ECLI:NL:RBMNE:2025:4938 - Rechtbank Midden-Nederland - 10 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11720245 \ UC EXPL 25-4730
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V., HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam], gevestigd in [vestigingsplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiseres] , gemachtigde: Y. Kootstra,
tegen
[gedaagde], wonende in [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 16 mei 2025,- de conclusie van antwoord van 30 mei 2025,
-
de conclusie van antwoord in reconventie van 25 augustus 2025.
1.2. Op 1 september 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren namens [eiseres] haar DGA, de heer [A] , en haar gemachtigde, mevrouw Y. Kootstra, aanwezig. [gedaagde] was ook aanwezig. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3. Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.
2 De kern van de zaak
2.1. [eiseres] heeft verhuiswerkzaamheden uitgevoerd voor [gedaagde] . [eiseres] heeft vóór de werkzaamheden een offerte gestuurd met een indicatie van wat de kosten zouden zijn, namelijk € 2.455,25. Na de verhuizing werd duidelijk dat de verhuizing langer had geduurd had en dat er meer verhuiswagens en verhuizers nodig waren. De daadwerkelijke factuur was daardoor met € 5.136,64 veel hoger. [gedaagde] wil niet het hele verschil tussen de factuur en de offerte betalen, omdat er veel dingen mis zijn gegaan bij de verhuizing. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de helft van het verschil tussen de offerte en de factuur moet betalen. [gedaagde] heeft ook het bedrag van de offerte nog niet betaald. Dit bedrag moet zij daarom ook nog aan [eiseres] betalen.
3 De beoordeling
[gedaagde] moet het bedrag van de offerte betalen
3.1. De werkzaamheden die op de offerte staan heeft [eiseres] uitgevoerd en [gedaagde] heeft erkend hiervoor te moeten betalen. Zij is ook met de hoogte van dit bedrag akkoord gegaan toen zij de offerte goedkeurde. [gedaagde] zal daarom dit bedrag, € 2.455,25, aan [eiseres] moeten betalen.
Artikel 3 van de algemene voorwaarden wordt vernietigd
3.2. Voor de betaling van het meerwerk beroept [eiseres] zich op artikel 3 van haar algemene voorwaarden.
3.3. Het beding in de algemene voorwaarden waar [eiseres] haar vordering op baseert, vindt de kantonrechter onredelijk bezwarend. De consument, in dit geval [gedaagde] , heeft namelijk door dit beding vóór het sluiten van de overeenkomst geen idee wat er bij hem/haar in rekening gebracht gaat worden voor de werkzaamheden van [eiseres] . De kantonrechter vernietigt daarom dit beding. Dat betekent dat het beding niet meer van toepassing is op de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] .
[gedaagde] moet een redelijk loon betalen voor het meerwerk
3.4. Omdat het beding over meerwerk uit de algemene voorwaarden vernietigd is, kan [eiseres] haar vordering hier niet op baseren. [gedaagde] heeft wel erkend dat [eiseres] meer werk heeft verricht dan aanvankelijk was begroot in de offerte en wil een deel hiervan ook betalen. Omdat er in de overeenkomst tussen partijen nu niets meer is afgesproken over wat er voor meerwerk betaald moet worden, moet er worden teruggevallen op de wet. Uit de wet volgt dat er een redelijk loon betaald moet worden voor de verrichte werkzaamheden.
De kantonrechter stelt een redelijk loon vast op € 1.340,70
3.5. De kantonrechter stelt een redelijk loon voor deze extra werkzaamheden vast op de helft van het meerwerk dat [eiseres] in rekening heeft gebracht, namelijk € 1.340,70 (€ 5.136,64 - € 2.455,25 = € 2.681,39 : 2 = € 1.340,70). Bij deze berekening is allereerst belangrijk dat [gedaagde] niet heeft betwist dat [eiseres] de door haar extra in rekening gebrachte werkzaamheden heeft uitgevoerd. Ook heeft zij de hoogte van de kosten op de factuur op zichzelf niet betwist. Zij heeft wel gezegd dat ze vindt deze kosten niet geheel te hoeven betalen, omdat [eiseres] er zelf verantwoordelijk voor is dat de verhuiswerkzaamheden niet op één dag afgerond konden worden, maar dat [eiseres] nog een tweede dag moest terugkomen. [eiseres] heeft namelijk geen vergunning geregeld voor het stremmen van de weg óf parkeervakken gereserveerd, waardoor de verhuiswagens verder van het huis moesten staan en [eiseres] langer deed over het leeghalen van de verhuiswagens. Ook kon [eiseres] daardoor geen gebruik maken van een verhuislift, wat de werkzaamheden vertraagd heeft.
3.6. [eiseres] stelt dat geen vergunning voor stremming van de weg aangevraagd kon worden en dat zelfs als er wel parkeervakken gereserveerd zouden zijn, dan nog zou de verhuislift niet gebruikt kunnen worden omdat de weg dan alsnog gestremd zou worden. De werkzaamheden hebben volgens [eiseres] vooral langer geduurd omdat er veel meer spullen verhuisd moesten worden dan [gedaagde] van te voren had aangegeven.
3.7. Uit de e-mail van de gemeente Utrecht die [gedaagde] heeft toegevoegd bij haar conclusie van antwoord, blijkt inderdaad dat het niet mogelijk is om een vergunning voor stremming van de weg aan te vragen voor verhuiswerkzaamheden. Ook volgt uit deze e-mail dat bij een verhuizing gebruik gemaakt kan worden van parkeervakken voor het huis van [gedaagde] en dat dan een E4 parkeerbord geplaatst kan worden om de plekken te reserveren. Dit had [eiseres] dan ook kunnen en moeten doen, omdat het regelen van een vergunning onderdeel was van de overeenkomst tussen partijen. Toen de vergunning niet aangevraagd kon worden, had [eiseres] van de andere optie die door de gemeente wordt aangeboden, gebruik moeten maken en had zij de parkeervakken voor het huis van [gedaagde] moeten reserveren.
3.8. De kantonrechter gaat wel mee in de stelling van [eiseres] dat ook wanneer de parkeervakken waren gereserveerd, er geen gebruik gemaakt kon worden van de verhuislift. Volgens [eiseres] zou de weg daardoor gestremd worden, omdat je vanwege veiligheid niet onder de verhuislift door kan lopen. Dat het plaatsen van een verhuislift in de parkeervakken een gevaar voor de veiligheid zou opleveren is niet door [gedaagde] betwist. [gedaagde] zegt dat haar buren gebruik hebben gemaakt van een verhuislift, maar dat haar buren wel een verhuislift hebben gebruikt bij het verhuizen, maakt nog niet dat het legaal of ongevaarlijk is. Maar, ook al kon de verhuislift niet gebruikt kon worden, [eiseres] had de parkeervakken voor het huis van [gedaagde] wel moeten reserveren. Doordat [eiseres] dit niet had gedaan, kon zij niet gebruik maken van die parkeerplaatsen en moesten de verhuiswagens verder van de woning geparkeerd worden. De verhuizers moesten daardoor verder lopen met de verhuisdozen en meubels van [gedaagde] , waardoor de verhuizing langer heeft geduurd. Dit komt voor rekening van [eiseres] .
3.9. Het staat daarnaast vast dat [gedaagde] meer spullen had om te verhuizen dan aanvankelijk gedacht was door [eiseres] . [gedaagde] heeft dit erkend. De kantonrechter oordeelt dat niet precies duidelijk is welk deel van de extra werkzaamheden komt doordat [gedaagde] meer spullen wilde verhuizen en welk deel komt doordat er geen parkeervakken bij het huis waren gereserveerd door [eiseres] . De kantonrechter zal daarom de helft van het door [eiseres] gevorderde bedrag voor het meerwerk toewijzen. Dat betekent dat [gedaagde] in totaal, samen met het offertebedrag, nog € 3.795,95 voor de verhuizing aan [eiseres] moet betalen. Omdat [gedaagde] te laat is met betalen, moet zij ook de wettelijke rente over dit bedrag betalen.
[gedaagde] moet de incassokosten betalen
3.10. [eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 631,83. Dat zijn kosten die zij heeft gemaakt om te proberen te voorkomen dat zij naar de rechter moest stappen. [eiseres] heeft voldaan aan de wettelijke eisen voor een toewijzing van incassokosten (artikel 6:96 BW). [eiseres] heeft namelijk aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin aan [gedaagde] een termijn van veertien dagen wordt gegeven om te betalen. Voor vergoeding van de kosten gelden vast tarieven, die afhangen van de hoogte van de vordering. Deze tarieven zijn bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag dat [eiseres] heeft gevorderd komt niet overeen met het tarief in het Besluit bij de toegewezen hoofdsom. De kantonrechter zal het bedrag daarom matigen tot € 504,60.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.11. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
3.12. [eiseres] krijgt geen salarispunt toegekend voor haar conclusie van antwoord in reconventie. [gedaagde] heeft namelijk geen eis in reconventie ingediend. De conclusie van antwoord in reconventie was daarom niet nodig geweest.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.13. De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiseres] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
4 De beslissing
De kantonrechter
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.300,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.795,95, vanaf de vervaldatum van de onderliggende factuur, tot de dag van volledige betaling,
4.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.366,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
62938
Productie 1 bij de dagvaarding.
Zie artikel 7:405 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).