Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4625 - Rechtbank Midden-Nederland - 20 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:462520 augustus 2025

Uitspraak inhoud

Familierecht

Zaakgegevens: C/16/586435 / FA RK 24-2533 C/16/590822 / FA RK 25-548

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking van 20 augustus 2025

in de zaak van:

[verzoeker], wonende in [plaatsnaam], hierna te noemen: de man, advocaat mr. S. Karami,

e n

[verweerster], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. G. Tuenter.

1 De procedure

1.1. De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

1.2. De verzoeken en de verweren zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van11 augustus 2025. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:

2 Waar gaat het over?

wat staat vast?

2.1. Partijen zijn op 13 december 2022 in [plaatsnaam] (Irak) met elkaar getrouwd.

2.2. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft Iraakse nationaliteit.

2.3. Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opmaken.

wat ligt voor?

2.4. De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.

2.5. De vrouw verzoekt de rechtbank zelfstandig bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

2.6. De man verzoekt de rechtbank het zelfstandig verzochte onder b) af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank aanvullend bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

2.7. Voor zover dat voor de beoordeling van belang is, gaat de rechtbank hierna nader in op de standpunten van partijen.

3 De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1. De vrouw had ten tijde van de sluiting van het huwelijk de Iraakse nationaliteit. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de verschillende verzoeken en welk recht zij daarbij moet toepassen.

echtscheiding

rechtsmacht en toepasselijk recht

3.2. De rechtbank stelt vast dat zij als Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.[1]De rechtbank zal op het echtscheidingsverzoek Nederlands recht toepassen.[2]

duurzame ontwrichting

3.3. De rechtbank zal op verzoek van partijen de echtscheiding uitspreken. In de wet staat dat je mag scheiden als je huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarvan is sprake als het niet meer mogelijk is om met elkaar samen te leven en dat het er niet naar uitziet dat het beter wordt. Partijen hebben gesteld dat dat zo is.

bruidsgave

rechtsmacht en toepasselijk recht

3.4. De rechtbank is van oordeel dat de verzoeken van partijen over de bruidsgave gelden als nevenverzoek volgens artikel 827 lid 1 onder g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoeken vertonen voldoende samenhang met het verzoek tot echtscheiding en het is niet te verwachten dat behandeling daarvan tot onnodige vertraging van de procedure leidt. Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om de verzoeken tot echtscheiding te behandelen, heeft zij ook rechtsmacht om van dit nevenverzoek kennis te nemen. Het Nederlandse rechtssysteem kent de bruidsgave niet. De bruidsgave wordt binnen Nederland gekwalificeerd als een rechtsfiguur sui generis. Dat is een op zichzelf staande rechtsfiguur. Als ongeschreven regel geldt dat voor de beoordeling van een aanspraak op een bruidsgave gekeken moet worden naar het recht waarnaar die aanspraak tot stand is gekomen. In dat licht zal de rechtbank de bruidsgave zoals deze in de huwelijksakte (bijlage 1) is opgenomen beoordelen naar Iraaks recht, De bruidsgave vloeit namelijk voort uit het door partijen in Irak en naar Iraaks recht gesloten huwelijk.

3.5. Vaststaat dat partijen ten tijde van het sluiten van hun huwelijk een door de man aan de vrouw te betalen bruidsgave zijn overeengekomen. Uit de huwelijksakte blijkt dat het gedeelte van de afgesproken bruidsgave van 35 Mithqal 21-karaats goud al door de vrouw is ontvangen. Het (resterende) uitgestelde deel van 19 Mithqal 21-karaats goud, dat de man verschuldigd blijft, wordt pas opeisbaar bij echtscheiding of overlijden.

3.6. De vrouw maakt vanwege de echtscheiding aanspraak op het uitgestelde deel van de bruidsgave, althans het gelijkwaardige daarvan in geld. Zij stelt dat 1 Mithqal 4,25 gram is en bij een actuele goudprijs van € 67,73 de man (19 x 4,25 x € 67,73 =) € 5.469 aan haar dient te betalen.

3.7. De man betwist dat de vrouw naar Iraaks recht aanspraak kan maken op de uitgestelde bruidsgave. De vrouw is de oorzaak van de echtscheiding, omdat zij zonder dat daar enige geldige reden voor was hem heeft verlaten. Haar verzoek moet daarom worden afgewezen. De man wil dat de rechtbank bepaalt dat hij geen bruidsgave aan de vrouw verschuldigd is en dat hij daarentegen een regresvordering heeft op de vrouw van 35 Mithqal. Dat is het deel van de bruidsgave (van omgerekend € 8.145,25) dat tijdens de huwelijkssluiting aan de vrouw is voldaan. Bij de berekening moet volgens hem, anders dan de vrouw stelt, worden uitgegaan van de waarde van het goud ten tijde van de huwelijksluiting. De goudprijs was op dat moment € 54,758 per gram.

beoordeling

3.8. Tussen partijen is in geschil of de man de uitgestelde bruidsgave van 19 Mithqal aan de vrouw dient te voldoen en (zo ja) welke waarde de bruidsgave heeft. De man stelt daarnaast dat hij (achteraf) ten tijde van de sluiting van het huwelijk ten onrechte 35 Mitqal aan de vrouw heeft betaald. Hij wil dat de vrouw dat aan hem terugbetaalt.

3.9. De bruidsgave naar Iraaks rechts is geregeld in de zogenoemde ‘Personal Status Law and amendments’ (no. 188) uit 1959. Voor het geschil van partijen is artikel 41 lid 4 sub onder b van belang. Daarin is het navolgende (door de rechtbank vertaald met google translate uit het Engels[3]) opgenomen: ‘’Als de scheiding plaatsvindt na de huwelijksvoltrekking en de vrouw degene is die verantwoordelijk is voor de nalatigheid, vervalt de uitgestelde bruidsgave, ongeacht of zij eiser of gedaagde is. En als zij tegen die tijd de volledige bruidsgave heeft ontvangen, is zij verplicht maximaal de helft ervan terug te betalen. Indien echter wordt bewezen dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor de nalatigheid, wordt de uitgestelde bruidsgave tussen hen verdeeld op basis van het percentage nalatigheid dat aan elk van hen wordt toegeschreven.’’

3.10. De man heeft aan zijn primaire en subsidiaire zelfstandige verzoek ten grondslag gelegd dat hij een regresvordering heeft op de vrouw voor het deel (35 Mithqal) dat hij al aan haar heeft voldaan bij het huwelijk. De rechtbank heeft partijen ter zitting voorgehouden dat zij voornoemd artikel niet anders kan lezen dan dat dat ziet op de situatie dat sprake is van een uitgestelde bruidsgave en partijen gaan scheiden. Voor het geval de vrouw ondertussen wel de volledige bruidsgave heeft ontvangen, geldt dan de regeling dat de vrouw verplicht is maximaal de helft daarvan (de rechtbank leest: van de uitgestelde bruidsgave) terug te betalen. Het artikel ziet dus niet op het reeds bij het huwelijk betaalde deel, zodat een rechtsgrond voor het primaire en subsidiaire standpunt van de man ontbreekt. Het geschil van partijen beperkt zich daarom nog enkel tot de uitgestelde bruidsgave.

3.11. De discussie van partijen spitst zich vervolgens toe op de vraag of de vrouw (naar Iraaks recht) verantwoordelijk kan worden gehouden voor de echtscheiding en daarmee haar recht op de uitgestelde bruidsgave verliest.

3.12. De man stelt dat de vrouw uit het niets heeft besloten om hem te verlaten. Hij verwijst naar de Whatsapp-berichten van 23 december 2024 (bijlage 2). Daaruit blijkt volgens hem dat partijen eerst een normaal gesprek voeren, maar dat de vrouw vervolgens hem bericht dat zij vertrokken is uit zijn leven en niet meer zal terugkeren. De man stelt dat het vertrek van de vrouw kwam als een donderslag bij heldere hemel. De vrouw had volgens de man geen intentie om het huwelijk (proberen) te redden en wilde ook geen uitleg geven over waarom zij niet terug wilde keren. De oorzaak van de echtscheiding ligt daarom bij de vrouw.

3.13. De vrouw betwist dat zij verantwoordelijk is voor de echtscheiding. Zij stelt met behulp van Politie en Veilig Thuis uit huis te zijn gehaald en sindsdien nog steeds in een (naar de rechtbank begrijpt) safe house te verblijven. Hoewel zij over onderliggende stukken beschikt, heeft zij die bewust niet ingebracht om de tussen partijen (en ook de families) ontstane gespannen situatie niet verder te laten escaleren. Voor zover het punt van verwijtbaarheid een rol zal spelen, stelt zij dat man de uitgestelde bruidsgave voor de helft aan haar moet betalen.

3.14. De rechtbank constateert dat partijen een totaal andere visie delen over de oorzaak van hun breuk. Nu partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, kan de rechtbank niet beoordelen wie in welke mate verantwoordelijk draagt is voor de echtscheiding. Het door de man overgelegde Whatsapp-gesprek alleen biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de scheiding door de vrouw is geïnitieerd. Daarin valt niet alleen te lezen dat zij weg is, op een veilige plek is en niet meer terugkomt, maar ook dat zij zo niet verder kan (“I cannot go on with this anymore”), hetgeen impliceert dat er het nodige speelde tussen partijen op dat moment. De vrouw heeft er om haar moverende redenen voor gekozen om geen stukken van de Politie en Veilig Thuis met de rechtbank te delen. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat partijen ieder in gelijke mate verantwoordelijk zijn voor de echtscheiding en zal zij beslissen dat de man de helft van de uitgestelde bruidsgave aan de vrouw dient te voldoen.

3.15. De rechtbank zal de door de man te betalen bruidsgave – zoals beide partijen hebben gedaan – omrekenen naar een gelijkwaardig geldbedrag. Daarbij zal de rechtbank net als de man uitgaan van de waarde van de bruidsgave ten tijde van de huwelijkssluiting. De man heeft die onbetwist op € 54,758 per gram gesteld. Dat de goudwaarde van destijds als uitgangspunt moet worden genomen blijkt ook uit de resolutie (no. 127) van de Revolutionary Command Council van 24 juli 1999. Aldus bedraagt de door de man aan de vrouw te betalen uitgestelde bruidsgave (0,5 x 19 x 4,25 x € 54,758 =) € 2.210,85. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om de door de man te betalen bruidsgave te vermeerderen met de wettelijke rente afwijzen. Zij verzoekt zelf dat de man dit bedrag binnen 14 dagen na de datum van de beschikking van de rechtbank aan de vrouw dient te voldoen, zodat op dit moment nog geen sprake is van een verzuimsituatie, waardoor wettelijke rente is verschuldigd.

uitvoerbaar bij voorraad

3.16. De rechtbank verklaart de beslissingen ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht, wat betekent dat deze beslissingen direct gelden ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing over de echtscheiding zelf verklaart de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad. Die beslissing geldt namelijk pas als de echtscheiding is ingeschreven en dat kan pas gebeuren als daar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is.

4 De beslissing

De rechtbank:

4.1. spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar gehuwd zijn op 13 december 2022 in [plaats] (Irak);

4.2. bepaalt dat de man binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking een bedrag van € 2.210,85 aan de vrouw dient te voldoen;

4.3. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve de beslissing over de echtscheiding, en

4.4. wijst de verzoeken voor het overige af.

Artikel 3 sub a, onder i, van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (“Brussel II-ter”).

Artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Vertaling American Bar Association Iraq Legal Development Project


Voetnoten

Artikel 3 sub a, onder i, van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (“Brussel II-ter”).

Artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Vertaling American Bar Association Iraq Legal Development Project