Artikel 552a (Beklagprocedure inbeslagneming, gegevens en bevelen)
1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over het bevel toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk of delen daarvan, tot een gegevensdrager of tot versleutelde gegevens dan wel kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing. De belanghebbenden kunnen zich voorts schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over het beklag, bedoeld in de vorige volzin, beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.
3. Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
4. Indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld wordt het klaagschrift of het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking ingediend ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking is geschied of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, is gegeven. De rechtbank is bevoegd tot afdoening tenzij de vervolging mocht zijn aangevangen voordat met de behandeling van het klaagschrift of het verzoek een aanvang kon worden gemaakt. In dat geval zendt de griffier het klaagschrift of het verzoek ter afdoening aan het gerecht, bedoeld in het vorige lid.
5. De griffier van het gerecht dat tot afdoening bevoegd is, zendt aan degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen, indien hij noch de klager is, noch afstand van het voorwerp heeft gedaan, en zijn adres bekend is, onverwijld een afschrift van het klaagschrift en deelt hem mee dat hij zijnerzijds een klaagschrift kan indienen. Op last van de voorzitter van het gerecht stelt de griffier tevens andere belanghebbenden van het klaagschrift in kennis, hun de gelegenheid biedende hetzij zelf binnen een in de kennisgeving te vermelden termijn een klaagschrift in te dienen, betrekking hebbend op hetzelfde voorwerp of dezelfde gegevens, hetzij tijdens de behandeling van het klaagschrift te worden gehoord. In het laatste geval geldt de kennisgeving als oproeping.
6. Het klaagschrift van de belanghebbenden, anderen dan de verdachte, gewezen verdachte of veroordeelde, kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
7. De behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
8. Indien het klaagschrift is ingediend door een persoon met de bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 beslist het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het klaagschrift.
9. Indien het beklag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de uitvoering van een verzoek om rechtshulp van een vreemde staat, beslist het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het klaagschrift.
10. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.
11. Acht het gerecht het beklag, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, gegrond, dan kan het het bevel geheel of gedeeltelijk opheffen.
Uitleg in duidelijke taal
1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over het bevel toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk of delen daarvan, tot een gegevensdrager of tot versleutelde gegevens dan wel kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing. De belanghebbenden kunnen zich voorts schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over het beklag, bedoeld in de vorige volzin, beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
- inbeslagneming (het in beslag nemen van voorwerpen);
- het gebruik van in beslag genomen voorwerpen;
- het uitblijven van een last tot teruggave (wanneer er geen bevel tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen wordt gegeven);
- het al dan niet toepassen van de bevoegdheid neergelegd in artikel 116, vierde lid (dit artikel betreft de bevoegdheid van het openbaar ministerie om in bepaalde gevallen te beslissen over teruggave of vernietiging van in beslag genomen voorwerpen);
- de vordering van gegevens (een eis tot het verstrekken van gegevens);
- een bevel om toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk (zoals een computer) of delen daarvan, tot een gegevensdrager (zoals een USB-stick), of tot versleutelde gegevens, dan wel een bevel om kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen;
- de kennisneming of het gebruik van gegevens die zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking of die op vordering zijn verstrekt;
- de kennisneming of het gebruik van gegevens die zijn opgeslagen, verwerkt of overgedragen via een geautomatiseerd werk en die zijn vastgelegd bij een onderzoek in een dergelijk werk;
- de kennisneming of het gebruik van gegevens zoals bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114 (deze artikelen betreffen specifieke bevoegdheden tot het opnemen van communicatie, onderzoek van telecommunicatie en observatie);
- de vordering om gegevens te bewaren en beschikbaar te houden;
- de ontoegankelijkmaking van gegevens die zijn aangetroffen in een geautomatiseerd werk, zoals bedoeld in de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid, alsmede over de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing. Verder kunnen belanghebbenden zich schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over een dergelijk beklag beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.
Dit lid bepaalt dat belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken dat gegevens worden vernietigd. Het gaat hier om gegevens die zijn vastgelegd (opgenomen of verzameld) tijdens een doorzoeking of die op basis van een vordering (een officiële eis) zijn verstrekt.
3. Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
Dit lid stelt dat het klaagschrift of het verzoek (zoals bedoeld in lid 1 en 2) zo spoedig mogelijk moet worden ingediend. De indiening moet plaatsvinden na de inbeslagneming van voorwerpen, of na de kennisneming of ontoegankelijkmaking van gegevens, of na een bevel zoals bedoeld in artikel 125k (bewaren en beschikbaar houden van gegevens) en artikel 125p (ontoegankelijk maken van gegevens). Het klaagschrift of verzoek moet worden ingediend ter griffie (het secretariaat) van het gerecht in feitelijke aanleg (de rechtbank of het gerechtshof die de feiten behandelt) waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het lid voegt toe dat het klaagschrift of verzoek niet ontvankelijk is (niet in behandeling wordt genomen) als het wordt ingediend nadat er drie maanden zijn verstreken sinds de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
4. Indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld wordt het klaagschrift of het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking ingediend ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking is geschied of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, is gegeven. De rechtbank is bevoegd tot afdoening tenzij de vervolging mocht zijn aangevangen voordat met de behandeling van het klaagschrift of het verzoek een aanvang kon worden gemaakt. In dat geval zendt de griffier het klaagschrift of het verzoek ter afdoening aan het gerecht, bedoeld in het vorige lid.
Dit lid regelt de situatie waarin er (nog) geen vervolging is ingesteld. In dat geval moet het klaagschrift of verzoek zo spoedig mogelijk worden ingediend, maar uiterlijk binnen twee jaar na de inbeslagneming, kennisneming van gegevens, of ontoegankelijkmaking van gegevens. De indiening geschiedt ter griffie van de rechtbank van het arrondissement (rechtsgebied) waarbinnen de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking heeft plaatsgevonden, of waar het bevel (zoals in artikel 125k en 125p) is gegeven. Deze rechtbank is bevoegd om het klaagschrift of verzoek af te handelen, tenzij de vervolging alsnog is gestart voordat de behandeling van het klaagschrift of verzoek kon beginnen. Mocht dat laatste het geval zijn, dan stuurt de griffier het klaagschrift of verzoek door naar het gerecht dat in het vorige lid (lid 3) is genoemd, namelijk het gerecht waar de zaak wordt vervolgd.
5. De griffier van het gerecht dat tot afdoening bevoegd is, zendt aan degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen, indien hij noch de klager is, noch afstand van het voorwerp heeft gedaan, en zijn adres bekend is, onverwijld een afschrift van het klaagschrift en deelt hem mee dat hij zijnerzijds een klaagschrift kan indienen. Op last van de voorzitter van het gerecht stelt de griffier tevens andere belanghebbenden van het klaagschrift in kennis, hun de gelegenheid biedende hetzij zelf binnen een in de kennisgeving te vermelden termijn een klaagschrift in te dienen, betrekking hebbend op hetzelfde voorwerp of dezelfde gegevens, hetzij tijdens de behandeling van het klaagschrift te worden gehoord. In het laatste geval geldt de kennisgeving als oproeping.
Dit lid beschrijft de procedure die de griffier van het bevoegde gerecht volgt. Als een voorwerp bij iemand in beslag is genomen, en die persoon is niet de klager, heeft geen afstand gedaan van het voorwerp, en zijn adres is bekend, dan stuurt de griffier onverwijld (direct) een afschrift (kopie) van het klaagschrift aan deze persoon. Ook deelt de griffier mee dat deze persoon zelf ook een klaagschrift kan indienen. Op bevel van de voorzitter van het gerecht informeert de griffier ook andere belanghebbenden over het klaagschrift. Deze belanghebbenden krijgen de gelegenheid om ofwel zelf een klaagschrift in te dienen binnen een gestelde termijn (als het betrekking heeft op hetzelfde voorwerp of dezelfde gegevens), ofwel om gehoord te worden tijdens de behandeling van het ingediende klaagschrift. Als zij ervoor kiezen gehoord te worden, geldt de kennisgeving als een officiële oproeping.
6. Het klaagschrift van de belanghebbenden, anderen dan de verdachte, gewezen verdachte of veroordeelde, kan langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
Dit lid geeft aan dat belanghebbenden die niet de verdachte, gewezen verdachte (voormalig verdachte) of veroordeelde zijn, hun klaagschrift elektronisch kunnen overdragen. Dit moet gebeuren via een elektronische voorziening die is aangewezen bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur (een nadere wettelijke regeling).
7. De behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
Dit lid bepaalt dat de behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer (een zitting van de rechtbank die niet altijd openbaar is, maar hier wel) in het openbaar plaatsvindt. Dit betekent dat de zitting toegankelijk is voor publiek.
8. Indien het klaagschrift is ingediend door een persoon met de bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 beslist het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het klaagschrift.
Dit lid stelt een termijn voor de beslissing van het gerecht. Als het klaagschrift is ingediend door een persoon die bevoegd is zich te verschonen (het recht heeft om te weigeren te getuigen vanwege een beroepsgeheim, zoals advocaten of artsen, zoals bedoeld in artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering), dan moet het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het klaagschrift een beslissing nemen.
9. Indien het beklag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de uitvoering van een verzoek om rechtshulp van een vreemde staat, beslist het gerecht binnen dertig dagen na ontvangst van het klaagschrift.
Dit lid stelt eveneens een termijn van dertig dagen voor de beslissing van het gerecht. Dit geldt specifiek als het beklag (zoals omschreven in lid 1) betrekking heeft op de uitvoering van een verzoek om rechtshulp (juridische samenwerking) van een vreemde staat.
10. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.
Dit lid beschrijft de consequentie als het gerecht het beklag of het verzoek gegrond acht (dus als de klager of verzoeker gelijk krijgt). In dat geval geeft het gerecht een last (een bevel of opdracht) die overeenkomt met de gegrondverklaring. Dit kan bijvoorbeeld een last tot teruggave van voorwerpen zijn.
11. Acht het gerecht het beklag, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, gegrond, dan kan het het bevel geheel of gedeeltelijk opheffen.
Dit lid specificeert de bevoegdheid van het gerecht als een specifiek type beklag gegrond wordt verklaard. Het gaat om het beklag genoemd in de tweede volzin van het eerste lid (het beklag over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p). Als dit beklag gegrond is, kan het gerecht het betreffende bevel geheel of gedeeltelijk opheffen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BL2823
ECLI:NL:HR:2016:1005 - Overzichtsarrest 80a RO: Actualisering van Selectie aan de Poort
Dit overzichtsarrest actualiseert de rechtspraak over artikel 80a RO. De Hoge Raad geeft een gedetailleerd overzicht van gevallen waarin cassatieberoep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens 'klaarblijkelijk onvoldoende belang' of omdat de klachten 'klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden', inclusief de specifieke klacht over de redelijke termijn.
ECLI:NL:HR:2023:913
ECLI:NL:HR:2014:379
ECLI:NL:HR:2021:1940 - Beperkte toetsing rechter bij inbeslagneming op basis van Europees Onderzoeksbevel
In een klaagschriftprocedure tegen een beslag op basis van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) is de rechterlijke toetsing beperkt. De proportionaliteit en gronden voor het EOB worden niet beoordeeld; dit is aan de uitvaardigende staat. De rechter toetst slechts weigeringsgronden en formaliteiten.
ECLI:NL:HR:2023:128 - Hoge Raad's nieuwe kaders voor beslag: proportionaliteit, subsidiariteit en hernieuwd beklag
De Hoge Raad verduidelijkt het beoordelingskader voor beklagprocedures over inbeslagneming. De rechter moet explicieter toetsen aan proportionaliteit en subsidiariteit als dit wordt aangevoerd. Tijdsverloop is een cruciale factor, die een hernieuwd beklag kan rechtvaardigen om deze toets opnieuw uit te voeren.
ECLI:NL:HR:2014:38
ECLI:NL:HR:2021:273 - Bewijsbeslag op de Staat: Spanning tussen verschoningsrecht en strafvordering
Een advocaat heeft een eigen, in rechte afdwingbaar belang bij de eerbiediging van zijn verschoningsrecht en kan daarvoor bewijsbeslag leggen. Beslag op originelen uit een strafdossier is wegens strijd met de openbare dienst verboden, maar beslag op daarvan gemaakte kopieën is wel toegestaan.