ECLI:NL:RBNHO:2024:7114 - Rechtbank Noord-Holland - 15 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10977901 \ CV EXPL 24-682 Uitspraakdatum: 3 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] wonende te [plaats 1] , [land] eiser verder te noemen: [eiser] gemachtigde: mr. K.R. Stephan
tegen
[gedaagde] woonplaats hebbende te [plaats 2] gedaagde verder te noemen: [gedaagde] procederend in persoon
De zaak in het kort [eiser] heeft opdracht gegeven aan [gedaagde] om een tweedehands BMW te kopen en te repareren en heeft in dat kader een bedrag van € 15.950,= overgemaakt naar de rekening van [gedaagde] . [eiser] heeft geen BMW geleverd gekregen en wil zijn geld terug. Volgens [gedaagde] moet [eiser] nog een rekening van de reparatie van een Toyota betalen. Uit het niet verschijnen van [gedaagde] op de zitting leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] het standpunt van [eiser] niet (meer) betwist. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het bedrag van € 15.950,= aan [eiser] moet terugbetalen.
1 Het procesverloop
1.1. [eiser] heeft bij dagvaarding van 28 februari 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2. Op 10 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is, ondanks dat hij op de juiste manier is uitgenodigd, niet op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brieven van 31 mei 2024 en 5 juni 2024 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
2.1. [eiser] heeft [gedaagde] eind januari 2023 opdracht verleend (“de opdracht”) tot de aankoop van een tweedehands BMW 330 E (“de BMW”).
2.2. [eiser] en [gedaagde] hebben eind januari 2023 ook een overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot de reparatie van de BMW gesloten (“de aannemingsovereenkomst”).
2.3. Op 30 januari 2023 heeft [eiser] een bedrag van € 15.950,= overgemaakt op de rekening van [gedaagde] (“de aanbetaling”).
2.4. In de brief van 18 december 2023 heeft [eiser] de opdracht en de aannemingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
3 De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 15.950,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023. Ook vordert [eiser] de betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 934,50 en de proceskosten, waaronder de kosten van een tolk.
3.2. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de opdracht en de aannemingsovereenkomst (gezamenlijk ook “de overeenkomsten”). Volgens [eiser] kan [gedaagde] de overeenkomsten blijvend niet meer nakomen en is [gedaagde] in verzuim, omdat de BMW inmiddels aan een derde is verkocht. [eiser] heeft de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden en wil de aanbetaling terug.
4 Het verweer
4.1. [gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij een bedrag van € 1.600,= heeft aanbetaald voor (de koop van) de BMW, maar dat hij het restant van de koopsom nog niet aan de Belgische verkoper heeft betaald en dat de auto nog op naam van de verkoper staat. [eiser] moet eerst € 20.000,= voor de reparatie van de BMW aan [gedaagde] betalen, maar heeft dat niet gedaan. Bovendien heeft [gedaagde] nog een bedrag van € 7.126,90 van [eiser] tegoed, omdat hij in 2020 een Toyota van [eiser] (“de Toyota”) heeft gerepareerd en [eiser] dat bedrag niet aan hem heeft betaald. [gedaagde] heeft gewerkt, dus hij wil zijn geld.
5 De beoordeling
5.1. Deze zaak heeft een internationaal karakter en daarom moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
Rechtsmacht
5.2. [gedaagde] woont in Nederland en moet in beginsel worden opgeroepen voor de gerechten van Nederland. Bovendien is [gedaagde] vrijwillig verschenen bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.Toepasselijk recht
5.3. [eiser] heeft op de zitting aangevoerd dat Nederlands recht op de zaak van toepassing is, omdat uit de omstandigheden kan worden afgeleid dat partijen daarvoor hebben gekozen. Partijen zijn in hun standpunten zelf uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht en [gedaagde] heeft de toepasselijkheid van Nederlands recht niet betwist. De kantonrechter is van oordeel dat Nederlands recht op de zaak van toepassing is. De vordering tot terugbetaling
5.4. [eiser] heeft zijn standpunt op de zitting toegelicht. Hij is tijdens de zitting ook ingegaan op het door [gedaagde] gevoerde verweer.
5.5. Tijdens de zitting heeft mr. Stephan verklaard dat [gedaagde] kort na de brief van 18 december 2023 telefonisch contact met hem heeft opgenomen en heeft bevestigd dat hij de BMW heeft doorverkocht aan een derde en niet meer in zijn bezit heeft.
5.6. Omdat [gedaagde] niet op de zitting is verschenen, heeft hij dus niet gereageerd op wat [eiser] op de zitting naar voren heeft gebracht. Uit het niet verschijnen op de zitting kan de kantonrechter de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht
5.7. In de tweede plaats volgt de kantonrechter [eiser] in zijn stelling dat de reparatie van de Toyota € 1.100,= kostte en dat [eiser] die kosten heeft betaald. De kantonrechter wijst het door [gedaagde] gevoerde verweer dan ook van de hand. Conclusie
5.8. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] tot betaling van de hoofdsom van € 15.950,= zal toewijzen.Wettelijke rente
5.9. [eiser] vordert de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 31 januari 2023. Omdat [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen als gevorderd.Buitengerechtelijke kosten
5.10. [eiser] vordert een bedrag van € 934,50 (inclusief BTW) aan buitengerechtelijke kosten. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten is verschuldigd op grond van de wet
5.11. [eiser] heeft in de brief van 5 juni 2024 verzocht om vergoeding van de kosten van de tolk voor de zitting. Omdat de tolk niet op de zitting aanwezig was en de kosten dus niet zijn gemaakt, zal de kantonrechter de tolkkosten niet in de proceskostenveroordeling meenemen. Proceskosten
5.12. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 1.793,08, bestaande uit (i) kosten dagvaarding € 140,08, (ii) griffierecht € 706,=, (iii) salaris gemachtigde € 812,= (2,00 punten x € 406,=) en (iv) nakosten € 135,= (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing).
5.13. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6 De beslissing
De kantonrechter:
6.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 15.950,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 januari 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 934,50;
6.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] van € 1.793,08, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6. wijst de vordering voor het overige af. Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Metz en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Artikel 88 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv.”).
Artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (“BW”).
Op grond van artikel 271 BW.
Artikel 6:96 lid 4 BW.