ECLI:NL:RBMNE:2025:4357 - Rechtbank Midden-Nederland - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3287
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,
en
Dienst Toeslagen, verweerder
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).
Inleiding
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 3 januari 2024 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Op 13 juni 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van
17 februari 2025 is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 27 mei 2025, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is gegrond.Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.
6. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. Over de vraag welke beslistermijn wel realistisch is, heeft de rechtbank op 25 oktober 2024
7. Omdat er inmiddels meer dan zes weken zijn verstreken sinds verweerder het verweerschrift heeft ingediend, en hij gelet op de datum van deze uitspraak anders niet de door de Afdeling gehanteerde minimum termijn van zes weken de tijd heeft, stelt de rechtbank de termijn waarop verweerder een vooraankondiging moet doen op uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak.
8. In de uitspraak van 25 oktober 2024 heeft de rechtbank verder overwogen dat in zaken zoals deze een dwangsom zal worden bepaald van € 50,- per dag voor iedere dag dat verweerder de hiervoor bepaalde termijnen niet haalt met een maximum van € 15.000,-. Evenals de Afdeling bepaalt de rechtbank dat de dwangsom begint te lopen op het moment dat verweerder de eerste termijn voor het doen van een vooraankondiging overschrijdt en deze loopt door tot het moment dat de vooraankondiging is verzonden. Als verweerder vervolgens ook de tweede termijn voor het nemen van een besluit om (aanvullende) compensatie overschrijdt, gaat de dwangsom weer verder lopen tot het moment dat verweerder dat besluit bekendmaakt. Proceskosten en griffierecht
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
-
draagt verweerder op uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging te doen en een besluit bekend te maken binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze dan wel binnen twee weken na het ongebruikt verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging; - bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van I.S. van Bunnik, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
ECLI:NL:RBMNE:2024:6003.
ECLI:NL:RVS:2023:3209.