Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:3153 - Rechtbank Midden-Nederland - 2 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:31532 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtHuurrecht

Uitspraak inhoud

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Almere

Zaaknummer: 11613261 \ MC EXPL 25-1711

Vonnis van 2 juli 2025

in de zaak van

[eiser], te [plaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. H.S. Franken,

tegen

[gedaagde], te [plaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 19 maart 2025 met producties 1-5; - de conclusie van antwoord; - de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;- de brief van [eiser] met foto’s; - de brief van [eiser] met een aanvullende productie;

  • de mondelinge behandeling van 4 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2 De kern van de zaak

2.1. [gedaagde] is de zoon van [eiser] en woont bij haar in de woning. [eiser] wil dat hij de woning verlaat. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Hij wil in de woning blijven wonen, omdat hij geen andere woning kan vinden.

2.2. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de woning uiterlijk op 1 september 2025 moet ontruimen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel is gekomen.

3 De beoordeling

3.1. [eiser] huurt een woning aan de [adres] in [plaats] . Haar zoon, [gedaagde] , woont bij haar in. [eiser] stelt dat de spanningen tussen haar en haar zoon de laatste tijd oplopen en vordert dat [gedaagde] de woning ontruimt.

3.2. [gedaagde] is 26 jaar oud en dus meerderjarig. Hij is geen medehuurder. Omdat [eiser] niet meer wil dat [gedaagde] bij haar inwoont, verblijft hij zonder recht of titel in de woning. Dit betekent dat hij de woning moet verlaten als [eiser] dat wenst. Dat het voor [gedaagde] moeilijk is om in de huidige woningmarkt een eigen woning te vinden, is begrijpelijk. Maar dit betekent niet dat hij daarom een recht heeft om toch in de woning van [eiser] te blijven wonen. Bovendien heeft [gedaagde] een baan, waarmee hij tussen de € 2.400,- en € 2.900,- netto per maand verdient (dat heeft hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard). Met dit inkomen mag hij in staat worden geacht om zelf een woning of kamer te kunnen huren. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] slechts twee jaar staat ingeschreven bij een woningcorporatie en daarom nog niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Maar dit komt niet voor rekening van [eiser] . Bovendien mag van [gedaagde] worden verwacht dat hij, zolang hij op de wachtlijst staat, een woning of kamer in de vrije sector zoekt. Het mag zo zijn dat dit met zijn huidige inkomen in Almere moeilijk is, maar [gedaagde] kan ook zoeken in omliggende steden en dorpen zoals Lelystad, Dronten of Zeewolde. De conclusie is dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om de woning te ontruimen.

3.3. Bij het bepalen van de ontruimingstermijn zal de kantonrechter ten eerste rekening houden met het feit dat het gaat om een moeder-kindrelatie en het feit dat [gedaagde] bij zijn moeder heeft gewoond sinds hij een kind is, met een tussenliggende periode waarin hij bij zijn vader heeft gewoond. Ook in de overspannen woningmarkt ziet de kantonrechter reden om een ruime ontruimingstermijn toe te passen. [eiser] stelt dat [gedaagde] agressief is en het daarom onverantwoord is een lange ontruimingstermijn toe te kennen. Daaraan heeft zij onvoldoende handen en voeten gegeven. Niet gebleken is dat [gedaagde] [eiser] ooit fysiek heeft belaagd. [eiser] heeft gesteld dat het op fysiek geweld kan uitdraaien, maar dat heeft zij onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat [gedaagde] wel eens met een deur heeft geslagen en [gedaagde] en de hond van [eiser] niet goed met elkaar kunnen omgaan, is daarvoor onvoldoende. Alles afwegende zal de kantonrechter de ontruimingsdatum bepalen op 1 september 2025.

3.4. [eiser] heeft gevorderd dat de ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd. Die vordering zal worden afgewezen. De wet schrijft namelijk al voor dat de gedwongen ontruiming gebeurt door een deurwaarder. Daarvoor is geen aanvullende veroordeling of machtiging van de kantonrechter nodig. Als [gedaagde] de woning niet zelf verlaat, dan zal [eiser] na betekening van dit vonnis op grond van de wet (artikelen 555 en verder, in samenhang met artikel 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) de deurwaarder in moeten schakelen om [gedaagde] te dwingen de woning te ontruimen.

3.5. [eiser] heeft ook een voorlopige voorziening voor de duur van deze procedure gevorderd als bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op deze vordering hoeft niet te worden beslist, omdat dezelfde vordering ook in de hoofdzaak is ingesteld en daarop in deze uitspraak wordt beslist.

3.6. Omdat partijen familieleden in rechte lijn zijn, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1. veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] te [plaats] uiterlijk op 1 september 2025 te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels aan [eiser] en met medeneming van zijn persoonlijke eigendommen;

4.2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4.3. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.

45353