Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4902 - Rechtbank Midden-Nederland - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:49023 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

zittingsplaats Utrecht

zaaknummer: 11487348 UM VERZ 25-214 CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

beslissing van de kantonrechter van 3 september 2025 en proces-verbaal van de zitting van 20 augustus 2025

inzake

[betrokkene] , te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,

hierna te noemen: betrokkene, gemachtigde: G. Debije.

Inleiding

Aan de betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd van € 280,00. De boete is opgelegd - kort gezegd - omdat de lichtdoorlatendheid van de zijruiten van de auto waarin betrokkene op 23 oktober 2023 in Utrecht reed minder was dan 55%.

De officier van justitie heeft het administratief beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.

Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 augustus 2025. De betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Namens de officier van justitie was een zittingsvertegenwoordiger aanwezig.

De kantonrechter heeft het onderzoek op de zitting gesloten en twee weken later uitspraak gedaan.

Beoordeling

  1. De betrokkene ontkent de gedraging. De gemachtigde wijst er in het beroepschrift op dat de verkoper van de folie op de ruiten zou hebben verklaard dat daarmee zou worden voldaan aan wet- en regelgeving. Het is onduidelijk of de meter wel gekeurd is.

  2. De kantonrechter stelt vast dat de gedraging is verricht. De verbalisanten verklaren dat zij met kalibreerde en gecertificeerde apparatuur een meting hebben verricht en de kantonrechter heeft geen reden om daar aan te twijfelen. De enkele omstandigheid dat de betrokkene de uitkomst van de meting betwist en zich afvraagt of de meter wel gekeurd is, is daarvoor niet voldoende.

  3. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het sanctiebedrag te matigen. Iemand die folie op zijn autoruiten aanbrengt, is er zelf verantwoordelijk voor dat de folie niet te donker is en aan de regelgeving voldoet. Daarvoor kan niet worden verwezen naar de verkoper van de folie. Het beroep is ongegrond.

  4. De officier van justitie hoeft geen proceskosten te vergoeden. Ter voorlichting wijst de kantonrechter nog wel op het volgende.

  5. De gemachtigde van de betrokkene voert in het beroepschrift uitgebreid verweer tegen de wettelijke verplichting dat de uitbetaling van een proceskostenveroordeling uitsluitend plaatsvindt op een bankrekening die op naam staat van degene tot wie de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, is gericht. Deze wettelijke verplichting staat in artikel 13a, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. De gemachtigde noemt dit een ‘cessieverbod’ en voert aan dat deze bepaling in strijd is met het recht dat een rechtspersoon heeft op het ongestoorde genot van zijn eigendom, zoals dat is verankerd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

  6. De kantonrechter overweegt dat hij bevoegd is om te oordelen over de beslissing van de officier van justitie en om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Hij is echter niet bevoegd om te oordelen over de wijze waarop ná een uitspraak de betaling van proceskosten plaatsvindt. Een geschil daarover moet aan de civiele rechter worden voorgelegd. De kantonrechter verwijst ter vergelijking naar punt 4.19 van het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 mei 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1730, over dezelfde verplichting van artikel 30a, vierde lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.

Deze beslissing is genomen door mr. K. de Meulder, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 september 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.

de griffier, de kantonrechter,

H.A. van Gastel mr. K. de Meulder

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht, locatie Utrecht, o.v.v. Mulderzaken, postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.

Datum toezending proces-verbaal: