Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:9780 - Rechtbank Noord-Holland - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:97807 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 24/1065

de besloten vennootschap Aldi Zoetermeer B.V., uit Bleiswijk, eiseres, hierna: Aldi gemachtigde: mr. R. Janssen, advocaat te Amsterdam,

en

gemachtigde: mr. L.P.E. Frusch, ambtenaar werkzaam voor de gemeente Hoorn.

Procesverloop

2.1 Aldi heeft op 22 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de Aldi Blokker. Aldi wil uitbreiden van 605 m² winkelvloeroppervlakte (wvo) naar 815 m² wvo. Hiervoor wordt de naastgelegen kapperszaak overgenomen en bij de winkel getrokken en 115 m² wvo aan nieuwe bebouwing gerealiseerd voor een nieuw dagmagazijn/logistieke ruimte. De aanvraag betreft een fase-1 aanvraag voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingplan’.[1] Op 23 juni 2023 heeft Aldi de aanvraag aangevuld met onder meer een ‘Quickscan behoefte uitbreiding’ van 16 juni 2023 en een ‘Ruimtelijke onderbouwing’ van 20 juni 2023, beide van RHO Adviseurs.

2.2 Ter plaatste geldt het bestemmingsplan ‘Blokker, Zwaag en Nieuwe Steen-Oost’ (hierna: het bestemmingsplan), het paraplubestemmingsplan ‘Waarde Archeologie’ en het paraplubestemmingsplan ‘Parkeren & laden en lossen’ (hierna: parapluplan parkeren). De Aldi Blokker ligt in een bestemmingsvlak met de enkelbestemming ‘Centrum’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ en ‘Waarde – Archeologie – 5’. Het bestaande gebouw ligt (precies) binnen het in het bestemmingsplan aangeduide bouwvlak en de bestaande supermarkt heeft de functieaanduiding ‘supermarkt’. Naast de supermarkt zijn een kapper en een juwelier gevestigd. Aan de gronden waarop die bedrijven zijn gevestigd, is niet de functieaanduiding ‘supermarkt’ gekoppeld.

2.3 Het college heeft de aanvraag met het besluit van 26 juli 2023 afgewezen op basis van de Detailhandelsnota. Hier heeft Aldi bezwaar tegen gemaakt.

2.4 Met het bestreden besluit van 7 februari 2024 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven, onder aanvulling van de motivering. Hiertoe heeft het college het advies van de bezwarencommissie overgenomen en het belang van Aldi bij de uitbreiding alsnog explicieter in de beoordeling betrokken. Hier heeft Aldi beroep tegen ingesteld bij de rechtbank.

2.5 Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.6 De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van Aldi vergezeld door [naam] , projectontwikkelaar in dienst van Aldi Vastgoed B.V., en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht

  1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Omdat Aldi de aanvraag om de omgevingsvergunning heeft ingediend voor 1 januari 2024, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en bijbehorende regelgeving, zoals het bestemmingsplan, van toepassing op de beoordeling in deze zaak, zoals die wetten golden tot 1 januari 2024.

Toetsingskader

  1. Tussen partijen is niet in geschil dat de gewenste uitbreiding van de supermarkt in strijd is met het bestemmingsplan: eiseres wil immers gronden gebruiken voor haar supermarkt waarvoor niet de aanduiding ‘supermarkt’ geldt en een gebouw (deels) bouwen buiten het bouwvlak. Dit is in strijd met artikel 10.1, aanhef en onder a, onder 2, van het bestemmingsplan. Het college kan in dit geval een omgevingsvergunning verlenen voor een afwijking van het bestemmingsplan. Dit kan met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 2º, van de Wabo en artikel 4, onderdelen 1 en 9, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Hierbij toetst het college of de aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, welk beoordeling de rechtbank terughoudend toetst, en heeft het vervolgens de discretionaire bevoegdheid om bij afweging van de betrokken belangen de gevraagde vergunning te verlenen. Hierbij heeft het college beleidsruimte.[2] Het college dient zich ook te houden aan de ter zake toepasselijke hogere wetgeving, zoals de Omgevingsverordening 2020 van de provincie Noord-Holland. Omdat de gemeenteraad als hoogste orgaan in de gemeente bestemmingsplannen vast kan stellen, dient het college zich bij de besluitvorming eveneens te richten naar standpuntbepalingen van de raad over (bepaalde aspecten van) de gewenste ruimtelijke ordening.

  2. De rechtbank beoordeelt of de beslissing op een juiste feitelijke grondslag berust, in overeenstemming is met het recht en de toets van draagkracht en evenredigheid doorstaat. De rechtbank beoordeelt de beslissing van het college om al dan niet gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank toetst of het college de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de uitbreiding van de Aldi Blokker in redelijkheid heeft kunnen weigeren en daarbij de belangen van Aldi op de juiste wijze in de afweging heeft betrokken.

Strijd met een goede ruimtelijke ordening?

Verkeer en parkeren in de woonwijk

6.1. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de aangevraagde uitbreiding van de Aldi Blokker in strijd is met het parapluplan parkeren, omdat te weinig parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Verder voert het college aan dat Aldi Blokker als solitaire supermarkt is omsloten door woningen, waarbij het vergroten van de detailhandelsfunctie dicht op woningen in een woonwijk ongewenst is en zich niet verdraagt met de uitstraling van een rustige woonwijk. Bovendien neemt de kans op hinder ten gevolge van de uitbreiding toe, gelet op (extra) verkeersbewegingen voor bevoorrading die dan in een bocht moeten plaatsvinden, een toenemend aantal klanten en meer supermarktkarretjesgebruik, en dergelijke. Verkeerskundig acht het college het bouwplan, zo begrijpt de rechtbank, in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

6.2 Aldi voert aan dat geen sprake is van strijd met het parapluplan parkeren, omdat geen toename van klandizie wordt beoogd, zodat de parkeerdruk niet toeneemt. Zij voert voorts aan dat de uitbreiding van de Aldi Blokker te verenigen is met de gewenste uitstraling van de omliggende woonwijk. Alleen het dagmagazijn van 115 m² wil zij nieuw bouwen om de distributie te verbeteren. Al met al is het effect op de woonwijk hierdoor beperkt. Het verbeteren van de distributie heeft daarmee juist een positief effect op de omgeving, aldus steeds Aldi.

6.3. De rechtbank concludeert dat het college in het bestreden besluit en op de zitting onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat er een absolute ruimtelijke belemmering voor wat betreft verkeer of ruimtelijke uitstraling is, die maakt dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Aan dit standpunt heeft het college bijvoorbeeld geen verkeersonderzoek of stedenbouwkundig advies ten grondslag gelegd. Dat standpunt van het college kan daarom de afwijzing niet (zelfstandig) dragen.

6.4. De rechtbank overweegt hierbij verder dat het hoofdargument van het college om geen medewerking te verlenen aan de aangevraagde uitbreiding, gebaseerd is op de Detailhandelsnota. De beroepsgronden tegen (de inhoud van) de Detailhandelsnota bespreekt de rechtbank hieronder. Het standpunt dat het bouwplan (ook) in strijd zou zijn met het parapluplan parkeren kan de rechtbank, zo blijkt hierna, onbesproken laten.

Detailhandelsnota/beleidsregel?

7.1 Aldi heeft als meest verstrekkende grond aangevoerd dat de Detailhandelsnota geen beleidsregel is van het college en het college zodoende bij de beoordeling van de aanvraag niet gebonden is aan de Detailhandelsnota in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Detailhandelsnota is namelijk vastgesteld door de gemeenteraad.

7.2 De rechtbank volgt Aldi in het standpunt dat de Detailhandelsnota geen beleidsregel is, die het college voor de uitoefening van zijn bevoegdheid ex artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, in verband met 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en ten tweede, Wabo heeft vastgesteld. Ter motivering van het besluit kan het college daarom niet naar de Detailhandelsnota als een zodanige beleidsregel verwijzen en is het afwijkingskader uit artikel 4:84 Awb daarop ook niet direct van toepassing. De Detailhandelsnota is echter vastgesteld door de gemeenteraad, die bevoegd is door middel van onder meer bestemmingsplannen het ruimtelijk beleid in de gemeente te bepalen. Dat betekent dat het college de beleidsvisie over detailhandel van de gemeenteraad als verantwoordelijk voor het ruimtelijkeordeningsbeleid wel in zijn beoordeling en besluitvorming kan en ook behoort te betrekken. De ter zitting toegelichte beroepsgrond dat de verwijzing naar de Detailhandelsnota het besluit niet kan dragen, slaagt daarom niet.

Detailhandelsnota/toetsing

8.1 Het college stelt in het bestreden besluit dat de visie in de Detailhandelsnota aan medewerking aan uitbreiding van de Aldi Blokker in de weg staat. Uit de nota volgt dat supermarkten belangrijke dragers zijn van de winkelstructuur. Het uitgangspunt voor de omgang met supermarkten is dan ook gericht op versterking van de gewenste winkelstructuur. Dit betekent dat er ook bepaalde beperkingen nodig zijn om ontwikkelingen tegen te gaan die de structuur kunnen verzwakken, zoals detailhandel zoveel mogelijk concentreren en niet op solitaire locaties toestaan. Een verzwakking van de winkelstructuur kan volgens de nota leiden tot een lager voorzieningenniveau voor de inwoners. De bestaande winkelgebieden zijn in navolging van de instructieregel in artikel 6.13a van de Omgevingsverordening NH2022 opgenomen in de Detailhandelsnota. De Detailhandelsnota dient als uitvoeringskader om de winkelstructuur te versterken en als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de hier ter beoordeling voorliggende aanvraag van Aldi.

8.2 Op de zitting heeft het college gesteld dat de gemeenteraad beoordelingsvrijheid heeft voor wat betreft de aanduiding in de Detailhandelsnota en de invulling van bijvoorbeeld het begrip ‘solitaire supermarkt’. Dit begrip is daarom niet gedefinieerd in het Detailhandelsnota. Op de kaart op p. 9 van de Detailhandelsnota is de Aldi Blokker niet aangemerkt als (onderdeel van een) winkelgebied, maar als solitaire supermarkt. Meer specifiek is over de Aldi aan de Westerblokker 129 op p. 9 opgenomen: *“Naast een kleine Aldi (750 m2 wvo) is in hetzelfde pand een kapper en een juwelier gevestigd. Dit gebied heeft door de afstand (200 meter) geen ruimtelijk-functionele relatie met Blokker-Centrum.”*Tussen de Aldi Blokker en Blokker Centrum bevinden zich woningen. De woningen vormen, aldus het college, een fysieke scheiding. Mede gelet op de afstand tussen en de verschillende functies van beide locaties merkt de gemeenteraad de Aldi niet aan als onderdeel van het aaneengesloten winkelgebied Blokker Centrum.

8.3 De gewenste winkelstructuur is, zo voert het college verder aan, opgenomen in paragraaf 3.2 van de Detailhandelsnota, waarbij ook solitaire supermarkten zijn aangewezen als strategisch gelegen, omdat winkelgebieden in die wijken niet nabij voorhanden zijn. De Aldi Blokker is niet als zodanig aangemerkt, gelet op de afstand tot Blokker Centrum. In paragraaf 3.3 is opgenomen dat uitbreiding van solitaire supermarkten die geen onderdeel uitmaken van de gewenste detailhandelsstructuur, en/of de verplaatsing van de solitaire winkels naar andere solitaire locaties, ongewenst is. Uitbreiding van die solitaire locaties heeft namelijk ondermijning van de doelstellingen voor behouden van gezonde winkelgebieden en een gezond voorzieningenniveau tot gevolg, aldus steeds het college onder verwijzing naar de Detailhandelsnota.

9.1 Aldi voert hiertegen aan dat het college geen basis heeft kunnen vinden in de Detailhandelsnota om geen medewerking te verlenen aan de uitbreiding. Aldi betwist de uitgangspunten in de Detailhandelsnota, waarin is opgenomen dat de Aldi supermarkt een solitaire supermarkt is, die niet zal mogen uitbreiden, en stelt dat de uitgangspunten onvoldoende zijn onderbouwd. Het college kon de uitgangspunten uit het Detailhandelsbeleid dus niet aan Aldi tegenwerpen. Ter onderbouwing verwijst Aldi naar de QuickScan en Ruimtelijke onderbouwing van RHO Adviseurs van respectievelijk 16 en 20 juni 2023.

9.2 Aldi stelt verder dat – anders dan in de Detailhandelsnota is neergelegd – wel sprake is van een ruimtelijk-functionele relatie van de Aldi Blokker met het winkelgebied Blokker Centrum, zodat Aldi Blokker ten onrechte als solitaire supermarkt in de zin van de Detailhandelsnota is aangemerkt. De afstand tussen de twee locaties is ongeveer 200 meter en daarmee zeer beperkt. Te voet is de afstand volgens Aldi te overbruggen in ca. 3 minuten. Ook zijn de Aldi Blokker en de Dekamarkt in Blokker Centrum complementair aan elkaar. Beide supermarkten opereren in een verschillend marktsegment, zodat de gezamenlijke aanwezigheid een meerwaarde is voor de consument. De Aldi Blokker is de enige discountsupermarkt in dit deel van de gemeente en daarmee onderdeel van een compleet boodschappenaanbod, aldus steeds Aldi.

9.3 Aldi stelt daarbij dat de Aldi Blokker – anders dan uit de Detailhandelsnota volgt – geen solitaire vestiging is. In de onmiddellijke nabijheid zijn een juwelier en een kapper gevestigd. Deze locatie betreft dus – ook anders dan uit de Detailhandelsnota volgt – wel een bestaand winkelgebied, en is daarom onderdeel van de gewenste winkelstructuur. Hierdoor is de uitbreiding niet in strijd met het beleidsmatige uitgangpunt dat erop is gericht detailhandel niet op solitaire locaties toe te staan. De enkele verwijzing van het college naar de Detailhandelsnota is, aldus Aldi, onvoldoende, te meer omdat daarin ook niet is onderbouwd waarom sprake zou zijn van een solitaire vestiging.

9.4 Voorts stelt Aldi dat de uitbreiding van de Aldi Blokker geen verzwakking van de gewenste winkelstructuur veroorzaakt, waardoor een zwakker voorzieningenniveau zou ontstaan. De uitbreiding is namelijk gericht op het behouden van bestaande klanten en niet bedoeld om een grotere positie in te nemen binnen de detailhandelsstructuur van de gemeente. De Aldi Blokker is de enige discountsupermarkt in dit deel van de gemeente. De uitbreiding houdt, aldus Aldi, juist verschraling tegen en het voorzieningenniveau op peil.

10.1 Naar het oordeel van de rechtbank is in de Detailhandelsnota niet onbegrijpelijk vastgesteld dat tussen de Aldi Blokker en Blokker Centrum vanwege de afstand geen ruimtelijk-functionele verbinding bestaat. De opgenomen afstand is niet in strijd met de feiten. Hierbij kon het college aanvullend betrekken dat beide locaties fysiek gescheiden zijn door woningen. RHO Adviseurs heeft hiertegenover slechts gesteld dat de Aldi Blokker van oudsher een ruimtelijk-functionele verbinding heeft met het Blokker Centrum. Dit standpunt is niet verder onderbouwd, zodat het niet tot een ander oordeel kan leiden.

10.2 In het verlengde hiervan is in de Detailhandelsnota ook niet onbegrijpelijk vastgesteld dat de Aldi-vestiging een solitaire vestiging is. De Aldi Blokker is immers geen onderdeel van het dichtstbij gelegen buurtwinkelcentrum Blokker Centrum of enig ander centrum. Dit is ook niet in strijd met de feiten. De aanwezigheid van een juwelier en een kapper, welke laatste de Aldi overigens voornemens is in te nemen voor uitbreiding van haar winkel, maakt dit niet anders. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat het college, althans de gemeenteraad, deze bedrijven gezamenlijk wel als bestaand winkelcentrum had moeten aanmerken in de Detailhandelsnota.

10.3 De rechtbank acht hierbij voldoende onderbouwd dat de gemeente terughoudendheid betracht bij winkelontwikkelingen buiten de bestaande winkelstructuur, zoals opgenomen in paragraaf 3.2 van de Detailhandelsnota, om ondermijning van die structuur te voorkomen. De solitaire – niet strategische gelegen – Aldi Blokker valt buiten die bestaande winkelstructuur, zodat uitbreiding zoals toegelicht in de Detailhandelsnota ongewenst is. RHO Adviseurs heeft hiertegenover, behalve de hiervoor verworpen stelling dat Aldi Blokker geen solitaire vestiging zou zijn, niet anders gesteld dan dat Aldi Blokker wel onderdeel uitmaakt van de bestaande winkelstructuur en complementair is aan de omliggende supermarkten. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om te oordelen dat het college hetgeen is opgenomen in de Detailhandelsnota niet als uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag heeft kunnen gebruiken. Daarbij heeft Aldi de mogelijke ondermijning van de gewenste winkelstructuur niet overtuigend weerlegd.

10.4 Het college heeft met de verwijzing naar (de uitgangspunten in) de Detailhandelsnota daarom – in beginsel - toereikend onderbouwd waarom het geen medewerking wenst te verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan voor de uitbreiding van de Aldi Blokker.

Belangenafweging

11.1 Aldi voert voorts aan dat het college geen toereikende belangenafweging heeft gemaakt. In het bestreden besluit is nog steeds niet onderbouwd waarom het belang van Aldi bij toekomstperspectief minder zwaar weegt dan het belang van het versterken van de winkelstructuur. Het belang van Aldi bij uitbreiding van Aldi Blokker is gelegen in bestendiging van de huidige locatie. De huidige winkel is volgens Aldi niet langer duurzaam te exploiteren omdat de winkel niet voldoet aan de standaardmaat die zij hanteert voor een Aldi supermarkt, waardoor de enige harddiscounter in het oostelijke deel van de gemeente dreigt weg te vallen. Op de zitting heeft Aldi toegelicht dat het meer wvo nodig heeft om de producten naast elkaar uit te stallen, in plaats van achter elkaar. Dit bevordert het winkelcomfort van de consument. De ideale oppervlakte is volgens haar 1000 m² wvo. Landelijk hanteert Aldi in al haar filialen eenzelfde standaard aanbod van totaal 1200 producten. Zij is dus niet voornemens extra supermarktproducten in de Aldi Blokker aan te bieden. Zij heeft het grotere oppervlak nodig om aan de wensen van het publiek te blijven voldoen. Alleen daarmee acht zijn haar voortbestaan verzekerd. Verder voert Aldi aan dat elders in de gemeente wel extra ruimte voor detailhandel wordt toegestaan, maar voor de Aldi Blokker niet. Hierdoor gaat het argument dat in Hoorn geen behoefte is aan meer oppervlakte supermarkt, niet op.

11.2 In het bestreden besluit heeft het college een belangenafweging gemaakt. Het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is ingegeven vanuit het doel om de winkelstructuur te versterken. Hier wordt een groot belang aan toegekend. De uitbreiding van de Aldi Blokker acht het college niet inpasbaar op deze locatie vanwege de aard en omvang van de functie van de Aldi Blokker, die in een woonwijk is gelegen. Ook is er een tekort aan parkeerplaatsen en is het plan vanuit verkeerstechnisch oogpunt negatief beoordeeld. Aan een uitbreiding bestaat geen behoefte of noodzaak, bezien vanuit het huidige aanbod van supermarkten binnen Hoorn. Aldi heeft, aldus het college, niet aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het individueel belang van een toekomstbestendig voortbestaan van de Aldi op deze locatie zwaarder zou moeten wegen dan het algemene belang bij het vasthouden aan het bestaande bestemmingsplan en het versterken van de winkelstructuur.

11.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft Aldi onvoldoende onderbouwd waarom haar belang bij uitbreiding zo zwaarwegend is dat het onredelijk is dat het college geen medewerking aan inwilliging van de aanvraag heeft verleend. Het belang van Aldi is gelegen in het bereiken van een gewenste winkelformule qua oppervlakte en winkelindeling, om naar eigen zeggen bestaande klanten blijvend aan de Aldi Blokker te binden door het winkelcomfort te verhogen. Dat daarin een (zeer dringende) noodzaak is gelegen om tot de door haar gewenste uitbreiding over te gaan en dat zij bij het niet toestaan van de uitbreiding (onevenredig) in haar belang wordt geschaad, heeft zij niet onderbouwd. Het college heeft hierin mede gelet op het door de gemeente gevoerde beleid in de Detailhandelsnota en de daarin verwoorde belangen rond de ontwikkeling van supermarkten in de gemeente in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om alsnog medewerking te verlenen.

11.4 Dat een Albert Heijn vestiging nabij het station Hoorn wel mag verhuizen en aan een andere (solitaire) supermarkt wel vergund is uit te breiden, noopte het college niet tot een ander oordeel. De uitbreiding van de andere solitaire Deen-supermarkt, past immers, zo is niet in geschil, binnen het daar geldende bestemmingsplan, zodat het college de vergunning daarvoor niet kon weigeren. De verplaatsing van de Albert Heijn nabij het station is, zo heeft het college toereikend toegelicht en zo blijkt ook uit de Detailhandelsnota, onderdeel van een ruimtelijke heroverweging over dat gebied, zodat daar ook andere belangen spelen en de doorslag geven.

  1. Aangezien het college in redelijkheid de door Aldi geschetste belangen bij uitbreiding niet doorslaggevend heeft hoeven achten en de weigering daarmee toereikend is onderbouwd, behoeven de overige geschilpunten van partijen over al dan niet strijd van het bouwplan met de Omgevingsverordening NH2022 en de kwestie of voldaan is aan het parapluplan parkeren geen bespreking. De rechtbank beoordeelt deze punten dan ook niet, los van de vraag of de aanvraag daarmee in strijd zou zijn.

Conclusie en gevolgen

  1. Verweerder heeft gelet op het onder 4 en 5 weergegeven toetsingskader de gevraagde omgevingsvergunning op toereikende gronden geweigerd. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de Aldi geen gelijk krijgt en de weigering van de omgevingsvergunning voor uitbreiding van Aldi Blokker in stand blijft. Het college wordt ook niet veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Aldi.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr.I.A. Bakker, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor.

Het college heeft zijn beleidsruimte ingevuld met de ‘Beleidsregels voor afwijken op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2˚, Wet algemene bepalingen omgevingswet (kruimelgevallenbeleid)’. Tussen partijen is niet in geschil dat dit kruimelgevallenbeleid niet van toepassing is op onderhavig beroep.


Voetnoten

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Bor.

Het college heeft zijn beleidsruimte ingevuld met de ‘Beleidsregels voor afwijken op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2˚, Wet algemene bepalingen omgevingswet (kruimelgevallenbeleid)’. Tussen partijen is niet in geschil dat dit kruimelgevallenbeleid niet van toepassing is op onderhavig beroep.