Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4565 - Rechtbank Midden-Nederland - 31 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:456531 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 25/4248

(gemachtigde: mr. D.A.M. Blom),

en

(gemachtigden: J. Hammer en M. Oldenburger).

Procesverloop

1. Met het besluit van 16 juni 2025 (het besluit) heeft de burgemeester de woning van verzoekster aan de [adres] in [plaats] (de woning) per direct gesloten voor de duur van drie maanden. Tegen dit besluit heeft verzoeksters op 16 juli 2025 bezwaar gemaakt. Op 17 juli 2025 heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

1.1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, mr. B.G.T. Fromm, kantoorgenote van de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekster is de huurder van de woning. Op het woonadres staat naast verzoekster ook haar minderjarige zoon ingeschreven. De woning is eigendom van de Stichting Cazas Wonen (de verhuurder).

2.1. De politie heeft een bestuurlijke rapportage van 13 juni 2025 aan de burgemeester gestuurd. Daaruit blijkt dat de politie bij een controle op 11 juni 2025, deels in een verborgen ruimte, twee automatische vuurwapens, een geluidsdemper, zes patroonhouders, drie zakken met munitie en een alarmpistool in de woning heeft gevonden dat verboden is op grond van artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Ook heeft de politie € 54.450 aan contant geld en goederen afkomstig uit een hennepkwekerij of drogerij (droogmachines, droognetten en verpakkingsmateriaal) in de woning aangetroffen. Aanleiding van de controle was een tip ontvangen op 10 juni 2025 dat verzoekster haar woning ter beschikking stelt als stashlocatie van hennep. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat op 4 oktober 2020 een anonieme melding is gedaan over de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning en op 17 juni 2021 een melding van de aanwezigheid van een verstopplek voor wapens in de woning.

2.2. Op basis van de informatie uit de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester bij bestreden besluit de woning van verzoeksters met ingang van 11 juni 2025 voor de duur van drie maanden gesloten.

2.3. Verzoekster is het niet eens met de sluiting van haar woning. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woningsluiting hangende de bezwaarprocedure wordt geschorst.

Spoedeisend belang 3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.

3.1. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekster en haar zoon immers nog langer geen toegang tot hun woning. Het betoog van de burgemeester dat een spoedeisend belang ontbreekt, omdat verzoekster haar verzoek om de voorlopige voorziening niet aanstonds na ontvangst van het besluit heeft ingediend, volgt de voorzieningenrechter niet. Aan het begin van de sluitingsperiode verbleef verzoekster in een (vakantie)woning in het buitenland en vervolgens heeft zij in Nederland enige tijd in detentie gezeten. Het spoedeisend belang van verzoekster is daarom pas na verloop van tijd ontstaan.

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.

4.1. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

4.2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. De vraag of het besluit in bezwaar stand zal kunnen houden beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekster.

Wat voert verzoekster in bezwaar aan? 5. Verzoekster voert aan dat het besluit onzorgvuldig is genomen, omdat de burgemeester geen onderzoek heeft gedaan naar de feiten en verzoekster niet om een zienswijze heeft gevraagd. Verzoeksters heeft daarmee geen kans gekregen om haar verhaal te doen. Verzoekster voert verder aan dat de sluiting gelet op de ingrijpende gevolgen voor verzoekster en haar zoon niet evenredig is. Zij heeft geen toegang tot belangrijke spullen in de woning en moet alles zoals levensmiddelen en kleding nieuw kopen.

5.1. Verzoekster voert aan dat sluiting ook niet noodzakelijk is. Verzoekster betwist dat haar woning wordt gebruikt door het criminele circuit en zij heeft ook geen weet gehad van de aangetroffen wapens. De bankbiljetten zijn spaargeld van verzoekster van haar eigen bankrekening, die zij na een vechtschending achter de hand heeft gehouden in belang van haar zoon. Verzoekster heeft geen professionele apparatuur voor het kweken van hennep, de aangetroffen spullen zijn niet in haar woning in werking geweest. Zij heeft in het verleden twee hennepplantjes geteeld, omdat haar moeder chronisch ziek is en baat heeft bij hennep om medische redenen. De wapens lagen in een verborgen ruimte in de meterkast, waar verzoekster nooit komt. Verzoekster is nooit eerder in aanraking geweest met justitie en heeft ook geen aantoonbare connecties met het criminele circuit. Verzoekster verwijst naar een verklaring van haar buren dat zij verzoekster niet in verband brengen met criminele activiteiten en dat zij ook geen last hebben van haar als buurvrouw.

Grondslag voor sluiting

6. De burgemeester heeft zijn besluit om de woning van verzoekster te sluiten gebaseerd op zowel de a-grond als de c-grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. Volgens de burgemeester zijn de aanwezigheid van verboden vuurwapens in de woning in combinatie met de aanwezigheid van goederen die worden gebruikt voor een hennepkwekerij, beide gedragingen als bedoeld in a-grond, waardoor de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester hierin niet. Voor de aanwezigheid van de verboden vuurwapens geldt de c-grond als een aparte grondslag. Het gebruik van het begrip ‘openbare orde’ impliceert dat louter het feit dat zich in het pand eventueel wanordelijkheden voordoen, geen grond voor sluiting kan opleveren.[1] De burgemeester heeft ook niet gemotiveerd waarom de aanwezigheid van de hennepgoederen ‘gedragingen in de woning’ zijn die een ernstig gevaar opleveren voor de openbare orde rond de woning.

7. Verzoekster betwist niet dat de burgemeester bevoegd is om op grond van de c-grond van artikel 174a eerste lid van de Gemeentewet de woning te sluiten. Niet wordt betwist dat in de woning van verzoekster (vuur)wapens en munitie zijn gevonden die onder het verbod van artikel 2 van de Wwm vallen. Uit de aanvullende informatie van de politie van 22 juli 2025 blijkt ook dat het daadwerkelijk gaat om vuurgevaarlijke wapens.

Mocht de burgemeester in redelijkheid van de bevoegdheid gebruik maken?

8. Wel is in geschil of de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en of sluiting van de woning evenredig is. Verzoekster heeft daartoe aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is genomen en dat de woningsluiting niet noodzakelijk en ook niet evenwichtig is.

8.1. Een sluiting van een woning is een ingrijpende maatregel. Indien en voor zover de burgemeester bevoegd is om in een concreet geval op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de sluiting van een woning en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.[2] De geschiktheid van de getroffen maatregel is niet in geschil.

Noodzaak tot sluiting

8.2. Bij de beoordeling van de noodzaak om een woning te sluiten, is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.

8.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk heeft kunnen achten om de bekendheid van de woning in het criminele circuit te doorbreken en de openbare orde te herstellen. Niet is in geschil is dat in de woning van verzoekster (verboden) vuurwapens, munitie en een alarmpistool zijn aangetroffen Een zichtbare sluiting is een signaal dat wordt opgetreden tegen criminaliteit. De burgemeester heeft daarom niet hoeven te volstaan met een minder ingrijpend middel (last onder dwangsom of waarschuwing).

Evenwichtigheid van de sluiting 9. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat er geen beleidsregels bestaan voor toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 174a lid 1 onder c van de Gemeentewet, maar dat voor de periode van sluiting wel is gekeken naar het beleid van de burgemeester voor sluitingen op grond van de Opiumwet.

9.1. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient de burgemeester aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt.

9.2. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn. De burgemeester moet bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de degenen die door de sluiting worden getroffen beoordelen en beoordelen in hoeverre aan hen kan worden tegengeworpen dat zij zelf het risico op ingrijpende gevolgen van hun handelen of nalaten hebben genomen. Daarnaast is van belang of de bewoners een bijzondere binding met de woning hebben en wat de gevolgen voor hen zijn van het voor de duur van de sluiting elders moeten verblijven. Verder moet de burgemeester de aanwezigheid van minderjarige kinderen en de impact van de sluiting op hun welzijn in zijn besluitvorming betrekken. Ook is van belang hoelang de woning gesloten blijft en of de bewoners na de sluiting weer van de woning gebruik kunnen maken. Bij dat laatste dient de burgemeester zich er rekenschap van te geven dat de sluiting van een huurwoning de verhuurder de wettelijke grondslag biedt om de huurovereenkomst buitengerechtelijk, dus zonder tussenkomst van de kantonrechter, te ontbinden. En ook dat de huurder door sluiting van de woning veelal op een zogenoemde zwarte lijst bij een woningcorporatie komt te staan, als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio.

9.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het besluit de evenwichtigheid onvoldoende heeft gemotiveerd.

9.4. Ten eerste heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd in hoeverre de aanwezigheid van de wapens verzoekster valt te verwijten. Dat verzoekster als huurder van de woning verantwoordelijk is voor wat zich in de woning afspeelt en dat zij binnen beter toezicht had moeten houden, zoals zij buiten haar woning door middel van camera’s wel deed, is daarvoor onvoldoende. De melding van 10 juni 2025 over de aanwezigheid van de wapens in de woning is pas gedaan toen verzoekster al op vakantie was. Vooralsnog kan niet worden vastgesteld of die wapens al voor de vakantie van verzoekster in de woning lagen. Daarbij lagen de vuurwapens in een verborgen ruimte. Op basis van de bestuurlijke rapportage kan niet worden beoordeeld of verzoeksters op de hoogte behoorde te zijn van die verborgen plek. Eerdere tips bij de politie over de woning van verzoekster hebben niet geleid tot de vondst van wapens of drugs en kunnen daarom niet aan haar worden tegengeworpen. Dat verzoekster ook anderszins al vaker door de politie is bevraagd over wapenbezit, blijkt niet uit de stukken en is ook niet komen vast te staan. Verzoekster volhardt in haar verklaring dat zij geen weet had van de aanwezigheid van de wapens in haar woning. Zij stelt dat tijdens haar vakantie anderen toegang hadden tot haar woning, in ieder geval haar zoon, omdat die niet mee was op vakantie. Voor de aanwezigheid van het grote geldbedrag en de hennepgoederen heeft verzoekster een verklaring gegeven. Ter zitting heeft zij aangegeven dat de politie verdenkingen met betrekking tot dit geld en deze goederen heeft laten varen. Bij gebreke aan andersluidende informatie van de zijde van de burgemeester, gaat de voorzieningenrechter hiervan uit. De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen omstandigheden die maken dat verzoekster een groot verwijt valt te maken.

9.5. Ten tweede is de voorzieningenrechter van oordeel dat de duur van de sluiting van drie maanden niet volgt uit de beleidsregels die de burgemeester hier heeft toegepast.[3] Uit de handhavingsmatrix van paragraaf 2.5.1 blijkt dat bij een eerste overtreding een sluiting van drie maanden volgt bij softdrugs als er sprake is van een ernstig geval. In de woning is geen hennep gevonden en de burgemeester heeft niet toegelicht welke indicatoren ervoor zorgen dat er sprake is van een ernstig geval. De burgemeester heeft daarmee niet gemotiveerd waarom de op basis van de aanwezigheid van verboden vuurwapens is besloten tot toepassing van deze categorie en dus tot een sluiting van de woning voor de duur van drie maanden.

9.6. Ten derde is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit ook niet zorgvuldig is genomen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester per direct de woning heeft gesloten. Daarbij is verzoekster niet vooraf in de gelegenheid is gesteld om mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen. Daarmee heeft de burgemeester zich onvoldoende rekenschap gegeven van alle relevante feiten en omstandigheden, terwijl er wel voor is gekozen om direct tot een sluiting voor drie maanden over te gaan. De burgemeester heeft geen rekenschap gegeven van het feit dat de verhuurder de huurovereenkomst wil ontbinden en daartoe ok al stappen heeft gezet. Op zitting heeft eiseres meegedeeld dat in het kader van die procedure op 25 augustus 2025 een kort geding wordt gehouden. Daarmee berust het besluit van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten niet op een evenredige belangenafweging.

9.7. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat sluiting van de woning voor de duur van drie maanden gelet op de gevolgen voor verzoekster in dit geval niet evenwichtig is. Het bezwaar heeft daarom op dit punt redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit wordt geschorst tot twee na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent concreet dat verzoekster weer in haar woning mag, in ieder geval tot aan het nemen van de beslissing op bezwaar. Daarna kan de woning mogelijk wel gesloten worden, als de burgemeester bij de beslissing op bezwaar zijn besluit tot woningsluiting van een nadere en evenwichtige onderbouwing voorziet.

10.1. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze proceskosten aan verzoekster betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • schorst het besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;

  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.750,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2025.

De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Zie Memorie van Toelichting, Kamerstukken 2023-2024, 36 217, nr. 3 pg. 46

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, ro 8.1.

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente De Ronde Venen


Voetnoten

Zie Memorie van Toelichting, Kamerstukken 2023-2024, 36 217, nr. 3 pg. 46

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, ro 8.1.

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente De Ronde Venen