ECLI:NL:RBMNE:2025:4624 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11656328 \ UC EXPL 25-3409
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap N.V. UNIVÉ SCHADE, gevestigd in Assen, eisende partij, hierna te noemen: Univé, gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde], wonende in [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , vertegenwoordigd door [gemachtigde] , hierna te noemen: de zoon
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juli 2025. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daar is besproken. Daarna is bepaald dat op 6 augustus 2025 vonnis wordt gewezen.
2 De kern
2.1. [gedaagde] heeft een bromfietsverzekering bij Univé. De zoon is met de verzekerde scooter betrokken geraakt bij een ongeval. Volgens Univé is de zoon aansprakelijk voor dat ongeval. Univé vordert daarom op grond van de polisvoorwaarden € 1.000,00 eigen risico van [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade en wil het eigen risico daarom niet betalen. De kantonrechter kan nog geen definitief oordeel geven en geeft Univé een bewijsopdracht.
3 Waar deze zaak over gaat
3.1. Op 7 mei 2022 heeft op een vrijliggend fietspad in twee richtingen naast de rijweg van de Graadt van Roggenweg in Utrecht een aanrijding plaatsgevonden tussen een fietser en de bestuurder van de scooter, de zoon. Na het ongeval is een schadeformulier ingevuld. Op dat schadeformulier is aangekruist (in vakje 15) en getekend dat de zoon met de scooter op de verkeerde weghelft van het fietspad reed en daardoor in botsing is gekomen met de fietser. Univé is van deze toedracht uitgegaan en heeft de schade vergoed aan de fietser en vordert nu van [gedaagde] een eigen risico van € 1.000,00.
3.2. [gedaagde] betwist niet dat hij dit eigen risico is verschuldigd als de zoon schuld heeft aan de aanrijding, maar dat is niet zo volgens [gedaagde] . [gedaagde] vraagt daarom om de vordering af te wijzen. Op de standpunten van partijen wordt bij de beoordeling verder ingegaan.
4 De beoordeling
Het schadeformulier is een onderhandse akte
4.1. Het schadeformulier is een onderhandse akte omdat het bestemd is om tot bewijs te dienen, namelijk tot bewijs van de toedracht van het ongeval.
[gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat de zoon niet voor de toedracht heeft getekend
4.2. Volgens [gedaagde] heeft de zoon op het formulier alleen zijn eigen gegevens ingevuld en zijn handtekening gezet en het formulier daarna in zijn geheeld aan de fietser gegeven, zodat die het later verder kon invullen. De fietser kon op dat moment namelijk het formulier niet invullen omdat zij werd behandeld in de ambulance. Volgens [gedaagde] hebben hij en de zoon het formulier daarna niet meer gezien, tot het moment van de dagvaarding. Univé erkent dat de fietser in de ambulance is behandeld na het ongeval, wat het betoog van [gedaagde] niet volstrekt ongeloofwaardig maakt. Univé heeft niet het originele schadeformulier, maar een kopie daarvan overgelegd. Daarnaast heeft Univé een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat zij het schadeformulier niet in zijn geheel naar [gedaagde] heeft gemaild. Univé schrijft immers: ‘bijgaand het gedeelte van het schadeformulier dat door de bestuurder van de scooter is ingevuld’. Ook dat maakt dat de stelling van [gedaagde] , dat hij alleen zijn eigen gegevens heeft ingevuld en de tekening op het formulier voor het eerst bij de dagvaarding heeft gezien, niet ongeloofwaardig. Daarmee betwist [gedaagde] voldoende onderbouwd de toedracht van het ongeval en zijn aansprakelijkheid.
4.3. Als komt vast te staan dat de tekening en het kruisje in vakje 15 al wel op het formulier stonden op het moment dat [gedaagde] het schadeformulier heeft ondertekend, heeft dat formulier dwingende bewijskracht ten aanzien van de toedracht van het ongeval
Univé krijgt een bewijsopdracht
4.4. Op Univé rust de bewijslast dat [gedaagde] aansprakelijk is en dus krijgt Univé een bewijsopdracht. Univé zal in eerste instantie moeten bewijzen dat de tekening met de toedracht van het ongeval en het kruisje in vakje 15 al op het schadeformulier stonden, toen [gedaagde] zijn handtekening op het formulier zette.
4.5. Als Univé in dat bewijs slaagt kan haar vordering in beginsel worden toegewezen. Als Univé in dat bewijs niet slaagt, wordt haar vordering in beginsel afgewezen, tenzij Univé een uitdrukkelijk en gespecificeerd bewijsaanbod doet.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. draagt Univé op te bewijzen dat de tekening en het kruisje, zoals beschreven in 4.4 op het schadeformulier stonden toen de zoon dat formulier ondertekende,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 20 augustus 2025 voor uitlating door Univé of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat, als Univé geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat, als Univé getuigen wil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden oktober tot en met december 2025 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. I.L. Rijnbout, in het gerechtsgebouw te Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025. 63076
Artikel 156 Rv
Artikel 157 Rv
Artikel 159 Rv