ECLI:NL:RBMNE:2025:3577 - Rechtbank Midden-Nederland - 23 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/588217 / HA RK 25-12
Beschikking van 23 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker], te [plaats 1] , verzoekende partij, hierna te noemen: [verzoeker] , advocaat: mr. J.G. Keizer,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ. N.V., te Den Haag, verwerende partij, hierna te noemen: NN, advocaat: mr. H. van Katwijk.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift met producties 1 t/m 5
-
het verweerschrift, met een tegenverzoek, met producties 1 t/m 14
-
de mondelinge behandeling van 20 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Nu volgt deze uitspraak.
2 De kern van de zaak
2.1. Op 11 augustus 2016 is [verzoeker] betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval), waarvoor NN aansprakelijkheid heeft erkend. [verzoeker] ervaart sinds het ongeval diverse klachten. Tussen partijen bestaat discussie over de omvang van het letsel en het causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Het verzoek van [verzoeker] om een neuropsycholoog, psychiater en KNO-arts als deskundige te benoemen wordt toegewezen. Het tegenverzoek van NN tot het verstrekken van diverse stukken wordt afgewezen.
3 De beoordeling
In het verzoek
De achtergrond van deze zaak
3.1. Op 11 augustus 2016 is [verzoeker] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Hierbij is de verzekerde van NN achterop het voertuig van [verzoeker] gebotst en [verzoeker] is daardoor doorgedrukt op de auto voor hem. NN heeft aansprakelijkheid erkend. [verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval last te hebben van nekklachten, rugklachten, angst- en spanningsklachten (ptss), tinnitus, vermoeidheidsklachten en slaapproblemen, cognitieve klachten (concentratie, geheugen, aandacht), verlaagde frustratietolerantie en moeite met overprikkeling/drukte. [verzoeker] staat hiervoor tot op heden onder medische behandeling.
3.2. Partijen discussiëren over de vraag of de voortdurende klachten en beperkingen van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval. Daarom hebben partijen buiten rechte op gezamenlijk initiatief de opdracht gegeven aan neuroloog [A] tot het uitvoeren van een neurologische expertise. [verzoeker] wil dat ook nog een deskundigenonderzoek door een neuropsycholoog, een psychiater en een KNO-arts plaatsvindt. NN wil hier niet aan meewerken en eerst de uitkomst van de neurologische expertise afwachten.
Wat vraagt [verzoeker] ?
3.3. [verzoeker] verzoekt de rechtbank een drietal deskundigenonderzoeken te bevelen:
[verzoeker] meent dat deze deskundigenonderzoeken kunnen bijdragen aan het door [verzoeker] te leveren bewijs van het bestaan van het causaal verband – dat wordt betwist door NN – tussen zijn schade en het ongeval. Daarmee is het recht en belang van [verzoeker] bij deze voorlopige deskundigenberichten gegeven, aldus [verzoeker] .
3.4. Daarnaast vraagt [verzoeker] om NN te veroordelen om de kosten van het honorarium van de te benoemen deskundigen te betalen. [verzoeker] meent dat er aanleiding bestaat om van de hoofdregel in artikel 187 Rechtsvordering (Rv), dat de verzoekende partij het voorschot betaalt, af te wijken, omdat NN aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend. Daarom dienen de kosten van de deskundigenonderzoeken volgens [verzoeker] als kosten ter vaststelling van de schade en van de aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te worden gezien en voor rekening te komen van NN.
Wat vindt NN?
3.5. NN verzoekt primair tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] . NN meent dat het verzoek van [verzoeker] in strijd is met de goede procesorde en dat sprake is van een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar op basis waarvan het verzoek moet worden afgewezen.
3.6. Volgens NN is het medisch dossier namelijk niet compleet, waardoor niet goed beoordeeld kan worden of deskundigenberichten (op dit moment) nuttig of noodzakelijk zijn. Ook kunnen de deskundigen geen compleet onderzoek doen als ze niet beschikken over een compleet medische dossier.
3.7. Daarnaast stelt NN dat een neuropsychologisch in beginsel een hulponderzoek betreft waarvoor een indicatie door een neuroloog vereist is. Daarom zou eerst de uitkomst van de neurologische expertise buiten rechte moeten worden afgewacht voordat kosten voor een neuropsychologisch onderzoek worden gemaakt. NN meent dat ook voor het psychiatrisch deskundigenonderzoek geldt dat eerst de uitkomst van de neurologische expertise moet worden afgewacht. Volgens NN valt namelijk niet uit te sluiten dat de uitkomst van een neurologisch onderzoek aan beide partijen voldoende helderheid schept om te komen tot een definitieve afronding van de kwestie.
3.8. Subsidiair verzoekt NN om, als de verzoeken van [verzoeker] toch worden toegewezen, rekening te houden met de voorstellen in randnummer 98 t/m 126 verweerschrift. Deze voorstellen zien op alternatieven voor de door [verzoeker] genoemde personen en/of vraagstelling. De punten van discussie tussen partijen zullen hieronder per deskundige worden besproken.
Toetsingskader voorlopig deskundigenbericht
3.9. Bij de beoordeling van de verzoeken van [verzoeker] geldt in principe het volgende. Het doel van een voorlopig deskundigenbericht is onder andere een partij de mogelijkheid te geven om met een onderzoek door een deskundige zekerheid of duidelijkheid te krijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil van belang kunnen zijn. Dat kan helpen om een standpunt te bepalen. Ook kunnen partijen op die manier beter beoordelen of het wenselijk is een procedure te beginnen of daar mee door te gaan. De rechter moet een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht in principe toewijzen als het daaraan kan bijdragen. Een verzoek afwijzen kan ook, maar alleen als het in strijd is met de eisen van een goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of de rechter vindt dat er een ander belangrijk bezwaar bestaat tegen het houden van het onderzoek.
De onderzoeken kunnen plaatsvinden
3.10. [verzoeker] heeft goed uitgelegd waarom de onderzoeken nodig zijn. [verzoeker] heeft belang bij de expertise. Aan de bezwaren van NN gaat de rechtbank voorbij. [verzoeker] bevestigt weliswaar dat de medische informatie van de psychologische behandelingen na oktober 2021 niet aanwezig is, maar geeft tegelijkertijd aan dat dit niet ligt aan [verzoeker] zelf. De GZ-psycholoog die [verzoeker] behandelt heeft namelijk laten weten geen informatie op te zullen sturen op grond van de adviezen van zijn beroepsgroep. Volgens [verzoeker] is het medisch dossier voor de rest wel degelijk compleet. Dat dit niet het geval zou zijn, is niet gebleken. De rechtbank komt in haar oordeel over het zelfstandig tegenverzoek van NN in deze beschikking nog terug op dit punt (overweging 3.28 t/m 3.34). Verder oordeelt de rechtbank dat het onjuist is dat een neuropsychologisch onderzoek alleen op indicatie van de neuroloog kan plaatsvinden. Een neuropsychologisch onderzoek kan (ook) als zelfstandig onderzoek worden gedaan. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het argument van NN dat het psychiatrisch deskundigenonderzoek niet eerder plaats zou moeten vinden dan nadat het neurologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat partijen mogelijk hierna (al) een definitieve regeling bereiken, geen reden is om de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen. Ook als de verzoeken van [verzoeker] worden toegewezen is het immers mogelijk voor partijen om gedurende het traject met elkaar in overleg te blijven over een definitieve afwikkeling van het geschil. Het een sluit het ander dus niet uit. Bovendien zullen de deskundigenonderzoeken na elkaar plaatsvinden en niet tegelijkertijd, waardoor het volgende deskundigenonderzoek tijdig stopgezet kan worden als partijen overeenstemming bereiken over een definitieve regeling.
3.11. Dit betekent dat de rechtbank in deze uitspraak de gevraagde onderzoeken zal bevelen en daarvoor deskundigen zal benoemen. Hierna wordt ingegaan op de persoon van de deskundige en op de vragen die gesteld moeten worden aan de deskundigen. Tot slot volgen nog enkele opmerkingen die voor het onderzoek gelden en over de volgorde waarin deze zullen plaatsvinden. Neuropsycholoog als deskundige
De persoon
3.12. Partijen zijn het tijdens de mondelinge behandeling eens geworden over de benoeming van drs. R. van Oort (hierna: Van Oort), klinisch neuropsycholoog, verbonden aan [organisatie 1] . De griffier heeft Van Oort daarom per e-mail benaderd en gevraagd of zij bereid is en het haar vrij staat om onderzoek te doen. Van Oort heeft aangegeven bereid en in de gelegenheid te zijn het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal in deze beschikking Van Oort als deskundige benoemen.
De vragen voor de neuropsycholoog
3.13. Partijen zijn het niet eens over welke vragen door de neuropsycholoog moeten worden beantwoord. [verzoeker] vindt de standaard NVN-vraagstelling te beperkt, omdat de aanwezigheid van objectiveerbare stoornissen, zoals een hersenbeschadiging, niet vereist is om van het bestaan van (causaal verband tussen) cognitieve beperkingen (en de aansprakelijke gebeurtenis) uit te gaan. Daarom stelt [verzoeker] een alternatieve vraagstelling voor.
3.14. NN is het niet eens met het standpunt van [verzoeker] dat de NVN-vraagstelling te beperkt zou zijn, omdat in vraag c van de NVN-vraagstelling wordt gevraagd naar eventuele andere oorzaken die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen. Daarnaast begrijpt NN vraag 5 van de alternatieve vraagstelling van [verzoeker] niet in het licht van zijn kritiek op de NVN-vraagstelling, omdat in die vraag ook lijkt te worden uitgegaan van aangetoonde of aantoonbare stoornissen.
3.15. Tijdens de mondelinge behandeling is overeengekomen om beide vraagstellingen aan de neuropsycholoog voor te leggen. Dit houdt in dat de deskundige wordt gevraagd een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen: De alternatieve vraagstelling van [verzoeker] :
a. Wat zijn de uitslagen van deze symptoom- en prestatievaliditeitstesten? b. Zijn er factoren tijdens het onderzoek geweest die van invloed zijn op de resultaten? Heeft u dit ook kunnen meten? c. In het geval de uitslagen op de SVT-en op onderpresteren en/of overdrijven van klachten wijzen, heeft u daarvoor een verklaring? Zo ja, welke verklaring heeft u daarvoor en kunt u dit toelichten?
-
Indien er sprake is van objectief vastgestelde neurocognitieve functiestoornissen, welke beperkingen verwacht u dat betrokkene zal ondervinden in het algemeen dagelijks functioneren en in het functioneren in arbeid?
-
Bestonden er bij betrokkene reeds voor het ongeval d.d. 11 augustus 2016 afwijkingen op uw vakgebied, en zo ja, welke klachten en afwijkingen. Wilt u de bronnen benoemen waarop u uw antwoord baseert?
-
Is het volgens u waarschijnlijk dat de door u vastgestelde klachten en afwijkingen ook zonder ongeval d.d. 11 augustus 2016 op enig moment zouden ontstaan?
a. Zo ja, welke klachten en afwijkingen? Wat zijn hiervoor uw argumenten? b. Zo ja, op welk moment in het leven verwacht u dat betrokkene deze klachten en afwijkingen ook zonder ongeval op enig moment zal krijgen? Wat zijn daarvoor uw argumenten?
en de NVN-vraagstelling zoals door NN in het verweerschrift genoemd:
KNO-arts als deskundige
De persoon
3.16. Partijen zijn het eens (geworden) over de benoeming van prof. dr. [D] (hierna: [D] ), KNO-arts. De griffier heeft [D] daarom per e-mail benaderd en gevraagd of hij bereid is en het hem vrij staat om onderzoek te doen. [D] heeft aangegeven geen deskundigenonderzoeken meer te verrichten. Op verzoek van de rechtbank zijn partijen vervolgens met elkaar in overleg getreden over de benoeming van een andere KNO-arts. Partijen hebben overeenstemming bereikt over het benoemen van prof. dr. K. Graamans (hierna: Graamans), KNO-arts, verbonden aan [organisatie 2] , als deskundige. De rechtbank heeft Graamans benaderd en hij heeft zich bereid verklaard als deskundige op te treden. De rechtbank zal in deze beschikking Graamans als deskundige benoemen.
De vragen voor de KNO-arts
3.17. Partijen zijn het eens over de door de deskundige te beantwoorden vragen. De deskundige wordt gevraagd een gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen (IWMD-vraagstelling Causaal verband bij ongeval, versie januari 2015 met verwijzing per vraag naar de RMSR):
ALGEMENE TOELICHTING Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR. Deze richtlijn is digitaal te raadplegen via www.nvmsr.nl, > publicaties). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.
1 DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL) loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR: De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR: Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR: Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR: Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusie u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR: Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR: Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voorvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi kwantitatieve wijze weergeven (in het bijgesloten beperkingenformulier) en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR : Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Indien blijvende gevolgen verwacht worden, kunt u op basis van de AMA Guides To The Evaluation of Permanent Impairment, 6th Edition, eventueel aangevuld met de richtlijnen van uw specialistenvereniging, een percentage blijvende invaliditeit voor de gehele persoon geven?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
2 DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c – 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR: Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? Zo ja, (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geen met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen? Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR: Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
3 OVERIG
Aanbeveling 2.2.11 RMSR: Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Psychiater als deskundige
De persoon
3.18. Partijen zijn het tijdens de mondelinge behandeling eens geworden over de benoeming van drs. I.S. Hernandez-Dwarkasing (hierna: Hernandez-Dwarkasing), psychiater, verbonden aan [organisatie 1] . De griffier heeft Hernandez-Dwarkasing daarom per e-mail benaderd en gevraagd of zij bereid is en het haar vrij staat om onderzoek te doen. Hernandez-Dwarkasing heeft aangegeven bereid en in de gelegenheid te zijn het onderzoek te verrichten. De rechtbank zal in deze beschikking Hernandez-Dwarkasing als deskundige benoemen.
De vragen voor de psychiater
3.19. Partijen zijn het eens over de door de deskundige te beantwoorden vragen. De deskundige wordt gevraagd een gemotiveerd antwoord te geven op de vragen (IWMD-vraagstelling Causaal verband bij ongeval, versie januari 2015 met verwijzing per vraag naar de RMSR), zoals opgenomen in overweging 3.17.
De volgorde waarin de deskundigenonderzoeken zullen plaatsvinden en de werkwijze
3.20. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [verzoeker] het onderzoek van de neuropsycholoog als laatste wil laten plaatsvinden. Voor NN geldt dat zij juist het psychiatrisch deskundigenonderzoek aan het eind wil plannen. De rechtbank zal bepalen dat eerst de KNO-arts zijn onderzoek afrondt, daarna de neuropsycholoog en tot slot de psychiater.
3.21. Daarnaast zal de rechtbank oordelen dat de volgende werkwijze gehanteerd wordt:
Stukken voor de deskundigen
3.22. De rechtbank zal bepalen dat partijen de deskundigen voorzien van de processtukken – inclusief het definitieve neurologisch expertiserapport, zoals beschreven in overweging 3.20, en de eventueel nog te ontvangen stukken van de bedrijfsarts als [verzoeker] deze stukken naar aanleiding van zijn verzoek ontvangt, zie randnummer 59 verzoekschrift – en dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundigen toestuurt. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundigen inzage zullen geven in alle bescheiden die de deskundigen voor de uitvoering van de opdracht van belang achten. Voor zover dit ten aanzien van de medische informatie van de psycholoog van na oktober 2021 niet mogelijk is – omdat de behandelend psycholoog aan het verzoek van [verzoeker] op dit punt niet wil voldoen (zie overweging 3.10), ondanks dat [verzoeker] hier op grond van de wet (artikel 7:456 BW) wel recht op heeft – geeft de rechtbank de in deze beschikking als deskundige benoemde psychiater Hernandez-Dwarkasing in overweging om de informatie zelf bij de behandelend psycholoog op te vragen middels een door [verzoeker] te verstrekken machtiging daartoe.
3.23. Het standpunt van NN dat het medisch dossier nog niet compleet is en daarom aangevuld moet worden voordat een van de deskundigen met zijn/haar onderzoek start, beoordeelt de rechtbank hierna in overweging 3.28 t/m 3.34 waarin het zelfstandig tegenverzoek van NN wordt beoordeeld.
Instructies
3.24. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de rechtbank in het nadeel van die partij beslissen.
3.25. Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief contact heeft met de deskundige, moet dat schriftelijk gebeuren. Die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moet hij/zij dan ook meteen in kopie aan de andere partij sturen.
Blokkeringsrecht
3.26. De rechtbank overweegt ambtshalve dat omdat het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek is waarvoor geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, [verzoeker] het inzage- en blokkeringsrecht heeft als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW. Dit betekent dat [verzoeker] als eerste het conceptrapport van de deskundige moet ontvangen en vervolgens, als bij dat rapport het blokkeringsrecht niet is uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige moet ontvangen. De deskundige zal daarom moeten handelen als hierna in de beslissing is opgenomen. De rechtbank wijst er bovendien op dat als [verzoeker] van het blokkeringsrecht gebruik maakt de rechtbank daaraan de conclusies kan verbinden die zij passend vindt.
Voorschot
3.27. NN heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval dat [verzoeker] op 11 augustus 2016 is overkomen. Dit is voor de rechtbank aanleiding om van de hoofdregel van artikel 187 Rv (oud: 195 Rv) af te wijken en te bepalen dat NN de kosten van het deskundigenonderzoek moet voorschieten. Dit zal in de beslissing worden opgenomen.
In het tegenverzoek
3.28. NN heeft bij haar verweerschrift een zelfstandig tegenverzoek ingediend. NN verzoekt de rechtbank op grond van artikel 194 in combinatie met 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te bevelen dat [verzoeker] voorafgaand aan de deskundigenonderzoeken de ontbrekende en relevante informatie verstrekt zoals aangegeven in hoofdstuk IV van het verweerschrift. [verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
3.29. Volgens NN is het (medisch) dossier van [verzoeker] dat relevant is voor de deskundigenonderzoeken niet compleet. De volgende informatie zou ontbreken:
- De informatie van de bedrijfsarts is onvolledig. Zo zou de informatie van de bedrijfsarts vanaf de aanvang van de ziekmelding van [verzoeker] ontbreken, evenals de notities betreffende klachten/anamnese, onderzoeksbevindingen, de beoordeling van eventuele ontvangen medische informatie en de door de bedrijfsarts gestelde diagnosen;
- De correspondentie van de psychologische begeleiding die na oktober 2021 heeft plaatsgevonden;
- Het complete personeelsdossier van de voormalig werkgever van [verzoeker] , [organisatie 3] vanaf vijf jaar voorafgaand aan het ongeval tot en met de uitdiensttreding.
NN meent dat deze stukken van belang zijn om (meer) duidelijkheid te krijgen over (de oorzaak van) het arbeidsconflict dat tussen [verzoeker] en zijn inmiddels voormalig werkgever [organisatie 3] is ontstaan.
3.30. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling tegen het verzoek over aanvullende informatie van de bedrijfsarts aangevoerd dat er niet meer informatie bestaat dan [verzoeker] al heeft gedeeld met NN. [verzoeker] geeft aan ook helemaal geen belang te hebben bij het achterhouden van informatie. Bedrijfsartsen voeren hun werkzaamheden uit in het kader van de Wet Poortwachter en dat uit zich niet in het vastleggen van uitgebreide verslagen, aldus [verzoeker] . Ook is het niet zo dat een bedrijfsarts zelf heel uitgebreid diagnoses stelt en onderzoek doet. Kortom, meer informatie dan nu door [verzoeker] is ontvangen – nadat op de gebruikelijke manier om informatie verzocht is – en gedeeld is met NN, is er (behoudens het verzoek om aanvullende informatie in overweging 3.22) niet. NN heeft hierna geen argumenten aangevoerd op basis waarvan de rechtbank het overtuigend acht dat er daadwerkelijk informatie van de bedrijfsarts ontbreekt. Gelet hierop in combinatie met dat wat in 3.22 overwogen is, gaat de rechtbank er van uit dat NN geen belang meer heeft bij haar verzoek tot het ontvangen van aanvullende informatie van de bedrijfsarts.
3.31. Zoals in 3.10 genoemd, bevestigt [verzoeker] dat de medische informatie van de psychologische behandelingen na oktober 2021 niet aanwezig is. De verklaring die [verzoeker] hiervoor geeft is dat de GZ-psycholoog die [verzoeker] behandelt geen informatie zal toesturen op grond van de adviezen van de beroepsgroep. [verzoeker] beschikt dus niet over deze informatie en zal dat ook niet kunnen. Ook ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek van NN heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het niet in zijn belang is om informatie achter te houden en dat hij zelf ook liever ziet dat de psycholoog de informatie van na oktober 2021 met hem deelt. Ondanks dat [verzoeker] op grond van de wet (artikel 7:456 BW) recht heeft op zijn medisch dossier, is de rechtbank ermee bekend dat GZ-psychologen zich vaker op dit standpunt beroepen. Gelet op hetgeen is overwogen in 3.22, gaat de rechtbank ervan uit dat NN geen belang meer heeft bij haar verzoek tot het ontvangen van aanvullende informatie van de psycholoog.
3.32. Dan het verzoek van NN tot inzage van het personeelsdossier in de periode 2011 t/m de uitdiensttreding in 2023. NN wil deze stukken ontvangen, omdat zij geïnteresseerd is in de oorzaak van het arbeidsconflict – is dit conflict (volledig) ontstaan als gevolg van het ongeval of niet – en in het verlengde daarvan om meer duidelijkheid te krijgen over de discussie tussen partijen over de hoogte van het verlies van arbeidsvermogen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] bepleit dat het derde verzoek niet moet worden toegewezen. Zo heeft [verzoeker] onder meer aangevoerd dat het verzoek van NN te onbepaald is, omdat verzocht wordt om het gehele dossier en ook nog eens over een lange periode. Ook vindt [verzoeker] het verzoek niet proportioneel, is het nog maar de vraag of die documenten aanwezig zijn in verband met de (beperkte) bewaartermijn en stamt het laatste functioneringsverslag uit 2016. Tijdens het re-integratietraject van [verzoeker] na het ongeval zijn namelijk geen functioneringsverslagen gemaakt en in 2019 is het beleid van de werkgever veranderd in die zin dat vanaf dat moment helemaal geen functioneringsverslagen meer worden gemaakt.
3.33. De rechtbank zal het verzoek van NN ook ten aanzien van deze stukken afwijzen. De rechtbank is het namelijk eens met [verzoeker] dat het verzoek te ruim geformuleerd en daarom te onbepaald is. Het is de rechtbank duidelijk dat NN dit verzoek doet, omdat zij vraagtekens zet bij de stelling van [verzoeker] dat het ongeval de oorzaak is van het arbeidsconflict dat tussen [verzoeker] en zijn inmiddels voormalig werkgever is ontstaan. Het verzoek om het volledige personeelsdossier te ontvangen, lijkt naar het oordeel van de rechtbank echter toch te veel op een ‘fishing expedition’.
3.34. Tijdens de mondelinge behandeling heeft NN haar verzoek, als ware het een subsidiair verzoek, beperkt door aan te geven alleen alle correspondentie tussen de advocaat van [verzoeker] en de advocaat van de werkgever in de periode 2022 tot augustus 2023, met uitzondering van het mediationdossier, te willen ontvangen. Ook dit verzoek is naar het oordeel van de rechter te ruim geformuleerd. Het voldoet bovendien niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, gelet op het doel waarvoor NN inzage in deze correspondentie wil enerzijds en de voor [verzoeker] privacygevoelige informatie die de correspondentie bevat anderzijds in combinatie met het feit dat de werkgever een verklaring heeft afgelegd (overgelegd als productie 2 verzoekschrift) over het functioneren van [verzoeker] voor het ongeval. Ook dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
4 De beslissing
De rechtbank:
In het verzoek
Deskundigenonderzoek
4.1. beveelt dat een onderzoek door de deskundigen zal worden verricht,
4.2. benoemt tot deskundigen:
1 prof. dr. K. Graamans
[organisatie 2] Postbus [postbusnummer 1] [postcode 1] [plaats 5] [e-mailadres 1] [telefoonnummer 1]
2 drs. R. van Oort
[organisatie 1] Postbus [postbusnummer 2] [postcode 2] [plaats 1] [e-mailadres 2] [telefoonnummer 2]
3 drs. I.S. Hernandez-Dwarkasing
[organisatie 1] Postbus [postbusnummer 2] [postcode 2] [plaats 1] [e-mailadres 2] [telefoonnummer 2]
4.3. beveelt dat het onderzoek door de neuropsychologische deskundige (Van Oort) zal worden verricht naar de in overweging 3.15 van deze beschikking geformuleerde vragen en dat het onderzoek door de KNO-arts (Graamans) en de psychiater (Hernandez-Dwarkasing**)** zal worden verricht naar de in overweging 3.17 van deze beschikking geformuleerde vragen,
Kosten
4.4. bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot voor de kosten van de deskundige het volgende:
-
de deskundige moet binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten opgeven aan de rechtbank, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
-
de griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
-
partijen kunnen binnen twee weken daarna bij de rechtbank schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
-
indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot voor de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
-
indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing,
4.5. bepaalt dat NN het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie heeft ontvangen,
4.6. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
4.7. verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
4.8. wijst de deskundige erop dat hij het onderzoek onmiddellijk moet te staken en contact moet op te nemen met de griffie, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
De werkwijze van de deskundige
4.9. draagt de deskundigen op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht op te stellen en dat hij dit bericht, behalve in het geval [verzoeker] het blokkeringsrecht uitoefent, binnen drie maanden na de datum van het bericht van de griffie – waarin staat dat de deskundige mag beginnen met zijn/haar onderzoek –zal inleveren ter griffie van deze rechtbank,
4.10. bepaalt dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat hij daarmee mag starten, overeenkomstig de werkwijze zoals uitgeschreven in overweging 3.21,
4.11. schrijft de deskundige voor dat hij bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding moet worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken,
4.12. bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan NN zal laten weten dat hij het concept-rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
4.13. bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] het blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, of een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn concept-rapport vervolgens aan NN zal toezenden,
4.14. bepaalt dat de deskundige partijen vervolgens in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken en dat hij in zijn rapport moet vermelden of aan dit voorschrift is voldaan en waaruit die opmerkingen bestaan, alsmede zijn reactie daarop,
4.15. bepaalt dat de deskundige zijn definitieve rapport eerst aan [verzoeker] zal toezenden en dat hij schriftelijk aan NN zal laten weten dat hij het definitieve rapport aan [verzoeker] heeft gezonden,
4.16. bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] het blokkeringsrecht niet binnen veertien dagen, of een door partijen nader overeen te komen termijn, heeft uitgeoefend, zijn definitieve rapport vervolgens aan de rechtbank zal toezenden, met afschrift aan NN,
4.17. bepaalt dat de deskundige, indien [verzoeker] het blokkeringsrecht heeft uitgeoefend, daarvan schriftelijk bericht zal geven aan de rechtbank, met afschrift aan NN,
4.18. bepaalt dat de deskundige bij zijn rapport een gespecificeerde einddeclaratie zal voegen,
4.19. verzoekt de deskundige om de landelijke Leidraad deskundigen op www.rechtspraak.nl te raadplegen,
De overige beslissingen
4.20. draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundigen,
4.21. bepaalt dat de overige processtukken van deze procedure, zoals genoemd in overweging 3.22, door partijen zelf binnen één week na de datum van deze beschikking aan de deskundigen moeten worden toegezonden,
4.22. bepaalt dat het definitieve expertiserapport van neuroloog [A] – behalve als [verzoeker] gebruik heeft gemaakt van zijn blokkeringsrecht – binnen één week na ontvangst daarvan aan de deskundigen moeten worden toegezonden door partijen,
4.23. wijst het meer of anders verzochte af,
In het tegenverzoek
4.24. wijst het tegenverzoek zoals geformuleerd in randnummer 129 van het verweerschrift af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.LMT 5629