Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3264 - Rechtbank Noord-Nederland - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:326412 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 11425139 / EL EXPL 24-39

vonnis van de kantonrechter d.d. 12 augustus 2025

inzake

[eiser] wonende te [woonplaats] , eiser in conventie, verweerder in reconventie, gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),

tegen

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.

1 Het verdere procesverloop

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • het vonnis in het incident van 8 april 2025;

  • de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;

  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;

  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties in conventie.

1.2. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Een adviseur van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) heeft tijdens een huisbezoek aan [eiser] met hem gesproken over zijn financiële situatie en wensen.

2.2. [eiser] heeft vervolgens via [bedrijf] als tussenpersoon, op 14 maart 2001 een effectenleaseovereenkomst met (de rechtsvoorgangers van Dexia) gesloten, te weten een Capital Effect-overeenkomst met contractnummer [nummer] .

2.3. De overeenkomst is in 2012 beëindigd op verzoek van [eiser] . Daarbij is een restschuld ontstaan die door [eiser] gedeeltelijk aan Dexia is betaald.

2.4. Bij brief van 28 augustus 2007 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Dexia geschreven dat [eiser] zich beroept op de nietigheid van de hiervoor genoemde effectenleaseovereenkomst en dat deze overeenkomsten voor zover nodig wordt vernietigd c.q. ontbonden op grond van (onder meer) een onrechtmatige daad. Voorts wordt Dexia in de brief verzocht - en voor zover nodig gesommeerd - om binnen twee weken alle betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen.

2.5. Vanaf omstreeks medio 2002 zijn de effectenleaseproducten van Dexia onderwerp geweest van meerdere juridische procedures. Onder meer door het aanbieden van het zogenaamde "Dexia Aanbod" en door de zogenaamde "Duisenberg regeling" heeft Dexia geprobeerd de geschillen met haar afnemers minnelijk te regelen. Op 25 januari 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam de "Duisenberg regeling" verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). [eiser] heeft door middel van een zogenaamde "opt-out-verklaring" aangegeven niet aan die regeling gebonden te willen zijn.

2.6. Bij brief van 19 september 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012), 12 oktober 2018 (Timmermans/Dexia, ECLI:NL:HR:2018:1935) en HR 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:862), Dexia verzocht om al hetgeen onverschuldigd is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

3 De vordering in conventie

3.1. [eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens [eiser] tekort is geschoten op de in de dagvaarding genoemde gronden; II. te verklaren voor recht dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden; III. Dexia te veroordelen om de schade die [eiser] door het onrechtmatig handelen van Dexia heeft geleden te vergoeden en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen al hetgeen [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, telkens vanaf de dag van de door [eiser] gedane betalingen, althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening, te voldoen binnen drie weken na betekening van het vonnis in de onderhavige procedure; IV. Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] conform rapport Voorwerk II, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen drie weken na betekening van het vonnis in de onderhavige procedure; V. Dexia te veroordelen in de kosten van het geding, salaris gemachtigde daaronder begrepen, alsmede in de nakosten, welke nakosten worden begroot op een half punt van het liquidatietarief met een maximum van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proces-en de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn voldaan.

3.2. Dexia voert verweer.

3.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De vordering in reconventie

4.1. Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomst van effectenlease met nummer [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.2. [eiser] voert verweer.

4.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling in conventie

5.1. Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door in strijd te handelen met artikel 41 van de toenmalige Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999), alsmede door schending van haar precontractuele zorgplichten. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt. Waarschuwingsplicht en causaal verband

5.2. [eiser] verwijt Dexia in de eerste plaats dat zij haar waarschuwingsplicht jegens [eiser] heeft geschonden. Volgens Dexia is het weliswaar juist dat de Hoge Raad in zijn arrest van 5 juni 2009 (De Treek/Dexia, ECLI:NL:HR:2009:BH2815) heeft geoordeeld dat Dexia gehouden was om afnemers bij het aangaan van een effectenleaseovereenkomst indringend te waarschuwen voor het risico van een restschuld, maar daar staat volgens Dexia tegenover dat dit risico zeer eenvoudig uit de tekst van de overeenkomsten zelf kon worden afgeleid. Indien evenwel wordt aangenomen dat Dexia haar waarschuwingsplicht heeft geschonden, betwist Dexia het bestaan van een causaal verband tussen het schenden van de waarschuwingsplicht door Dexia en het aangaan van de overeenkomsten door [eiser] . Voor zover de kantonrechter een schending van de waarschuwingsplicht aanneemt, dan resulteert dit in een verplichting om slechts twee derde gedeelte van de restschuld te vergoeden. [eiser] heeft de stellingen van Dexia gemotiveerd betwist. De kantonrechter overweegt als volgt

5.3. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat Dexia of [bedrijf] [eiser] bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomst indringend heeft gewaarschuwd voor het restschuldrisico. In de overeenkomst zelf wordt geen melding gemaakt van een eventueel risico op een restschuld. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van [eiser] dat Dexia niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. Dexia heeft aldus onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Zoals hieronder zal blijken, slaagt het beroep van Dexia op eigen schuld niet. Dexia is daarom volledig schadeplichtig. De betwisting van Dexia van het bestaan van voldoende causaal verband tussen het sluiten van de overeenkomst en de schending van de waarschuwingsplicht, zal de kantonrechter passeren. De Hoge Raad heeft in voornoemd arrest van 5 juni 2009 (De Treek/Dexia) onder meer geoordeeld dat het causaal verband tussen het verzuim van de waarschuwingsplicht en het sluiten van de overeenkomst in beginsel aanwezig is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [eiser] welbewust het risico op een mogelijke restschuld heeft aanvaard, zodat de kantonrechter het gestelde causaal verband tussen de door [eiser] gevorderde schade en het verzuim van de waarschuwingsplicht, aanwezig acht. Het beroep van Dexia op verjaring van de vordering op basis van schending van (alleen) artikel 41 NR 1999 wordt verworpen. Dexia miskent hierbij dat de vordering van [eiser] is gebaseerd op onrechtmatig handelen door Dexia. Dat dit beroep op onrechtmatig handelen door [eiser] pas voor het eerst in deze procedure is gedaan, is gesteld noch gebleken.

5.4. [eiser] verwijt Dexia voorts dat zij haar informatieverplichting heeft geschonden. Gelet op het feit dat de schending van de bijzondere zorgplicht door Dexia al vast staat, zal de kantonrechter dit verwijt onbesproken laten.

Schending artikel 41 NR 1999

5.5. Daarnaast stelt [eiser] , verkort weergegeven, dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren via [bedrijf] terwijl het [bedrijf] als cliëntenremisier zonder vergunning ex artikel 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995) niet was toegestaan om [eiser] te adviseren om effectenleaseovereenkomsten met Dexia aan te gaan en Dexia dit wist, althans dit behoorde te weten. Dexia heeft deze stelling gemotiveerd betwist.

5.6. De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. In 2016 heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012) onder meer geoordeeld, samengevat weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Indien de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt, maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden en Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn, schendt Dexia niet alleen haar zorgplicht, maar handelt zij ook in strijd met artikel 41 NR 1999. Dit levert volgens de Hoge Raad een (extra) onrechtmatigheidsgrond op, die Dexia zwaar wordt aangerekend. Dit komt doordat een cliënt die is geadviseerd door een dienstverlener (beleggingsadviseur) minder snel bedacht hoeft te zijn op en zich minder snel uit eigen beweging hoeft te verdiepen in niet vermelde risico's dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenleaseproduct. De Hoge Raad oordeelt daarnaast dat niet hoeft te worden aangetoond dat Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier niet over een vergunning beschikte toen zij ten opzichte van de belegger mede als beleggingsadviseur optrad. Dexia moet als professionele effecteninstelling (geacht worden te) weten dat een cliëntenremisier die tevens adviseert, de grenzen van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 overschrijdt. Daarom lag het ook op haar weg om, als zij wist of behoorde te weten dat een tussenpersoon mede in de hoedanigheid van beleggingsadviseur was opgetreden, te onderzoeken of die tussenpersoon over de daartoe benodigde vergunning beschikte. Indien daarvan geen sprake was had Dexia moeten weigeren met de particuliere belegger te contracteren. In zijn arresten van 12 oktober 2018 (Timmermans/Dexia, ECLI:NL:HR:2018:1935) en van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:862) bevestigt de Hoge Raad het voorgaande nogmaals uitdrukkelijk.

5.7. Voor zover Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar toenmalig recht niet vergunningplichtig was wijst de kantonrechter op (nummer 39 van) het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), welk vonnis heeft geleid tot het al meermalen genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022. Aldaar heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462) dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijk recht van de Europese Unie. De kantonrechter neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne.

5.8. In voornoemd arrest van 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad voorts geoordeeld dat de reikwijdte van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 als volgt dient te worden bepaald:

5.9. Voor de beoordeling of de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst heeft gedaan, kunnen volgens de Hoge Raad de volgende omstandigheden van belang zijn:

5.10. In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, ook indien voornoemde omstandigheden niet worden vastgesteld, de mogelijkheid bestaat dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als hiervoor genoemd in rechtsoverweging 5.6., namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.

5.11. Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de kantonrechter als volgt. Niet in geschil is dat [bedrijf] is opgetreden als effectenbemiddelaar. Een effectenbemiddelaar die mogelijke cliënten aanbrengt bij een effecteninstelling wordt ook cliëntenremisier genoemd. Cliëntenremisiers zoals [bedrijf] waren uit hoofde van artikel 12 van de Vrijstellingsregeling Wte 1995 vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 7 lid 1 Wte 1995, om cliënten aan te brengen bij een effecteninstelling als Dexia. Op grond van artikel 21 lid 1 Wte 1995 moesten effectenbemiddelaars die van de vergunningplicht waren vrijgesteld, worden ingeschreven in het in dit artikel genoemde register. Voornoemde vrijstelling was slechts beperkt tot werkzaamheden als cliëntenremisier. De effecteninstelling die wist of behoorde te weten dat een cliëntenremisier een aangebrachte belegger vergunningplichtige diensten heeft verleend zonder over de noodzakelijke vergunning te beschikken en deze belegger niettemin als cliënt accepteert, handelt in strijd met artikel 41 NR 1999 en daarmee onrechtmatig jegens die belegger.

5.12. De kantonrechter zal voor het antwoord op de vraag of sprake is van schending van artikel 41 NR 1999 dienen te beoordelen of [bedrijf] haar vrijstelling te buiten is gegaan en vergunningplichtige diensten heeft verleend, alsmede of Dexia dit wist of behoorde te weten. Vast staat tussen partijen dat [bedrijf] niet over een vergunning ex artikel 7 lid 1 Wte 1995 beschikte.

5.13. [eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende. [eiser] is via zijn ouders in contact gekomen met een medewerker van [bedrijf] . Vervolgens heeft een huisbezoek plaatsgevonden om de financiële situatie van [eiser] door te nemen met de financieel adviseur van [bedrijf] . De ouders van [eiser] zijn bij dit gesprek aanwezig geweest. Tijdens het gesprek heeft de adviseur van [bedrijf] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser] . Zo is met de adviseur gesproken over het feit dat [eiser] nog thuis woonde bij zijn ouders. Ook is gesproken over het feit dat [eiser] werkzaam was in de bouw, maar op dat moment een ziektewetuitkering ontving. De vaste maandlasten van [eiser] zijn ook met de adviseur besproken. Zo moest [eiser] kostgeld betalen aan zijn ouders, maar had hij daarnaast weinig vaste lasten. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser] om vermogen op te bouwen voor de toekomst. De adviseur heeft aangegeven dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist. De adviseur heeft [eiser] geadviseerd om een Capital Effect-product van Bank Labouchere af te sluiten. De adviseur heeft, op basis van de gegevens van [eiser] , geadviseerd om een maandelijkse inleg te betalen van ongeveer NLG 250,-. Volgens de adviseur zou [eiser] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen voor de toekomst. De adviseur heeft [eiser] digitale rekenvoorbeelden getoond, waarmee hij heeft laten zien wat het Capital Effect-product na een aantal jaren zou opleveren. Dit waren zeer gunstige voorspellingen en dit heeft [eiser] nog meer geënthousiasmeerd om het Capital Effect-product af te sluiten.

5.14. De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld zou worden belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eiser] had geweten van deze risico’s, dan had hij de overeenkomst niet afgesloten.

5.15. [eiser] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft uit vertrouwen in de deskundigheid van de adviseur het advies van de adviseur opgevolgd. [eiser] heeft een Capital Effect-overeenkomst afgesloten met een maandelijkse betaling van NLG 249,24. De aanvraag voor de Capital Effect-overeenkomst is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomst is per post naar [eiser] verzonden. [eiser] heeft de overeenkomst ondertekend en vervolgens per post retour gestuurd, waarna de adviseur ervoor heeft gezorgd dat de getekende overeenkomst in goede orde bij Bank Labouchere terecht is gekomen.

5.16. [eiser] heeft de overeenkomst in het geding gebracht. Hierop wordt [bedrijf] als adviseur vermeld. [eiser] heeft ook een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van [bedrijf] overgelegd en gewezen op de bedrijfsomschrijving die luidt: “Advisering en bemiddeling bij pensioenen, hypotheken, sparen en beleggingen, assurantien, alsmede kredieten”. Dexia is bij vonnis in incident bevolen om het aanvraagformulier in het geding te brengen en zij heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Op het aanvraagformulier wordt [bedrijf] als adviseur vermeld.

5.17. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia voornoemde gang van zaken onvoldoende adequaat weersproken. Uit deze gang van zaken kan naar het oordeel van de kantonrechter worden afgeleid dat [bedrijf] zich niet heeft beperkt tot het verstrekken van algemene informatie over effectenleaseproducten. De tussenpersoon heeft geïnformeerd naar de financiële wensen en financiële omstandigheden van [eiser] waaronder zijn woonsituatie en zijn vaste lasten. Daarnaast heeft de adviseur [eiser] geadviseerd over de te betalen maandtermijn en dit bedrag komt overeen met maandelijkse termijnen die [eiser] op grond van de effectenleaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. Voornoemde omstandigheden brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat [eiser] voldoende adequaat heeft onderbouwd dat [bedrijf] [eiser] een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan tot het aangaan van specifieke effectenleaseovereenkomst, namelijk de Capital Effect-overeenkomst. Gelet op de (met stukken) onderbouwde stellingen van [eiser] had het op de weg van Dexia gelegen om haar betwistingen nader te substantiëren en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat er geen gesprek is gevoerd of dat er geen op de persoon toegespitst advies is gegeven en opgevolgd. Dit heeft Dexia nagelaten. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting komt de kantonrechter daarom niet toe aan het (tegen)bewijsaanbod van Dexia.

Wetenschap advisering

5.18. Dexia heeft voorts betwist dat zij wist of moest weten dat [bedrijf] beleggingsadvies gaf, dat mede inhield een effectenleaseovereenkomst met Dexia te sluiten. De kantonrechter overweegt omtrent de wetenschap van Dexia als volgt.

5.19. In vergelijkbare zaken bij deze rechtbank, waaronder een vonnis van 24 juni 2020 (Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, ECLI:NL:RBNNE:2020:2219), alsmede in vergelijkbare zaken bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaronder de arresten van 3 november 2020 (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2020:8984), is wetenschap bij Dexia aangenomen in zaken waarin een tussenpersoon (in die gevallen betrof het Spaar Select) heeft geadviseerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zijn oordeel bevestigd in een recent arrest van 5 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:5730). De kantonrechter is van oordeel dat die overwegingen over de wetenschap van Dexia ook hier van toepassing zijn (zie onder meer rechtsoverwegingen 5.28 en 5.29 van het vonnis van 24 juni 2020). Hetgeen Dexia in deze procedure overigens nog tot haar verweer heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat Dexia wist en in ieder geval had behoren te weten dat er vergunningplichtig advies werd gegeven.

Aansprakelijkheid Dexia

5.20. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [bedrijf] haar vrijstelling te buiten is gegaan door vergunningplichtige diensten te verlenen in de vorm van beleggingsadvies en dat Dexia daarvan wist, althans behoorde te weten. Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de onderhavige effectenleaseovereenkomst te verifiëren of zij die kon en mocht aangaan. Door de overeenkomst met [eiser] te sluiten in plaats van te weigeren, heeft Dexia haar verplichtingen ingevolge artikel 41 NR 1999 geschonden.

Onrechtmatige daad

5.21. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zowel vanwege schending van artikel 41 NR 1999, als vanwege schending van haar zorgplicht (waarschuwingsplicht). De gevorderde verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld acht de kantonrechter daarom toewijsbaar.

Schade

5.22. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat Dexia de door [eiser] gevorderde schade, bestaande uit al hetgeen [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomst, volledig dient te vergoeden. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie onder meer voornoemde arresten Beckers/Dexia en Timmermans/Dexia ). Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.

5.23. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden, toewijsbaar is.

Verrekening voordelen

5.24. Partijen zijn het erover eens dat daadwerkelijk genoten voordeel op de door [eiser] geleden schade in mindering mag worden gebracht. Beide partijen zijn het erover eens dat het fiscaal voordeel van € 618,40 en het ontvangen dividend van € 2.837,04 daarom in mindering strekken op de door [eiser] geleden schade. Dit leidt tot de slotsom dat de gevorderde vergoeding van al hetgeen [eiser] aan Dexia heeft betaald, als volgt zal worden toegewezen:

betaalde inleg € 14.784,26 betaalde restschuld € 160,74 + totaal betaald € 14.945,00 fiscaal voordeel € 618,40 – ontvangen dividend € 2.837,04 – totale schade [eiser] € 11.489,56

5.25. De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de geleden schade, telkens vanaf de dag dat [eiser] aan Dexia heeft betaald, acht de kantonrechter ook toewijsbaar (zie het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198). De door [eiser] gevorderde voldoening van voornoemde bedragen binnen drie weken na betekening van dit vonnis zal als niet betwist eveneens worden toegewezen.

Buitengerechtelijke kosten

5.26. De door [eiser] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) komen de buitengerechtelijke werkzaamheden die door [eiser] zijn gesteld niet voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft weliswaar betoogd dat de buitengerechtelijke werkzaamheden niet identiek zijn aan de eerdere zaken van zijn gemachtigde Leaseproces, maar het is de kantonrechter onvoldoende gebleken dat er werkzaamheden aan de orde zijn geweest die wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Proceskosten

5.27. Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:

  • dagvaarding € 135,97

  • griffierecht € 248,00

  • salaris gemachtigde € 1.015,00 (2,5 punten x € 406,00)

Totaal € 1.398,97.

5.28. De nakosten zullen worden toegewezen zoals gevorderd, op de wijze als in het dictum bepaald.

5.29. De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beoordeling in reconventie

6.1. De in conventie toegewezen vergoeding van schade staat in de weg aan een toewijzing van de reconventionele vorderingen van Dexia.

Proceskosten

6.2. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:

  • salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten × € 271,00).

7 De beslissing

De kantonrechter

in conventie

7.1. verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, zowel vanwege schending van artikel 41 NR 1999 als vanwege schending van haar zorgplicht (waarschuwingsplicht);

7.2. verklaart voor recht dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden;

7.3. veroordeelt Dexia tot betaling van de door [eiser] geleden schade van € 11.489,56 te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de dag der door [eiser] gedane betalingen tot aan de dag van volledige betaling, te voldoen binnen drie weken na betekening van dit vonnis;

7.4. veroordeelt Dexia in de proceskosten in conventie aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 1.398,97, en in de nakosten, begroot op € 100,00, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening. De nakosten worden vermeerderd met de kosten van betekening als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

7.5. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

7.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

in reconventie

7.7. wijst de vorderingen af;

7.8. veroordeelt Dexia in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 542,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.

46593