ECLI:NL:RBNHO:2025:7444 - Rechtbank Noord-Holland - 2 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11181835 \ CV EXPL 24-4460 Uitspraakdatum: 2 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1 [eiser 1] 2. [eiser 2]
4. [eiser 4] allen wonende te [plaats 1]
5. [eiser 5]
6. [eiser 6]
8. [eiser 8] allen wonende te [plaats 2]
eisers hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht Easyjet Airline Company Limited gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk) gedaagde hierna te noemen: de vervoerder gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk werkzaamheden aan de Aalsmeerbaan te Schiphol en als gevolg daarvan opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. Echter, wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Niet is immers gebleken dat de vervoerder redelijk alternatief vervoer heeft aangeboden. De vordering van de passagiers wordt daarom (grotendeels) toegewezen.
1 Het procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding;
-
de conclusie van antwoord;
-
de conclusie van repliek, tevens vermindering van eis;
-
de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 4 juni 2022 moest vervoeren van Côte d’Azur Airport (Frankrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EZY7926 (hierna: de vlucht).
2.2. De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3. De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4. De vervoerder heeft niet uitbetaald.
3 Het geschil
3.1. De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 2.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf de dag van annulering van de vlucht, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;- € 375,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2. De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Passagiers sub 3 en sub 4 stellen dat zij het vorderingsrecht van hun minderjarige kind [minderjarige] aan zichzelf hebben gecedeerd. Daarnaast stellen de passagiers dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3. De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.
4 De beoordeling
4.1. De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2. De vervoerder betwist dat passagiers sub 3 en sub 4 het eventuele vorderingsrecht van hun minderjarige kind (geldig) aan zichzelf hebben overgedragen. Dit verweer van de vervoerder slaagt echter niet. Voor een geldige overdracht (cessie) zijn twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar.
4.3. Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.4. De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een vlucht van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen.
4.5. Niet in geschil is dat de vervoerder de ticketprijs van de geannuleerde vlucht aan de passagiers heeft terugbetaald. De passagiers betwisten echter dat hen een alternatieve vlucht naar de eindbestemming is aangeboden. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat zij hun boeking konden beheren via ‘easyJet Flight Tracker’, zodat zij zelf een alternatieve vlucht hadden kunnen boeken. De kantonrechter is echter van oordeel dat de vervoerder zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Gesteld noch gebleken is namelijk dat hij de passagiers, bijvoorbeeld per mail, op de hoogte heeft gesteld van de mogelijkheid tot omboeking. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.6. Voor de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is.
4.7. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.9. De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5 De beslissing
De kantonrechter:
5.1. veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.625,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.250,00 vanaf 4 juni 2022 en over € 375,40 vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2. veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd: dagvaarding € 135,97;griffierecht € 248,00;salaris gemachtigde € 476,00; vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3. veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Artikel 7 van de Verordening.
Artikel 3:94 BW.
Productie 1 bij de inleidende dagvaarding.
Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
Artikel 6:83 sub b BW.