Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18.060369.24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 en 18 september 2025. Verdachte is beide dagen verschenen, bijgestaan door mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 25 september 2025.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:

  1. primair mensenhandel in vereniging door middel van seksuele uitbuiting ten aanzien

van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, te Drachten, in elk geval in Nederland subsidiair medeplegen van uitlokking van het primaire feit meer subsidiair medeplichtigheid aan het primaire feit

  1. primair medeplegen van mensensmokkel uit winstbejag ten aanzien van [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]

subsidiair medeplegen van uitlokking van het primaire feit

  1. medeplegen van handelen in/bezit van 4,5 gram cocaïne pleegdatum 3 april 2024, in Leeuwarden

De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

Inleiding

In de periode van maart 2023 tot en met 30 januari 2024 werden door de politie Noord-Nederland prostitutiecontroles gedaan in diverse woningen in Friesland naar aanleiding van seksadvertenties met signalen van mensenhandel. In de betreffende woningen woonden diverse bij de politie bekende drugsgebruikers en werden [nationaliteit] prostituees aangetroffen. Uit het politieonderzoek volgt dat verschillende Chinese en Belgische personen zich bezighielden met de prostitutie van deze dames. De politie heeft het onderzoek afgebakend en gericht op een (mogelijk) lokaal netwerk in Noord-Nederland. Het openbaar ministerie heeft vervolgens verdachte en vier medeverdachten (te weten medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) gedagvaard wegens (het spelen van een rol bij) de seksuele uitbuiting en mensensmokkel van een of meer van de aangetroffen [nationaliteit] prostituees.

De rechtbank zal hieronder eerst - kort samengevat - de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Daarna volgen algemene overwegingen met betrekking tot mensenhandel en mensensmokkel, overwegingen met betrekking tot de rol van verdachte hierbij en het oordeel van de rechtbank.

Tijdens de aanhouding van verdachte heeft de politie drugs aangetroffen (feit 3); hierop zal de rechtbank als laatste ingaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3.

De officier van justitie heeft er met betrekking tot feit 1 en 2 in algemene zin op gewezen dat de verschillende verdachten in het onderzoek met elkaar communiceerden over de verhuur van woningen voor prostitutie. Er was sprake van huisvesten van prostituees waarbij is geprofiteerd van inkomsten uit sekswerk met het oogmerk van uitbuiting, waarbij gebruik werd gemaakt van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.

De officier van justitie heeft voorts verwezen naar stukken in het dossier waaruit onder meer kan worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) door verdachte is benaderd om vrouwen te huisvesten, dat verdachte telefonisch contact had met diverse medeverdachten in het onderzoek, maar ook met een [nationaliteit] vrouw die in de woning van een van de medeverdachten verbleef.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs. [medeverdachte 2] heeft bij de politie een belastende verklaring over verdachte afgelegd, maar beriep zich tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht. Dit betekent dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van het ondervragingsrecht, terwijl de verklaring van [medeverdachte 2] bij de politie moet worden gezien als sole and decisive”. Ingevolgde de Vidgen-jurisprudentie dient de verklaring van [medeverdachte 2] bij de politie dan ook te worden uitgesloten van het bewijs.

Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is voor (voorwaardelijk) opzet van verdachte op seksuele uitbuiting. Verdachte heeft verklaard dat hij iets had gehoord over kamerverhuur en heeft dit slechts doorgegeven aan [medeverdachte 2] . Het opzet op het gronddelict ontbreekt, waardoor geen van de onder feit 1 ten laste gelegde varianten bewezen kan worden.

De raadsman stelt dat überhaupt niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn uitgebuit. Het is mogelijk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelfstandige, mondige [nationaliteit] prostituees waren die zelf een soort reclamebureau hebben ingeschakeld en een seksadvertentie hebben laten plaatsen. [slachtoffer 1] heeft bovendien geen klanten ontvangen.

Oordeel van de rechtbank Verweer met betrekking tot de bruikbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dient te worden uitgesloten van het bewijs nu de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren doordat [medeverdachte 2] zich op zijn verschoningsrecht heeft beroepen.

Naar vaste rechtspraak brengt de enkele omstandigheid dat een getuige die voor een rechter is opgeroepen en daar is verschenen, weigert een verklaring af te leggen, niet mee dat inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM gewaarborgde recht (het ondervragingsrecht van de verdachte). Dat ligt anders wanneer de door die getuige bij de politie afgelegde verklaring in onvoldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, en dus sole and decisive is.

Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 2] - kort gezegd - heeft verklaard dat “ [verdachte] ” (de rechtbank begrijpt: verdachte) hem heeft gevraagd om de in zijn woning aangetroffen vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) te huisvesten. Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate steun in het dossier. Verdachte heeft zelf namelijk - kort gezegd - verklaard dat hij van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) had gehoord over “dames en kamerverhuur” en dat hij [medeverdachte 2] heeft gevraagd of hij een kamer te huur had. Ook blijkt uit het dossier van telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 2] (zoals hierna nader te bespreken) en straalde de telefoon van verdachte driemaal een mast aan in de buurt van de woning van [medeverdachte 2] .

Nu de verklaring van [medeverdachte 2] niet als sole and decisive kan worden aangemerkt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring uit te sluiten van het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer daarom.

Feit 1 Juridisch kader mensenhandel Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel staat in titel XVIII, de titel die ziet op de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Uitbuiting moet daarbij beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke of geestelijke integriteit en vrijheid. De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die deel uitmaken van artikel 273f Sr.

De opbouw van de (aan verdachte ten laste gelegde) sub-onderdelen van artikel 273f Sr is als volgt. Er is telkens een gedraging (bij sub 1 o.a. huisvesten, bij sub 4 het dwingen/bewegen zich beschikbaar stellen voor het verrichten van arbeid of diensten, bij sub 6 en 9 voordeel trekken) beschreven. In het geval van sub 1, 4 en 6 is vereist dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van een dwangmiddel (dwang, (dreiging met) geweld, (dreiging met) een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie). Er dient een causaal verband te bestaan tussen het gebruik van het dwangmiddel en de gedraging. Ten aanzien van alle ten laste gelegde sub-onderdelen geldt dat sprake dient te zijn van (oogmerk van) uitbuiting.

De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de artikel 273f, eerste lid, Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. 1 De rechtbank ziet deze elementen als communicerende vaten: een beperkt gewicht van de ene factor kan worden gecompenseerd door een groter gewicht van de andere factoren. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting.

Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant indien één van de in artikel 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt.

Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie overweegt de rechtbank dat een kwetsbare positie onder andere het gevolg kan zijn van illegale binnenkomst of illegaal verblijf, ongedocumenteerde status, verslaving of een psychische of lichamelijke handicap. Ten aanzien van het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht overweegt de rechtbank dat dit veelal uit de omstandigheden kan worden afgeleid.

Voor een bewezenverklaring van (een van) de misbruik-dwangmiddelen is vereist dat een verdachte zich ook daadwerkelijk bewust was van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit de kwetsbare positie of het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn.

Overwegingen met betrekking tot feit 1 (mensenhandel) Uit het dossier leidt de rechtbank met betrekking tot verdachte en de op de tenlastelegging genoemde vrouwen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de volgende feiten en omstandigheden af.

Naar aanleiding van prostitutiecontroles werd [slachtoffer 1] in de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen op 28 november 2023 en [slachtoffer 2] op 30 januari 2024. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd om de in zijn woning aangetroffen vrouw (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) te huisvesten en dat hij de sleutel van zijn woning aan verdachte heeft gegeven.

Verdachte heeft verklaard dat hij had gehoord over “dames en kamerverhuur” en dat hij [medeverdachte 2] enkel heeft gevraagd of hij een kamer te huur had. Verdachte heeft aangegeven dat hij enkel aan [medeverdachte 2] had doorgegeven wat hij van medeverdachte [medeverdachte 1] had gehoord. Hij kent [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet en heeft er verder niets mee te maken. Noch heeft hij hier geld voor ontvangen.

De rechtbank constateert dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze de huurbaas van de woning heeft betaald, maar heeft verdachte niet herkend op een haar getoonde foto. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze aan een vrouw heeft betaald voor de woning. Ook [slachtoffer 1] heeft na een confrontatie met een foto van verdachte gezegd dat ze hem niet kent.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier feitelijk gezien hooguit kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] heeft getipt dat hij vrouwen kon huisvesten en dat die vrouwen vervolgens vanuit de woning van [medeverdachte 2] in de prostitutie hebben gewerkt.

Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte met anderen - zoals [medeverdachte 1] - contact heeft gehad over [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , over de omstandigheden waarin zij zich bevonden en wat zij in de woning zouden gaan doen. Evenmin is gebleken dat verdachte in het algemeen wist dat de vrouwen

die (mogelijk) in de woning van [medeverdachte 2] zouden komen van [nationaliteit] afkomst waren en illegaal prostitutiewerk zouden gaan doen. Bij gebrek aan bewijs over enige kennis van verdachte op deze voor de beoordeling van seksuele uitbuiting essentiële punten kan de rechtbank niet anders dan verdachte vrijspreken van (medeplegen van, uitlokken van en medeplichtigheid aan) seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Immers kan niet bewezen worden dat verdachte zelf het oogmerk van uitbuiting van deze vrouwen had, noch dat hij opzet had op de seksuele uitbuiting van deze vrouwen door anderen.

De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van feit 1.

Feit 2 (mensensmokkel) Onder verwijzing naar de hiervoor opgenomen overwegingen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hun verblijf wederechtelijk was, laat staan dat hij dit heeft gedaan uit winstbejag. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van feit 2, het medeplegen van mensensmokkel ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Feit 3 De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat enkel sprake is van aanwezig hebben van cocaïne. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

.

Bewezenverklaring De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 3 april 2024 in Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 4,5 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder feit 3 bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Standpunt van de verdediging De raadsman heeft gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr) voor feit 3 of om de zaak af te splitsen. Strafoplegging voor feit 3 zou volgens de raadsman betekenen dat aan verdachte geen schadevergoeding toekomt voor de dagen die hij ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht als gevolg van de verdenking van mensenhandel en -smokkel. De raadsman heeft toegezegd om een later verzoek tot schadevergoeding te matigen met 500,00, om op die manier tegemoet te komen aan het feit dat volgens de oriëntatiepunten een geldboete het uitgangspunt is voor bezit van een kleine hoeveelheid cocaïne.

Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage van onder meer 14 februari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bezit van cocaïne. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is belastend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande vormen van criminaliteit. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Voor het aanwezig hebben van 0-10 gram harddrugs is het uitgangspunt een geldboete van 750,-.

De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitganspunt af te wijken, evenmin in het betoog van de raadsman met betrekking tot de door verdachte te vorderen schadevergoeding voor de ondergane voorlopige hechtenis voor feit 1 en 2. Ook ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om de zaak af te splitsen. Het is niet aan de rechtbank om vooruit te lopen op de eventuele toekenning van een schadevergoeding. Bovendien volgt uit dit vonnis onmiskenbaar dat verdachte is vrijgesproken van feit 1 en 2, zijnde de feiten waarvoor hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Bij een mogelijke toekomstige procedure omtrent het vorderen van schadevergoeding zal de rechter die daarover oordeelt kunnen kennisnemen van (de strafmotivering van) dit vonnis, en staat het de raadsman uiteraard vrij om aandacht te vragen voor de reden van het opleggen van de geldboete.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

betaling van een geldboete ten bedrage van 750,00(zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. H. Eising en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2025.

Mrs. Eising en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage

Tenlastelegging

hij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] en/of op een of meerdere andere locaties) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (de heer) [medeverdachte 2] en/of een of meerdere andere mededaders, althans alleen, (A) een of meerdere anderen, te weten:

(telkens)

heeft

(B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van een of meerdere anderen, te weten (mevrouw) [slachtoffer 1] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 1] ”, en/of (mevrouw) [slachtoffer 2] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 2] ”, (sub 6)

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn andere mededaders:

(zulks) terwijl die anderen, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] :

(aldus) terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevonden en/of van verdachte en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn andere mededaders afhankelijk waren/was, waaraan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich niet hebben/heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen weerstand aan verdachte en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn andere mededaders hebben/heeft kunnen bieden;

althans, indien en voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden

(De heer) [medeverdachte 2] (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] ) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere andere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere mededaders, althans alleen, (A) een of meerdere anderen, te weten:

(telkens)

heeft

(B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van een of meerdere anderen, te weten (mevrouw) [slachtoffer 1] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 1] ”, en/of (mevrouw) [slachtoffer 2] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 2] ”, (sub 6) immers hebben/heeft die [medeverdachte 2] en/of die mededaders:

(zulks) terwijl die anderen, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] :

(aldus) terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevonden en/of van die [medeverdachte 2] en/of de mededaders van die [medeverdachte 2] en/of verdachte en/of de mededaders van verdachte afhankelijk waren/was, waaraan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich niet hebben/heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen weerstand aan die [medeverdachte 2] en/of de mededaders van die [medeverdachte 2] en/of verdachte en/of de mededaders van verdachte hebben/heeft kunnen bieden,

welk(e) feit(en) hij, verdachte, (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] en/of op een of meerdere andere locaties) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere andere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere mededaders, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders:

konden en/of moesten verrichten, en/of

althans, indien en voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden

een of meerdere (mede)daders (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari, (op het adres [adres] en/of op een of meerdere andere locaties) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere (andere) mededaders, althans alleen, (A) een of meerdere anderen, te weten:

(telkens)

heeft

  • gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, (sub 9) en/of

(B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van een of meerdere anderen, te weten (mevrouw) [slachtoffer 1] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 1] ”, en/of (mevrouw) [slachtoffer 2] , (althans een vrouw/persoon) met de werknaam “ [werknaam slachtoffer 2] ”, (sub 6)

immers hebben/heeft die (mede)daders:

(zulks) terwijl die anderen, te weten die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] :

(aldus) terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare positie bevonden en/of van die (mede)daders afhankelijk waren/was, waaraan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich niet hebben/heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen weerstand aan die (mede)daders hebben/heeft kunnen bieden,

bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] en/of op een of meerdere andere locaties) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere andere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (de heer) [medeverdachte 2] en/of een of meerdere andere mededaders, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn andere mededaders:

hij (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] en/of een of meerdere andere locaties) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (de heer) [medeverdachte 2] en/of een of meerdere andere mededaders, althans alleen, een of meerdere anderen, te weten:

uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hen, althans haar, daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn andere mededaders: die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in (een kamer in) de woning (van die [medeverdachte 2] ) op het adres [adres] te Drachten ondergebracht en/of (een kamer in) die woning (ten behoeve van verblijf en/of het verrichten van prostitutiewerkzaamheden) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verhuurd en/of (tegen betaling) ter beschikking gesteld en/of (tegen betaling) voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geregeld, terwijl hij, verdachte, en die [medeverdachte 2] en/of die andere mededaders wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;

althans, indien en voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden

(De heer) [medeverdachte 2] (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, althans op of omstreeks 28 november 2023 en/of op of omstreeks 30 januari 2024, (op het adres [adres] ) te Drachten, in elk geval (op een of meerdere andere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere mededaders, althans alleen, een of meerdere anderen, te weten:

uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hen, althans haar, daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,

immers hebben/heeft die [medeverdachte 2] en/of zijn mededaders: die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in (een kamer in) de woning (van die [medeverdachte 2] ) op het adres [adres] te Drachten ondergebracht en/of (een kamer in) die woning (ten behoeve van verblijf en/of het verrichten van prostitutiewerkzaamheden) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] verhuurd en/of (tegen betaling) ter beschikking gesteld en/of (tegen betaling) voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geregeld,

welk(e) feit(en) hij, verdachte, (op een of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024, (op het adres [adres] en/of op een of meerdere andere locaties) te Drachten, althans (op een of meerdere locaties) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere mededaders, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen,

immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders:

terwijl hij, verdachte, en die [medeverdachte 2] en/of die andere mededaders van verdachte en/of die [medeverdachte 2] wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;

hij op of omstreeks 3 april 2024 in Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere mededaders, althans alleen, (telkens) opzettelijk

een hoeveelheid van (ongeveer) 4,5 gram cocaïne, in elk geval (zijnde) een of meerdere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

  1. HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 ( Chinese Horeca), HR 24 november 2015,

ECLI:NL:HR:2015:3309.