderzoek later heeft plaatsgevonden dan wat mogelijk was, betekent nog niet dat het onderzoek zinloos was. Het onderzoek heeft inzicht gegeven in de problematiek.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig door [eiser] is ontbonden,
5.2. veroordeelt [gedaagde] € 18.950,00, € 1.416,51 en € 3.380,14 aan [eiser] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf * 26 maart 2024 over € 18.950,00* vanaf 9 april 2024 over € 1.416,51
- vanaf 16 juni 2025 over € 3.380,14 telkens tot de dag van volledige betaling,
5.3. wijst af het meer of anders gevorderde,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.212,39, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald,
5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.