Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:3862 - Rechtbank Midden-Nederland - 11 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:386211 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer / rekestnummer: 11556924 UE VERZ 25-44

Beschikking van 11 juli 2025

in de zaak van

[verzoeker], te [plaats] , verzoekende partij, hierna te noemen: [verzoeker] , gemachtigde: [A] te [plaats] ,

tegen

ASR SCHADEVERZEKERING N.V., Gevestigd te Utrecht, verwerende partij, hierna te noemen: ASR, advocaat: mr. P. Oskam.

1 De procedure

1.1. Op 21 februari 2025 is op de griffie van de rechtbank een verzoekschrift tot een beslissing in een deelgeschil ex artikel 1019w Rv met 8 producties van [verzoeker] ontvangen. ASR heeft op het verzoekschrift gereageerd met een verweerschrift met 5 producties. [verzoeker] heeft op verzoek van de rechtbank een schadestaat toegestuurd.

1.2. Op 5 juni 2025 was de mondelinge behandeling van het deelgeschil. [verzoeker] was niet aanwezig, zijn gemachtigde de heer [A] (hierna: [A] ) wel. Namens ASR was mevrouw [B] , [functie] bij ASR, aanwezig samen met mr. P. Oskam. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, [A] aan de hand van pleitaantekeningen, en zij hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen hebben gezegd.

2 De kern van de zaak

2.1. [A] staat [verzoeker] bij als belangenbehartiger nadat [verzoeker] een ongeval is overkomen, waarvoor ASR aansprakelijkheid heeft erkend. Dit deelgeschil gaat om de vraag wat een redelijk uurtarief is voor [A] als belangenbehartiger bij het vaststellen van de hoogte van de buitengerechtelijke kosten die ASR moet betalen in de letselschadezaak van [verzoeker] . [A] en ASR verschillen daarover van mening. De kantonrechter is van oordeel dat een uurtarief van € 145,20 inclusief BTW redelijk is. Het verzoek van [A] tot betaling van € 4.559,80 inclusief BTW wordt deels toegewezen, namelijk tot een lager bedrag van € 3.656,44.

3 De beoordeling

De kantonrechter vindt een uurtarief van € 145,20 redelijk

3.1. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek komen buitengerechtelijke kosten in aanmerking als deze redelijk zijn. Daarbij geldt de ‘dubbele redelijkheidstoets’: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

3.2. [A] is van mening dat een uurtarief van € 185 inclusief BTW voor inhoudelijke werkzaamheden redelijk is. [A] stelt dat hij een academische achtergrond heeft en een afgeronde dubbele masteropleiding in de rechten. Verder heeft hij een aantal jaar ervaring in de letselschadepraktijk. [A] wijst verder op een aantal uitspraken waar een uurtarief van € 185 als redelijk werd beschouwd voor een belangenbehartiger die geen advocaat is dan wel niet staat ingeschreven in het kwaliteitsregister van NIVRE. [A] wijst ook nog op het rapport van het Wetenschappelijk- Onderzoek- en Datacentrum met als onderwerp: “De belangenbehartiger bij letselschade”. Op pagina 61 van dat rapport staat volgens [A] expliciet vermeld dat de rechter voor ongebonden belangenbehartigers een gereduceerd tarief van minimaal € 180 heeft bepaald. [A] wijst er ook nog op dat andere verzekeraars een BGK-beleid hanteren waarbij een uurtarief van € 185 wordt gerekend voor belangenbehartigers die geen advocaat of specialist zijn.

3.3. ASR is van mening dat een uurtarief van € 80 voor inhoudelijke werkzaamheden en € 60 voor administratieve werkzaamheden redelijk is. ASR baseert dat standpunt op een aantal uitspraken van de Rechtbank Midden-Nederland.[1] ASR wijst er op dat het kantoor van [A] , [onderneming 1] B.V., niet is aangesloten bij een erkende branchevereniging op het gebied van personenschade zoals het NIVRE, de LSA of het Nationaal Keurmerk Letselschade. Ook wijst ASR er op dat het kantoor niet onderworpen is aan enige vorm van extern toezicht, verplichte permanente educatie en kwaliteitsbewaking. [A] is geen advocaat en beschikt niet over aantoonbare kennis en deskundigheid op het gebied van personenschade. Op het moment van het indienen van het verzoekschrift had hij nog geen twee jaar praktijkervaring had opgedaan in de letselschadepraktijk. De werkzaamheden die [A] in het dossier van [verzoeker] heeft verricht zijn volgens ASR niet specialistisch van aard. Tot slot wijst ASR nog op de verwevenheid van [A] , [verzoeker] en [onderneming 2] B.V.[2]

3.4. Over de hoogte van het uurtarief oordeelt de kantonrechter als volgt. In de uitspraken van de Rechtbank Midden-Nederland waar ASR naar verwijst ging het om een belangenbehartiger die zei dat dat hij een MBO-en HBO opleiding had gevolgd, maar daarvan de diploma’s niet kon overleggen. [A] heeft wel aantoonbaar een afgeronde juridische opleiding. Hij heeft in de procedure zijn diploma’s overgelegd. Daarnaast heeft hij ook een aantal jaar ervaring op het gebied van letselschade. Dat rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter daarom een hoger uurtarief dan € 80 voor inhoudelijke werkzaamheden. Anderzijds heeft [A] geen opleiding op het gebied van personenschade, heeft hij geen keurmerk en is hij geen lid van het NIVRE of een andere beroepsvereniging. [A] heeft aangevoerd dat hij op een wachtlijst staat van het NIVRE, maar hij is op dit moment nog geen lid. Een uurtarief van €185 inclusief BTW vindt de kantonrechter dan ook te hoog. Vanwege de hiervoor genoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat een bedrag van € 120,00 exclusief BTW, dat is € 145,20 inclusief BTW, redelijk is.

ASR moet € 3.656,44 aan buitengerechtelijke kosten betalen aan [A]

3.5. ASR heeft geen bezwaar gemaakt tegen het aantal uur dat [A] stelt te hebben besteed aan deze zaak. Dit betekent dat het verzoek van [A] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten deels wordt toegewezen. Namelijk tot een bedrag van € 3.656,44 (22,7 uur aan inhoudelijke werkzaamheden x uurtarief van € 145,20 + 0,7 uur administratieve werkzaamheden x uurtarief van € 80 + € 304,40 aan verschotten).

ASR moet € 871,20 aan kosten van dit deelgeschil betalen aan [A]

3.6. [A] verzoekt om de kosten van het deelgeschil te begroten op € 1.100 inclusief BTW en om ASR te veroordelen om dat bedrag te betalen. ASR is van mening dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig en onterecht is gestart dan wel dat de kosten in ieder geval aanzienlijk gematigd moeten worden.

3.7. In een deelgeschil moet de rechter de kosten van de procedure begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen (artikel 1019aa lid 1 Rv). Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Net als bij de buitengerechtelijke kosten, geldt voor de kosten van het deelgeschil de dubbele redelijkheidstoets. Dat betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

3.8. De kantonrechter is van oordeel dat deze deelgeschilprocedure niet volstrekt onnodig en onterecht is gestart door [A] . Partijen bleven van mening verschillen over de hoogte van het uurtarief en daarom is [A] deze procedure begonnen. De kosten van het deelgeschil moeten daarom wel begroot worden en betaald worden door ASR. [A] heeft niet toegelicht waar hij het bedrag van € 1.110 inclusief BTW op gebaseerd heeft. De kantonrechter gaat er vanuit dat [A] stelt dat hij 6 uur aan dit deelgeschil heeft besteed heeft gerekend met het uurtarief van € 185, wat neerkomt op een bedrag van € 1.110. Omdat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen dat een uurtarief van € 145,20 redelijk is in deze zaak, begroot de kantonrechter de kosten van dit deelgeschil op € 871,20 (6 x uurtarief van € 145,20). ASR moet dat bedrag aan [A] betalen.

3.9. De kantonrechter zal bepalen dat zowel de buitengerechtelijke kosten als de kosten van dit deelgeschil door ASR rechtstreeks overgemaakt moeten worden naar de rekening van het kantoor van [A] , [onderneming 1] B.V.

4 De beslissing

De kantonrechter:

4.1. veroordeelt ASR in de buitengerechtelijke kosten van € 3.656,44 inclusief BTW;

4.2. veroordeelt ASR tot betaling van de kosten voor het deelgeschil van € 871,20 inclusief BTW;

4.3. te vermeerderen met de wettelijke rente over de bedragen uit 4.1 en 4.2 tot aan de dag dat alles voldaan wordt,

4.4. veroordeelt ASR om de buitengerechtelijke kosten en kosten van het deelgeschil vermeerderd met de wettelijke rente, zoals genoemd onder 4.1 tot en met 4.3, rechtstreeks over te maken naar de kantoorrekening van [onderneming 1] B.V.;

4.5. verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.

ECLI:NL:RBMNE:2023:5399, ECLI:NL:RBMNE:2023:5400 en ECLI:NL:RBMNE:2023:5401.

[A] is eigenaar van [onderneming 3] B.V. en is samen met [onderneming 2] B.V. bestuurder van [onderneming 1] B.V. De heer [C] , eigenaar van [onderneming 2] B.V., is de werkgever van [verzoeker] .


Voetnoten

ECLI:NL:RBMNE:2023:5399, ECLI:NL:RBMNE:2023:5400 en ECLI:NL:RBMNE:2023:5401.

[A] is eigenaar van [onderneming 3] B.V. en is samen met [onderneming 2] B.V. bestuurder van [onderneming 1] B.V. De heer [C] , eigenaar van [onderneming 2] B.V., is de werkgever van [verzoeker] .