Artikel 552b (Beklag belanghebbenden verbeurdverklaring onttrekking hun voorwerpen)
1. De belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde, kunnen schriftelijk zich beklagen over de verbeurdverklaring van hun toekomende voorwerpen of over de onttrekking van zodanige voorwerpen aan het verkeer. Geen beklag staat open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaarde voorwerpen bij de uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, dan wel vervangende vrijheidsstraf is toegepast.
2. Het klaagschrift wordt, binnen drie maanden nadat de beslissing uitvoerbaar is geworden, ingediend ter griffie van het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslissing heeft genomen. Het klaagschrift kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
3. De behandeling van het klaagschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
4. Acht het gerecht het beklag gegrond, dan herroept het de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer en geeft een last als bedoeld in artikel 353, tweede lid, onderdeel a of b.
5. Bij de herroeping van een verbeurdverklaring kan het gerecht de voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren, indien zij daarvoor vatbaar zijn. De artikelen 33b,33c en 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde, kunnen schriftelijk zich beklagen over de verbeurdverklaring van hun toekomende voorwerpen of over de onttrekking van zodanige voorwerpen aan het verkeer. Geen beklag staat open, indien het bedrag, waarop de verbeurdverklaarde voorwerpen bij de uitspraak zijn geschat, is betaald of ingevorderd, dan wel vervangende vrijheidsstraf is toegepast.
Dit betekent letterlijk: Personen die een direct belang hebben (de belanghebbenden) en die niet de verdachte of de veroordeelde zijn, hebben de mogelijkheid om schriftelijk een klacht in te dienen (zich beklagen) tegen de beslissing tot verbeurdverklaring van voorwerpen die aan hen toebehoren (hun toekomende voorwerpen) of tegen de beslissing om dergelijke voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te onttrekken. Er is echter geen mogelijkheid tot beklag (geen beklag staat open) in de situatie dat het geldbedrag, waarop de waarde van de verbeurdverklaarde voorwerpen tijdens de rechterlijke uitspraak is vastgesteld (geschat), reeds is betaald of door de overheid is geïnd (ingevorderd). Dit geldt eveneens als er in plaats daarvan een vervangende vrijheidsstraf is ondergaan (toegepast).
2. Het klaagschrift wordt, binnen drie maanden nadat de beslissing uitvoerbaar is geworden, ingediend ter griffie van het gerecht dat in hoogste feitelijke aanleg de beslissing heeft genomen. Het klaagschrift kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
Dit betekent letterlijk: Het schriftelijke bezwaar (het klaagschrift) moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden. Deze termijn start op het moment dat de beslissing waartegen men klaagt, daadwerkelijk uitgevoerd kan worden (uitvoerbaar is geworden). Het klaagschrift moet worden ingediend bij de administratie (griffie) van de rechtbank of het hof (het gerecht) die als laatste en hoogste instantie over de feiten heeft geoordeeld en de beslissing heeft genomen (in hoogste feitelijke aanleg). Het is ook mogelijk om het klaagschrift digitaal (langs elektronische weg) in te dienen. Dit moet dan gebeuren via een specifiek elektronisch systeem (elektronische voorziening) dat is aangewezen in of op basis van een algemene maatregel van bestuur.
3. De behandeling van het klaagschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
Dit betekent letterlijk: De zitting waarin het klaagschrift wordt behandeld door een speciale kamer van het gerecht (de raadkamer), is toegankelijk voor het publiek (vindt plaats in het openbaar).
4. Acht het gerecht het beklag gegrond, dan herroept het de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer en geeft een last als bedoeld in artikel 353, tweede lid, onderdeel a of b.
Dit betekent letterlijk: Indien het gerecht van oordeel is dat de klacht terecht is (het beklag gegrond acht), dan zal het de eerdere beslissing tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer ongeldig maken (herroepen). Vervolgens zal het gerecht een opdracht (last) geven zoals omschreven in artikel 353, lid 2, onder a of b (van het Wetboek van Strafvordering), wat meestal inhoudt dat het voorwerp wordt teruggegeven of op een bepaalde manier wordt bewaard.
5. Bij de herroeping van een verbeurdverklaring kan het gerecht de voorwerpen aan het verkeer onttrokken verklaren, indien zij daarvoor vatbaar zijn. De artikelen 33b,33c en 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk: Wanneer het gerecht een beslissing tot verbeurdverklaring herroept, heeft het nog steeds de mogelijkheid om te besluiten dat de betreffende voorwerpen alsnog aan het maatschappelijk verkeer onttrokken moeten worden. Dit kan alleen als de voorwerpen van zodanige aard zijn dat onttrekking aan het verkeer mogelijk is (indien zij daarvoor vatbaar zijn). De bepalingen uit artikel 33b, artikel 33c en artikel 35, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn hierbij op een vergelijkbare manier van toepassing (van overeenkomstige toepassing).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:1994:ZD1079 - Hoge Raad - 5 december 1994
ECLI:NL:HR:2025:653 - Vordering uit ongerechtvaardigde verrijking onvoldoende voor beklag over verbeurdverklaring - 21 april 2025
Een vordering tot betaling van een geldbedrag uit ongerechtvaardigde verrijking betekent niet dat een specifiek verbeurdverklaard geldbedrag aan de klager ‘toekomt’ in de zin van artikel 552b Sv. De klager heeft slechts een vordering op de schuldenaar, geen aanspraak op afgifte van het specifieke voorwerp.
ECLI:NL:HR:1993:ZC9284 - Hoge Raad - 22 november 1993
ECLI:NL:HR:2009:BH5795 - Hoge Raad - 18 mei 2009
ECLI:NL:HR:2025:651 - Verbeurdverklaring: vordering tot betaling is geen ‘toekomend voorwerp’ bij beklag - 21 april 2025
Een civielrechtelijke vordering tot betaling van een geldsom, bijvoorbeeld uit onverschuldigde betaling, betekent niet dat een specifiek deel van een verbeurdverklaard banktegoed aan de klager ‘toekomt’ in de zin van artikel 552b Sv. Een dergelijke vordering verleent geen beklagrecht over de verbeurdverklaring.
ECLI:NL:HR:2022:37 - Onttrekking aan het verkeer vereist verband met een begaan strafbaar feit - 24 januari 2022
Voor onttrekking aan het verkeer van een voorwerp, zoals een auto met een verborgen ruimte, is vereist dat een verband wordt vastgesteld met een concreet begaan strafbaar feit. De enkele aanwezigheid van een verborgen ruimte is onvoldoende, ook al worden dergelijke ruimtes doorgaans voor criminele doeleinden gebruikt.
ECLI:NL:HR:2014:3632 - Douanebeslag en geldelijke tegemoetkoming na strafrechtelijke vrijspraak - 15 december 2014
De Hoge Raad oordeelt dat bij een beklag tegen douanebeslag op een vervoermiddel, een verzoek om een geldelijke tegemoetkoming onvoldoende is gemotiveerd als niet wordt ingegaan op de onevenredige benadeling van de eigenaar, die eerder strafrechtelijk is vrijgesproken voor het feit waarvoor het beslag is gelegd.
ECLI:NL:HR:2022:457 - Onjuiste juridische grondslag beklag na transactie, maar juiste toetsingsmaatstaf toegepast - 28 maart 2022
De rechtbank past ten onrechte artikel 552b Sv toe op een beklag van een derde-belanghebbende na een transactie ex artikel 74 Sr; het oude artikel 552ab Sv blijft van toepassing. Dit leidt niet tot cassatie als de rechtbank wel de juiste materiële toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd.
ECLI:NL:HR:2012:BY2813 - Hoge Raad - 10 december 2012
ECLI:NL:HR:2015:2757 - Geen vergoeding advocaatkosten bij strafbeschikking na gegrond klaagschrift invordering rijbewijs - 21 september 2015
Artikel 591a Sv biedt geen wettelijke grondslag voor vergoeding van advocaatkosten uit een klaagschriftprocedure (art. 164 WVW 1994), zelfs als het klaagschrift gegrond is, wanneer de strafzaak eindigt met de oplegging van een straf of maatregel via een strafbeschikking.