Uitspraak inhoud

Strafrecht

zittingsplaats Utrecht

zaaknummer: 11494471 UM VERZ 25-553 CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

beslissing van de kantonrechter en proces-verbaal van de zitting van 26 augustus 2025

inzake

hierna te noemen: de betrokkene.

Procesverloop

Aan de betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd van € 350,00. De boete is opgelegd - kort gezegd - voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 30 december 2022 in Utrecht.

De officier van justitie heeft het administratief beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend.

Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Op 20 maart 2023 is de boete verhoogd met € 175,00 (50%).

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 26 augustus 2025. De betrokkene was aanwezig. Namens de officier van justitie was een zittingsvertegenwoordiger aanwezig.

De kantonrechter heeft het onderzoek op de zitting gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling

Beoordeling van het beroep

  1. Het is niet in geschil dat het administratief beroepschrift te laat is ingediend. De beroepstermijn eindigde op 21 februari 2023. Het beroep is op 27 februari 2023 per post verstuurd. De kantonrechter beoordeelt of de officier van justitie het administratief beroep om deze reden terecht niet inhoudelijk heeft behandeld en niet-ontvankelijk heeft verklaard.

  2. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft een niet-ontvankelijkverklaring achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Het gaat dan om de vraag of de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.

  3. Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid moet de rechter maatwerk leveren, met een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering. Dit betekent dat alle omstandigheden van het geval in hun samenhang moeten worden bezien. Dit volgt uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters, die tot uitdrukking komt in de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). De kantonrechter oordeelt dat dit beoordelingskader ook moet worden toegepast bij besluiten die zijn genomen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Er is dan sprake van bestraffende sancties, waarbij maatwerk met betrekking tot termijnoverschrijdingen juist geboden is.

  4. De betrokkene heeft in zijn beroepschrift geschreven dat hij te laat was met zijn beroepschrift, omdat hij in januari 2023 mishandeld was en daardoor een flinke kneuzing aan zijn knie had. Op de zitting heeft hij echter verteld dat hij te laat was met het beroepschrift omdat hij op dat moment veel aan zijn hoofd had, als alleenstaande vader van twee kinderen met een handicap. Hij wist dat hij beroep moest instellen, maar vergat in alle drukte soms om alles tijdig te doen.

  5. De kantonrechter vindt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de betrokkene, ook tijdens zware privéomstandigheden, om op tijd een brief te sturen. Het is niet gebleken dat de betrokkene daartoe niet in staat was of daarbij geen hulp kon vragen. Bovendien geeft hij op verschillende momenten verschillende verklaringen voor het te laat instellen van beroep.

  6. De officier van justitie heeft het administratief beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep bij de kantonrechter is ongegrond. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.

  7. De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat niet binnen een redelijke termijn uitspraak is gedaan, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Grondwet. Omdat de kantonrechter niet toekomst aan de beoordeling van de sanctie, volstaat hij met deze vaststelling.

Overwegingen over de verhoging

  1. Op de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie laten weten dat de boete met 50% is verhoogd, maar dat dit ten onrechte is gebeurd. Op grond van artikel 23, derde lid, van de Wahv vindt de verhoging na niet betalen immers alleen plaats als de sanctie onherroepelijk is geworden. Dat is nog niet het geval: de zaak is nog onder de rechter.

  2. De zittingsvertegenwoordiger heeft de kantonrechter gevraagd om in het dictum van deze uitspraak te beslissen dat de verhoging ongedaan wordt gemaakt. Zij heeft toegelicht dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) alleen overgaat tot het ongedaan maken van een verhoging, als de kantonrechter daar opdracht voor geeft.

  3. De kantonrechter overweegt dat de officier van justitie bevoegd is om zelf een verhoging ongedaan te maken. De officier van justitie moet van die bevoegdheid gebruik maken als hij vaststelt dat een verhoging onrechtmatig is opgelegd. Daarvoor is geen tussenkomst van de kantonrechter nodig. Die tussenkomst is bovendien ook niet mogelijk, omdat de kantonrechter niet mag oordelen over de wettelijke verhogingen van Wahv-boetes. Dat volgt uit artikel 8:5 van de Awb, in samenhang met artikel 1 van de bijlage bij de Awb. Het is de verantwoordelijkheid van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) om goede afspraken te maken met het CJIB om een verhoging van de Wahv-boete ook administratief ongedaan te kunnen maken.

  4. De kantonrechter zal in dit geval - in strijd met de wet maar ten gunste van de betrokkene - bepalen dat de verhoging ongedaan wordt gemaakt. Hij verzoekt het CVOM en het CJIB om hun werkwijze aan te passen, zodat de kantonrechter deze buitenwettelijke beslissing in de toekomst niet meer hoeft in te zetten.

Beslissing

De kantonrechter:

Deze beslissing is genomen door mr. K. de Meulder, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 26 augustus 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.

de griffier, de kantonrechter,

J.A.J. Weultjes mr. K. de Meulder

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht, locatie Utrecht, o.v.v. Mulderzaken, postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum toezending proces-verbaal: