Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3229 - Rechtbank Noord-Nederland - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:322912 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 11264097 / EL EXPL 24-29

vonnis van de kantonrechter d.d. 12 augustus 2025

inzake

[eisende partij] , beiden wonende te [woonplaats] , eisers in conventie, verweerders in reconventie, gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),

tegen

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.

1 Het verdere procesverloop

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • het vonnis in het incident van 11 februari 2025;

  • de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;

  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;

  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties in conventie.

1.2. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Een adviseur van [verzekeringsbedrijf] heeft tijdens een huisbezoek aan [eisende partij] . met hem gesproken over zijn financiële situatie en wensen.

2.2. [eisende partij] . heeft vervolgens via [verzekeringsbedrijf] vier effectenleaseovereenkomsten met (de rechtsvoorgangers van Dexia) gesloten, te weten:

.

2.3. De overeenkomsten zijn in 2007 beëindigd op verzoek van [eisende partij] . Daarbij is geen restschuld ontstaan. Een surplus van € 2.922,92 is aan [eisende partij] . uitgekeerd.

2.4. Bij brief van 2 februari 2007 heeft de gemachtigde van [eisende partij] . aan Dexia geschreven dat [eisende partij] . zich beroept op de nietigheid van de hiervoor genoemde effectenleaseovereenkomsten en dat deze overeenkomsten voor zover nodig wordt vernietigd c.q. ontbonden op grond van (onder meer) een onrechtmatige daad. Voorts wordt Dexia in de brief verzocht - en voor zover nodig gesommeerd - om binnen twee weken alle betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen.

2.5. Vanaf omstreeks medio 2002 zijn de effectenleaseproducten van Dexia onderwerp geweest van meerdere juridische procedures. Onder meer door het aanbieden van het zogenaamde "Dexia Aanbod" en door de zogenaamde "Duisenberg regeling" heeft Dexia geprobeerd de geschillen met haar afnemers minnelijk te regelen. Op 25 januari 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam de "Duisenberg regeling" verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM). [eisende partij] . heeft door middel van een zogenaamde "opt-out-verklaring" aangegeven niet aan die regeling gebonden te willen zijn.

2.6. Bij brief van 20 juni 2024 heeft de gemachtigde van [eisende partij] . onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012), 12 oktober 2018 (Timmermans/Dexia, ECLI:NL:HR:2018:1935) en HR 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:862), Dexia verzocht om al hetgeen onverschuldigd is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

3 De vordering in conventie

3.1. [eisende partij] . vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht te verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens [eisende partij] . tekort is geschoten op de in de dagvaarding genoemde gronden; II. te verklaren voor recht dat [eisende partij] . schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisende partij] . te vergoeden; III. Dexia te veroordelen om de schade die [eisende partij] . door het onrechtmatig handelen van Dexia heeft geleden te vergoeden en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] . te voldoen al hetgeen [eisende partij] . aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, telkens vanaf de dag van de door [eisende partij] . gedane betalingen, althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der voldoening, te voldoen binnen drie weken na betekening van het vonnis in de onderhavige procedure; IV. Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisende partij] . conform rapport Voorwerk II, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen drie weken na betekening van het vonnis in de onderhavige procedure; V. Dexia te veroordelen in de kosten van het geding, salaris gemachtigde daaronder begrepen, alsmede in de nakosten, welke nakosten worden begroot op een half punt van het liquidatietarief met een maximum van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proces-en de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn voldaan.

3.2. Dexia voert verweer.

3.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De vordering in reconventie

4.1. Dexia vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eisende partij] . gesloten overeenkomsten van effectenlease met nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisende partij] . verschuldigd is, met veroordeling van [eisende partij] . in de proceskosten.

4.2. [eisende partij] . voert verweer.

4.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling in conventie

5.1. Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld door in strijd te handelen met artikel 41 van de toenmalige Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999), alsmede door schending van haar precontractuele zorgplichten. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt. Waarschuwingsplicht en causaal verband

5.2. [eisende partij] . verwijt Dexia in de eerste plaats dat zij haar waarschuwingsplicht jegens [eisende partij] . heeft geschonden. Volgens Dexia is het weliswaar juist dat de Hoge Raad in zijn arrest van 5 juni 2009 (De Treek/Dexia, ECLI:NL:HR:2009:BH2815) heeft geoordeeld dat Dexia gehouden was om afnemers bij het aangaan van een effectenleaseovereenkomst indringend te waarschuwen voor het risico van een restschuld, maar daar staat volgens Dexia tegenover dat dit risico zeer eenvoudig uit de tekst van de overeenkomsten zelf kon worden afgeleid. Indien evenwel wordt aangenomen dat Dexia haar waarschuwingsplicht heeft geschonden, betwist Dexia het bestaan van een causaal verband tussen het schenden van de waarschuwingsplicht door Dexia en het aangaan van de overeenkomsten door [eisende partij] . Voor zover de kantonrechter een schending van de waarschuwingsplicht aanneemt, dan resulteert dit in een verplichting om slechts twee derde gedeelte van de restschuld te vergoeden. [eisende partij] . heeft de stellingen van Dexia gemotiveerd betwist. De kantonrechter overweegt als volgt

5.3. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat Dexia of [verzekeringsbedrijf] [eisende partij] . bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten indringend heeft gewaarschuwd voor het restschuldrisico. In de overeenkomsten zelf wordt geen melding gemaakt van een eventueel risico op een restschuld. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van [eisende partij] . dat Dexia niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. Dexia heeft aldus onrechtmatig jegens [eisende partij] . gehandeld. Zoals hieronder zal blijken, slaagt het beroep van Dexia op eigen schuld niet. Dexia is daarom volledig schadeplichtig. De betwisting van Dexia van het bestaan van voldoende causaal verband tussen het sluiten van de overeenkomsten en de schending van de waarschuwingsplicht, zal de kantonrechter passeren. De Hoge Raad heeft in voornoemd arrest van 5 juni 2009 (De Treek/Dexia) onder meer geoordeeld dat het causaal verband tussen het verzuim van de waarschuwingsplicht en het sluiten van de overeenkomst in beginsel aanwezig is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [eisende partij] . welbewust het risico op een mogelijke restschuld heeft aanvaard, zodat de kantonrechter het gestelde causaal verband tussen de door [eisende partij] . gevorderde schade en het verzuim van de waarschuwingsplicht, aanwezig acht. Het beroep van Dexia op verjaring van de vordering op basis van schending van (alleen) artikel 41 NR 1999 wordt verworpen. Dexia miskent hierbij dat de vordering van [eisende partij] . is gebaseerd op onrechtmatig handelen door Dexia. Dat dit beroep op onrechtmatig handelen door [eisende partij] . pas voor het eerst in deze procedure is gedaan, is gesteld noch gebleken.

5.4. [eisende partij] . verwijt Dexia voorts dat zij haar informatieverplichting heeft geschonden. Gelet op het feit dat de schending van de bijzondere zorgplicht door Dexia al vast staat, zal de kantonrechter dit verwijt onbesproken laten.

Schending artikel 41 NR 1999

5.5. Daarnaast stelt [eisende partij] ., verkort weergegeven, dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren via [verzekeringsbedrijf] terwijl het [verzekeringsbedrijf] als cliëntenremisier zonder vergunning ex artikel 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995) niet was toegestaan om [eisende partij] . te adviseren om effectenleaseovereenkomsten met Dexia aan te gaan en Dexia dit wist, althans dit behoorde te weten. Dexia heeft deze stelling gemotiveerd betwist.

5.6. De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. In 2016 heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012) onder meer geoordeeld, samengevat weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Indien de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt, maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden en Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn, schendt Dexia niet alleen haar zorgplicht, maar handelt zij ook in strijd met artikel 41 NR 1999. Dit levert volgens de Hoge Raad een (extra) onrechtmatigheidsgrond op, die Dexia zwaar wordt aangerekend. Dit komt doordat een cliënt die is geadviseerd door een dienstverlener (beleggingsadviseur) minder snel bedacht hoeft te zijn op en zich minder snel uit eigen beweging hoeft te verdiepen in niet vermelde risico's dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenleaseproduct. De Hoge Raad oordeelt daarnaast dat niet hoeft te worden aangetoond dat Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier niet over een vergunning beschikte toen zij ten opzichte van de belegger mede als beleggingsadviseur optrad. Dexia moet als professionele effecteninstelling (geacht worden te) weten dat een cliëntenremisier die tevens adviseert, de grenzen van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 overschrijdt. Daarom lag het ook op haar weg om, als zij wist of behoorde te weten dat een tussenpersoon mede in de hoedanigheid van beleggingsadviseur was opgetreden, te onderzoeken of die tussenpersoon over de daartoe benodigde vergunning beschikte. Indien daarvan geen sprake was had Dexia moeten weigeren met de particuliere belegger te contracteren. In zijn arresten van 12 oktober 2018 (Timmermans/Dexia, ECLI:NL:HR:2018:1935) en van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:862) bevestigt de Hoge Raad het voorgaande nogmaals uitdrukkelijk.

5.7. Voor zover Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar toenmalig recht niet vergunningplichtig was wijst de kantonrechter op (nummer 39 van) het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), welk vonnis heeft geleid tot het al meermalen genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022. Aldaar heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462) dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijk recht van de Europese Unie. De kantonrechter neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne.

5.8. In voornoemd arrest van 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad voorts geoordeeld dat de reikwijdte van de vrijstelling van artikel 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 als volgt dient te worden bepaald:

5.9. Voor de beoordeling of de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst heeft gedaan, kunnen volgens de Hoge Raad de volgende omstandigheden van belang zijn:

5.10. In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad geoordeeld dat, ook indien voornoemde omstandigheden niet worden vastgesteld, de mogelijkheid bestaat dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als hiervoor genoemd in rechtsoverweging 5.6., namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.

5.11. Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de kantonrechter als volgt. Niet in geschil is dat [verzekeringsbedrijf] is opgetreden als effectenbemiddelaar. Een effectenbemiddelaar die mogelijke cliënten aanbrengt bij een effecteninstelling wordt ook cliëntenremisier genoemd. Cliëntenremisiers zoals [verzekeringsbedrijf] waren uit hoofde van artikel 12 van de Vrijstellingsregeling Wte 1995 vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 7 lid 1 Wte 1995, om cliënten aan te brengen bij een effecteninstelling als Dexia. Op grond van artikel 21 lid 1 Wte 1995 moesten effectenbemiddelaars die van de vergunningplicht waren vrijgesteld, worden ingeschreven in het in dit artikel genoemde register. Voornoemde vrijstelling was slechts beperkt tot werkzaamheden als cliëntenremisier. De effecteninstelling die wist of behoorde te weten dat een cliëntenremisier een aangebrachte belegger vergunningplichtige diensten heeft verleend zonder over de noodzakelijke vergunning te beschikken en deze belegger niettemin als cliënt accepteert, handelt in strijd met artikel 41 NR 1999 en daarmee onrechtmatig jegens die belegger.

5.12. De kantonrechter zal voor het antwoord op de vraag of sprake is van schending van artikel 41 NR 1999 dienen te beoordelen of [verzekeringsbedrijf] haar vrijstelling te buiten is gegaan en vergunningplichtige diensten heeft verleend, alsmede of Dexia dit wist of behoorde te weten. Vast staat tussen partijen dat [verzekeringsbedrijf] niet over een vergunning ex artikel 7 lid 1 Wte 1995 beschikte.

5.13. [eisende partij] . stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende. [eisende partij] is door [hypotheekadviseur bedrijf] telefonisch benaderd. Een medewerker van [hypotheekadviseur bedrijf] heeft voorgesteld om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [eisende partij] . door te nemen met een financieel adviseur van [hypotheekadviseur bedrijf] , te weten de heer [adviseur] (hierna: de adviseur). [eisende partij] . heeft hiermee ingestemd. Zowel [eisende partij] als [eisende partij] waren bij het gesprek aanwezig.

5.14. Tijdens het gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en financiële situatie van [eisende partij] . Zo is met de adviseur gesproken over het inkomen, de vaste lasten en de gezinssituatie van [eisende partij] . Ook is gesproken over een hypothecair krediet bij Nationale Nederlanden van € 15.428,53 die eerder via de adviseur was afgesloten. [eisende partij] . heeft correspondentie met betrekking tot dit krediet in het geding gebracht. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eisende partij] . om de hypotheek versneld af te lossen en vermogen op te bouwen om een extra zakcentje voor later te hebben. De adviseur heeft aangegeven dat hij een geschikte constructie wist waarmee [eisende partij] . de hypotheek versneld zou kunnen aflossen en een extra zakcentje zou overhouden voor later. De adviseur heeft [eisende partij] . geadviseerd om vier Capital Effect -overeenkomsten van Bank Labouchere af te sluiten met een vooruitbetaling van in totaal ongeveer € 22.000,-. [eisende partij] . diende hiervoor de overwaarde op zijn woning op te nemen middels een nieuwe hypothecaire lening en deze aan te wenden voor de vooruitbetaling van de Capital Effect -overeenkomsten alsmede de aflossing van het eerder afgesloten hypothecaire krediet. Volgens de adviseur zou [eisende partij] . op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eisende partij] . de hypotheek versneld zou kunnen aflossen en er een aanzienlijk vermogen over zou blijven voor later. De adviseur heeft [eisende partij] . voorgehouden dat dit kon zonder de maandlasten te verhogen. De adviseur heeft zijn advies onderbouwd met een prognosevoorbeeld. [eisende partij] . heeft dit prognosevoorbeeld in het geding gebracht. In dit prognosevoorbeeld stond uiteengezet dat de opbrengst per contract na vijf jaar NLG 23.424,- (€ 10.629,-) zou zijn, uitgaande van een zeer positief rendement. De adviseur heeft zijn advies tevens onderbouwd met handgeschreven schetsen. Deze schetsen zijn door [eisende partij] . in het geding gebracht. De adviseur heeft [eisende partij] . geadviseerd om een extra hypotheek op te nemen van € 39.000,- bij ABN AMRO Bank. Een bedrag van ongeveer € 22.000,- kon vervolgens worden aangewend voor de vooruitbetaling van de vier Capital Effect -overeenkomsten. Het overige deel was bestemd voor de aflossing van het krediet van € 15.428,53 bij Nationale Nederlanden en de hypotheekkosten. De adviseur heeft geschetst dat de vier Capital Effect -overeenkomsten na vijf jaar een opbrengst zouden hebben van in totaal ongeveer NLG 100.000,- (€ 45.378,-) waarmee [eisende partij] . de extra opgenomen hypotheek weer kon aflossen en er nog een kapitaal van ongeveer NLG 13.000,- (€ 5.899,-) zou resteren. Daarnaast heeft de adviseur in zijn schetsen uitgezet dat [eisende partij] . met de geadviseerde constructie kosten zou besparen middels dividend dat zou worden uitgekeerd.

5.15. De adviseur heeft [eisende partij] . niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld zou worden belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten. Als [eisende partij] . had geweten van deze risico’s, dan had hij de overeenkomsten niet afgesloten.

5.16. [eisende partij] . had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft uit vertrouwen in de deskundigheid van de adviseur het advies van de adviseur opgevolgd. De aanvraag voor de Capital Effect -overeenkomsten is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomsten zijn op een later moment ondertekend. Ook heeft de adviseur de taxatie van de woning en het afsluiten van de hypotheek in gang gezet. Er is een hypotheek van € 39.000,- bij ABN AMRO Bank afgesloten en er is voor € 21.796,80 aan inleg betaald voor de effectenleaseovereenkomsten van Bank Labouchere uit de hypotheekgelden. Daarnaast heeft [eisende partij] . met de hypothecaire lening bij ABN AMRO Bank het hypothecair krediet bij Nationale Nederlanden afgelost. De nota van afrekening van de notaris is door [eisende partij] . in het geding gebracht.

5.17. Naast het eerder genoemde correspondentie, prognosevoorbeeld, handgeschreven schetsen en nota van afrekening heeft [eisende partij] . de overeenkomsten overgelegd. Hierop wordt [verzekeringsbedrijf] als adviseur vermeld. [eisende partij] . heeft ook de aanvraagformulieren in het geding gebracht. Hierop staan [hypotheekadviseur bedrijf] en [adviseur] als adviseur vermeld. Tot slot heeft [eisende partij] . uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van, onder meer, [verzekeringsbedrijf] en [hypotheekadviseur bedrijf] waaruit blijkt dat deze ondernemingen aan hetzelfde adres stonden ingeschreven en vielen onder de Hollandse Advies Groep Holding B.V.

5.18. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia voornoemde gang van zaken onvoldoende adequaat weersproken. Uit deze gang van zaken kan naar het oordeel van de kantonrechter worden afgeleid dat [verzekeringsbedrijf] zich niet heeft beperkt tot het verstrekken van algemene informatie over effectenleaseproducten. De tussenpersoon heeft geïnformeerd naar de financiële wensen en financiële omstandigheden van [eisende partij] .. Zo heeft de adviseur [eisende partij] . geadviseerd om een hypothecaire lening bij ABN AMRO Bank af te sluiten waarmee zij, onder meer, de inleg voor de effectenleaseovereenkomsten kon betalen. Voornoemde omstandigheden brengen naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat [eisende partij] . voldoende adequaat heeft onderbouwd dat [verzekeringsbedrijf] [eisende partij] . een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan tot het aangaan van specifieke effectenleaseovereenkomsten, namelijk de Capital Effect -overeenkomsten. Gelet op de (met stukken) onderbouwde stellingen van [eisende partij] . had het op de weg van Dexia gelegen om haar betwistingen nader te substantiëren en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat er geen gesprek is gevoerd of dat er geen op de persoon toegespitst advies is gegeven en opgevolgd. Dit heeft Dexia nagelaten. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting komt de kantonrechter daarom niet toe aan het (tegen)bewijsaanbod van Dexia.

Wetenschap advisering

5.19. Dexia heeft voorts betwist dat zij wist of moest weten dat [verzekeringsbedrijf] beleggingsadvies gaf, dat mede inhield een effectenleaseovereenkomst met Dexia te sluiten. De kantonrechter overweegt omtrent de wetenschap van Dexia als volgt.

5.20. In vergelijkbare zaken bij deze rechtbank, waaronder een vonnis van 24 juni 2020 (Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, ECLI:NL:RBNNE:2020:2219), alsmede in vergelijkbare zaken bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaronder de arresten van 3 november 2020 (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2020:8984), is wetenschap bij Dexia aangenomen in zaken waarin een tussenpersoon (in die gevallen betrof het Spaar Select) heeft geadviseerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zijn oordeel bevestigd in een recent arrest van 5 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:5730). De kantonrechter is van oordeel dat die overwegingen over de wetenschap van Dexia ook hier van toepassing zijn (zie onder meer rechtsoverwegingen 5.28 en 5.29 van het vonnis van 24 juni 2020). Hetgeen Dexia in deze procedure overigens nog tot haar verweer heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat Dexia wist en in ieder geval had behoren te weten dat er vergunningplichtig advies werd gegeven.

Aansprakelijkheid Dexia

5.21. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [verzekeringsbedrijf] haar vrijstelling te buiten is gegaan door vergunningplichtige diensten te verlenen in de vorm van beleggingsadvies en dat Dexia daarvan wist, althans behoorde te weten. Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de onderhavige effectenleaseovereenkomsten te verifiëren of zij die kon en mocht aangaan. Door de overeenkomsten met [eisende partij] . te sluiten in plaats van te weigeren, heeft Dexia haar verplichtingen ingevolge artikel 41 NR 1999 geschonden.

Onrechtmatige daad

5.22. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld, zowel vanwege schending van artikel 41 NR 1999, als vanwege schending van haar zorgplicht (waarschuwingsplicht). De gevorderde verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld acht de kantonrechter daarom toewijsbaar.

Schade

5.23. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat Dexia de door [eisende partij] . gevorderde schade, bestaande uit al hetgeen [eisende partij] . aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomsten, volledig dient te vergoeden. Weliswaar zijn aan [eisende partij] . omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie onder meer voornoemde arresten Beckers/Dexia en Timmermans/Dexia ). Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.

5.24. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat [eisende partij] . schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisende partij] . te vergoeden, toewijsbaar is.

Verrekening voordelen

5.25. Partijen zijn het erover eens dat daadwerkelijk genoten voordeel op de door [eisende partij] . geleden schade in mindering mag worden gebracht. Beide partijen zijn het erover eens dat het fiscaal voordeel van € 1.388,74, het ontvangen dividend van € 4.789,40 en het batig saldo bij beëindiging van de overeenkomsten van € 2.922,92 daarom in mindering strekken op de door [eisende partij] . geleden schade. Dit leidt tot de slotsom dat de gevorderde vergoeding van al hetgeen [eisende partij] . aan Dexia heeft betaald, als volgt zal worden toegewezen:

betaalde inleg € 22.250,88 fiscaal voordeel € 1.388,74 – ontvangen dividend € 4.789,40 – batig saldo € 2.922,92 – totale schade [eisende partij] . € 13.149,82

5.26. De door [eisende partij] . gevorderde wettelijke rente over de geleden schade, telkens vanaf de dag dat [eisende partij] . aan Dexia heeft betaald, acht de kantonrechter ook toewijsbaar (zie het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198). De door [eisende partij] . gevorderde voldoening van voornoemde bedragen binnen drie weken na betekening van dit vonnis zal als niet betwist eveneens worden toegewezen.

Buitengerechtelijke kosten

5.27. De door [eisende partij] . gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) komen de buitengerechtelijke werkzaamheden die door [eisende partij] . zijn gesteld niet voor vergoeding in aanmerking. [eisende partij] . heeft weliswaar betoogd dat de buitengerechtelijke werkzaamheden niet identiek zijn aan de eerdere zaken van zijn gemachtigde Leaseproces, maar het is de kantonrechter onvoldoende gebleken dat er werkzaamheden aan de orde zijn geweest die wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Proceskosten

5.28. Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij] . worden vastgesteld op:

  • dagvaarding € 135,97

  • griffierecht € 706,00

  • salaris gemachtigde € 1.015,00 (2,5 punten x € 406,00)

Totaal € 1.856,97.

5.29. De nakosten zullen worden toegewezen zoals gevorderd, op de wijze als in het dictum bepaald.

5.30. De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beoordeling in reconventie

6.1. De in conventie toegewezen vergoeding van schade staat in de weg aan een toewijzing van de reconventionele vorderingen van Dexia. Proceskosten

6.2. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij] . worden vastgesteld op:

  • salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten × € 271,00).

7 De beslissing

De kantonrechter

in conventie

7.1. verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisende partij] . heeft gehandeld, zowel vanwege schending van artikel 41 NR 1999 als vanwege schending van haar zorgplicht (waarschuwingsplicht);

7.2. verklaart voor recht dat [eisende partij] . schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eisende partij] . te vergoeden;

7.3. veroordeelt Dexia tot betaling van de door [eisende partij] . geleden schade van € 13.149,82 te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf de dag der door [eisende partij] . gedane betalingen tot aan de dag van volledige betaling, te voldoen binnen drie weken na betekening van dit vonnis;

7.4. veroordeelt Dexia in de proceskosten in conventie aan de zijde van [eisende partij] . tot op heden vastgesteld op € 1.856,97, en in de nakosten, begroot op € 100,00, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag van algehele voldoening. De nakosten worden vermeerderd met de kosten van betekening als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;

7.5. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

7.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

in reconventie

7.7. wijst de vorderingen af;

7.8. veroordeelt Dexia in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eisende partij] . tot op heden vastgesteld op € 542,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.

46593