Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats Haarlem

raadkamernummer : 23-017580 datum : 9 februari 2024

beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster], [geboortedatum], woonplaats kiezend op het kantoor van mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te 's-Gravenhage, (Eisenhowerlaan 136, 2517 KN 's-Gravenhage),

hierna te noemen: de verzoekster.

1 De beoordeling van het verzoek

1.1. Het verzoekschrift is ingediend op 7 juli 2023 en strekt tot toekenning aan verzoekster van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 2.155,- wegens de door deze met betrekking tot de raadkamerprocedure ex artikel 552a Sv, registratienummer 23-004996, gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening van het onderhavige verzoekschrift.

1.2. Uit het dossier met het registratienummer 23-004996 blijkt uit de kennisgeving van de inbeslagname dat in het strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte] een handtas van het merk Chanel in beslag is genomen. De raadsman van klager heeft op 22 februari 2023 namens klager een klaagschrift ingediend. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld en het klaagschrift gegrond verklaard.

1.3. Op de voet van het bepaalde in artikel 530 jo artikel 534 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman. Uit artikel 530 lid 4 Sv en 529 lid 5 Sv volgt dat bovenstaande ook van toepassing is op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv.

1.4. Een verzoek tot toekenning van een vergoeding voor de werkzaamheden voor een beklagprocedure kan, gelet op het van overeenkomstige toepassing verklaarde tweede lid van art. 529 Sv, worden ingediend ‘binnen drie maanden na het eindigen van de zaak’. Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift.[1]

1.5. De officier van justitie heeft in deze beslissing op 7 juli 2023 cassatie ingesteld tegen de gegrond verklaring van de rechtbank d.d. 20 juni 2023. De beslissing van de rechtbank is daarom nog niet onherroepelijk. Verzoekster moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

2 Beslissing

De rechtbank verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in haar verzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter, in tegenwoordigheid van P.C. Rozenbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024

Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Hoge Raad 3 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG2191


Voetnoten

Hoge Raad 3 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG2191