Terug naar bibliotheek
Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
Titel IX. Beklag
Artikel 552b

Artikel 552b (Beklag belanghebbenden verbeurdverklaring onttrekking hun voorwerpen)

Laatste versie

1. De belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde, kunnen schriftelijk zich beklagen over de verbeurdverklaring van hun toekomende voorwerpen of over de onttrekking van zodanige voorwerpen aan het verkeer. Geen beklag staat open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaarde voorwerpen bij de uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, dan wel vervangende vrijheidsstraf is toegepast.

2. Het klaagschrift wordt, binnen drie maanden nadat de beslissing uitvoerbaar is geworden, ingediend ter griffie van het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslissing heeft genomen. Het klaagschrift kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.

3. De behandeling van het klaagschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.

4. Acht het gerecht het beklag gegrond, dan herroept het de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer en geeft een last als bedoeld in artikel 353, tweede lid, onderdeel a of b.

5. Bij de herroeping van een verbeurdverklaring kan het gerecht de voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren, indien zij daarvoor vatbaar zijn. De artikelen 33b,33c en 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde, kunnen schriftelijk zich beklagen over de verbeurdverklaring van hun toekomende voorwerpen of over de onttrekking van zodanige voorwerpen aan het verkeer. Geen beklag staat open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaarde voorwerpen bij de uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, dan wel vervangende vrijheidsstraf is toegepast.

Dit betekent letterlijk: Personen die een direct belang hebben (de belanghebbenden) en die niet de verdachte of de veroordeelde zijn, hebben de mogelijkheid om schriftelijk een klacht in te dienen (zich beklagen) tegen de beslissing tot verbeurdverklaring van voorwerpen die aan hen toebehoren (hun toekomende voorwerpen) of tegen de beslissing om dergelijke voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te onttrekken. Er is echter geen mogelijkheid tot beklag (geen beklag staat open) in de situatie dat het geldbedrag, waarop de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen tijdens de rechterlijke uitspraak is vastgesteld (geschat), reeds is betaald of door de overheid is geïnd (ingevorderd). Dit geldt eveneens als er in plaats daarvan een vervangende vrijheidsstraf is ondergaan (toegepast).

2. Het klaagschrift wordt, binnen drie maanden nadat de beslissing uitvoerbaar is geworden, ingediend ter griffie van het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslissing heeft genomen. Het klaagschrift kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.

Dit betekent letterlijk: Het schriftelijke bezwaar (het klaagschrift) moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden. Deze termijn start op het moment dat de beslissing waartegen men klaagt, daadwerkelijk uitgevoerd kan worden (uitvoerbaar is geworden). Het klaagschrift moet worden ingediend bij de administratie (griffie) van de rechtbank of het hof (het gerecht) die als laatste en hoogste instantie over de feiten heeft geoordeeld en de beslissing heeft genomen (in hoogste feitelijke aanleg). Het is ook mogelijk om het klaagschrift digitaal (langs elektronische weg) in te dienen. Dit moet dan gebeuren via een specifiek elektronisch systeem (elektronische voorziening) dat is aangewezen in of op basis van een algemene maatregel van bestuur.

3. De behandeling van het klaagschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.

Dit betekent letterlijk: De zitting waarin het klaagschrift wordt behandeld door een speciale kamer van het gerecht (de raadkamer), is toegankelijk voor het publiek (vindt plaats in het openbaar).

4. Acht het gerecht het beklag gegrond, dan herroept het de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer en geeft een last als bedoeld in artikel 353, tweede lid, onderdeel a of b.

Dit betekent letterlijk: Indien het gerecht van oordeel is dat de klacht terecht is (het beklag gegrond acht), dan zal het de eerdere beslissing tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer ongeldig maken (herroepen). Vervolgens zal het gerecht een opdracht (last) geven zoals omschreven in artikel 353, lid 2, onder a of b (van het Wetboek van Strafvordering), wat meestal inhoudt dat het voorwerp wordt teruggegeven of op een bepaalde manier wordt bewaard.

5. Bij de herroeping van een verbeurdverklaring kan het gerecht de voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren, indien zij daarvoor vatbaar zijn. De artikelen 33b,33c en 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent letterlijk: Wanneer het gerecht een beslissing tot verbeurdverklaring herroept, heeft het nog steeds de mogelijkheid om te besluiten dat de betreffende voorwerpen alsnog aan het maatschappelijk verkeer onttrokken moeten worden. Dit kan alleen als de voorwerpen van zodanige aard zijn dat onttrekking aan het verkeer mogelijk is (indien zij daarvoor vatbaar zijn). De bepalingen uit artikel 33b, artikel 33c en artikel 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing (van overeenkomstige toepassing).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:37 - Onttrekking aan het verkeer vereist verband met een begaan strafbaar feit

ECLI:NL:HR:2022:3725 januari 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor onttrekking aan het verkeer van een voorwerp, zoals een auto met een verborgen ruimte, is vereist dat een verband wordt vastgesteld met een concreet begaan strafbaar feit. De enkele aanwezigheid van een verborgen ruimte is onvoldoende, ook al worden dergelijke ruimtes doorgaans voor criminele doeleinden gebruikt.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2757

ECLI:NL:HR:2015:275722 september 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2756

ECLI:NL:HR:2015:275622 september 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3632

ECLI:NL:HR:2014:363216 december 2014Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtDouane En Invoerrechten
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:403 - Geldelijke tegemoetkoming bij douanebeslag ondanks parallel strafrechtelijk beslag

ECLI:NL:HR:2020:40317 maart 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De omstandigheid dat op een voertuig naast een douanebeslag ook een strafvorderlijk beslag rust, staat niet in de weg aan de toekenning van een geldelijke tegemoetkoming. De rechter moet beoordelen of de eigenaar onevenredig wordt getroffen door het verval aan de Staat.

BelastingrechtDouane En Invoerrechten
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1993:ZC9284

ECLI:NL:HR:1993:ZC928423 november 1993Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BM0781

ECLI:NL:HR:2011:BM078119 april 2011Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:457

ECLI:NL:HR:2022:45729 maart 2022Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:404 - Samenloop Douanebeslag en Strafvorderlijk Beslag: Belang bij Klaagschrift Blijft Bestaan

ECLI:NL:HR:2020:40417 maart 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Het bestaan van een strafvorderlijk beslag neemt niet het belang weg bij een klaagschrift tegen een gelijktijdig douanebeslag. De redenering dat het voorwerp dan niet aan de Staat vervalt onder de douanewet, en er dus geen belang is, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

BelastingrechtDouane En Invoerrechten, Procesrecht Belastingen
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:479

ECLI:NL:HR:2017:47921 maart 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak