Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4262 - Rechtbank Midden-Nederland - 11 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:426211 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/6081

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college (gemachtigde: mr. E. Chahid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 11 september 2024 van het college, waarin de aanvraag voor de individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt afgewezen. 1.1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres wenst de maatwerkvoorziening te ontvangen in de vorm van een pgb voor drie uur aan individuele begeleiding per week door haar persoonlijke begeleider [persoonlijk begeleider] ( [persoonlijk begeleider] ).

1.2. Het college heeft met het besluit van 17 mei 2024 besloten dat eiseres gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen en heeft een indicatie voor individuele begeleiding door een expert in niet-aangeboren hersenletsel (NAH) afgegeven.

1.3. Met het bestreden besluit van 11 september 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij het primaire besluit gebleven.

1.4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.

1.5. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en haar persoonlijke begeleider [persoonlijk begeleider] en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor de individuele begeleiding in de vorm van een pgb terecht heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag voor een pgb niet op goede gronden heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Vrijstelling griffierecht

4. Eiseres heeft aan de rechtbank verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om in staat te zijn het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt.

Feiten en omstandigheden

5. Eiseres kampt met NAH en ervaart hierdoor verschillende beperkingen, zoals overprikkeling, beperkingen in haar zicht en (fysieke) klachten in haar dagelijks leven. Eiseres is, doordat zij niet meer (volledig) kon werken, in de financiële problemen geraakt en heeft met het Buurtteam samengewerkt om schulden en problemen op te lossen. Eiseres wordt daarbij nu ondersteund door haar persoonlijke begeleider [persoonlijk begeleider] van de Buurtwerkkamer. [persoonlijk begeleider] ondersteunt eiseres als vrijwilliger bij diverse zaken. De ondersteuning is dusdanig intensief dat dit niet langer past binnen het werk dat [persoonlijk begeleider] doet bij de Buurtwerkkamer. Eiseres wenst daarom de ondersteuning van [persoonlijk begeleider] als zzp’er te ontvangen, gefinancierd vanuit een pgb. Het Buurtteam heeft een maatwerkvoorzieningenplan voor eiseres opgesteld. Daarbij zijn doelen opgesteld waarin eiseres ondersteuning kan krijgen vanuit voorliggende voorzieningen en waarbij het Buurtteam aanvullende ondersteuning door een NAH-expert noodzakelijk acht.

Het standpunt van eiseres

6. Eiseres stelt in de kern dat het college het besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid door geen onderzoek te verrichten of [persoonlijk begeleider] , met haar ervaring met eiseres en de tussen hen opgebouwde vertrouwensband, eiseres kan bijstaan of dat een NAH-expert dit beter kan doen. Ook bieden de voorliggende voorzieningen voor eiseres onvoldoende maatwerk. Het college heeft onvoldoende meegewogen dat de situatie waarin eiseres nu door [persoonlijk begeleider] geholpen wordt, voor haar het meest passend is.

Het standpunt van het college

7. Het college stelt dat voldoende onderzoek is gedaan naar eiseres hulpvraag en dat ook de problematiek van eiseres in het licht van haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voldoende duidelijk is. Volgens het college ondervindt eiseres beperkingen, maar kunnen die in voldoende mate worden ondervangen door gebruik te maken van voorliggende voorzieningen. Het is noodzakelijk dat deze taken voor eiseres worden overgenomen, omdat de inzet van [persoonlijk begeleider] geen duurzame oplossing lijkt. Buurtzorg kan eiseres daarbij begeleiden. Daarnaast moet eiseres met behulp van individuele begeleiding door een NAH-expert meer handvatten en inzicht krijgen in haar eigen problematiek met de verwachting dat zij haar zelfredzaamheid kan vergroten. De NAH-expert is een professional en dient iemand anders te zijn dan [persoonlijk begeleider] , omdat zij niet aan de vereiste kennis- en expertisevereisten voldoet.

Overwegingen van de rechtbank

8. De Wmo is in het leven geroepen om mensen met een beperking in staat te stellen zoveel mogelijk op gelijke voet met anderen te kunnen participeren en deel te nemen aan het dagelijks leven. Daarbij moet ook de zelfredzaamheid en participatie worden bevorderd. Door een gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemene dagelijkse verrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen mensen die het op eigen kracht niet redden, zo lang mogelijk mee blijven doen in de maatschappij. Het college moet daarbij de totale problematiek van de betrokkene in kaart brengen om een zo goed mogelijk bij het probleem passende oplossing te kunnen bieden.[1]

9. Om een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening uit de Wmo ter compensatie van beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie te kunnen nemen, moet het college een zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Het college moet daarbij voldoende kennis verzamelen over de voor het nemen van het besluit van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen.[2] De hoogste rechter in dit soort zaken heeft bepaald dat het college een aantal stappen moet doorlopen bij het te verrichten onderzoek. Zo moet het college bij een melding eerst de hulpvraag vaststellen (stap 1). Daarna moet het college vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Als die problemen voldoende concreet in kaart worden gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren in die zelfredzaamheid of participatie of het kunnen redden in de samenleving (stap 3). Tot slot moet het college onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp kunnen bieden (stap 4). Alleen als die mogelijkheden onvoldoende toereikend zijn, wordt er een maatwerkvoorziening verleend.[3]

10. Tussen partijen is niet in geschil dat het college de hulpvraag van eiseres (stap 1) en de bijkomende problemen (stap 2) juist heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college echter onvoldoende onderzocht of voor eiseres de meest passende oplossing wordt geboden (stap 3). De rechtbank licht dit hieronder toe.

11. Gelet op het feit dat eiseres op gelijke voet met anderen moet kunnen participeren, is het van belang dat haar een zo goed mogelijk bij haar problematiek passende oplossing wordt geboden, zodat zij de regie over haar eigen leven kan voeren en daarmee haar zelfredzaamheid vergroot. Het is voor eiseres van groot belang zelf beslissingen te kunnen blijven nemen en de eindverantwoordelijkheid voor de keuzes in haar leven te dragen. Eiseres stelt dat [persoonlijk begeleider] precies weet hoe zij de zaken voor eiseres moet aanpakken en dat zij het overzicht voor eiseres bewaart. [persoonlijk begeleider] overlegt de zaken met eiseres en zorgt er daardoor voor dat eiseres de regie behoudt. 12. Uit het bestreden besluit volgt niet of de huidige (financiële) situatie van eiseres met begeleiding van [persoonlijk begeleider] is betrokken en of de zorgen die er in het verleden bestonden, nog actueel zijn.

13.  Het college heeft onvoldoende onderzocht of de door het college voorgestelde constructie voor eiseres het meest passend is en of de situatie voor eiseres niet (onnodig) wordt bemoeilijkt zodra zij zelf met verschillende instanties, met ondersteuning van het buurtteam, contact moet opnemen. Eiseres heeft in het verleden al verschillende vormen van therapie vanwege overprikkeling niet afgerond en een onsuccesvol traject doorlopen met het buurtteam, waarbij haar vertrouwen in het buurtteam is aangetast. Dat de financiële situatie van eiseres zorgen baart, of dat dit in ieder geval in het verleden het geval was, en dat zij hulp nodig heeft dit op orde te brengen en te houden is door het college onderbouwd en wordt door eiseres ook niet weersproken. Het is daarbij de vraag wie haar bij die trajecten het beste zou kunnen ondersteunen. Volgens eiseres en [persoonlijk begeleider] , die op de zitting aanwezig was en nu die ondersteuning biedt als vrijwilliger, is eiseres met de huidige ondersteuning in staat om zelfstandig te functioneren. Het college heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat uit verslagen volgt dat in een eerdere samenwerking tussen eiseres en het buurtteam niet alles naar tevredenheid is gegaan. Het is de rechtbank niet duidelijk of en waarom het de verwachting is dat de samenwerking met het buurtteam nu wel van de grond zal komen.

14. Het college heeft daarnaast niet voldoende onderzocht of eiseres met behulp van een NAH-expert haar zelfredzaamheid daadwerkelijk zou kunnen vergroten. Het is onduidelijk waarop de verwachting dat gespecialiseerde begeleiding haar helpt meer grip te krijgen op het dagelijks leven, is gebaseerd. Eiseres heeft namelijk weersproken dat zij op dit punt nog enige vorm van groei kan maken, gelet op haar pogingen daartoe. Bij de uitvoering van het bestreden besluit zal een lange opstartperiode met derden niet voorkomen kunnen worden. Dit zal bij eiseres leiden tot veel prikkels en de nodige onzekerheid.

15. De vraag is daarom of het college in dit specifieke geval van eiseres de meest passende oplossing heeft geboden. De besluitvorming is daarmee onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ontbreekt aan een deugdelijke motivering. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt het college op om nieuw onderzoek te doen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.[4] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De reden daarvoor is dat het college nader onderzoek zal moeten doen en de zaak daarna opnieuw zal moeten beoordelen. Er zijn daarom verschillende uitkomsten van de zaak mogelijk. Het toepassen van een bestuurlijke lus is daarom niet efficiënt of doelmatig.

16.1. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor acht weken.

16.2. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • draagt het college op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van S.J. Simorangkir, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kamerstukken II 2013-214, 33841, nr. 3, p. 14-15 en p. 132.

Dit volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo.

Dit volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.

Zoals dit volgt uit artikel 3:2 en 7:12 van de Awb.


Voetnoten

Kamerstukken II 2013-214, 33841, nr. 3, p. 14-15 en p. 132.

Dit volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo.

Dit volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.

Zoals dit volgt uit artikel 3:2 en 7:12 van de Awb.