Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/2726

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen, (voorheen: Belastingdienst/Toeslagen), verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres op 22 juni 2023 heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 2 maart 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Op 5 juli 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht.[1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Amsterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen.[2]

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.[3] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.[4]

3. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat eiseres op 22 juni 2023 telefonisch te kennen heeft gegeven geen integrale herbeoordeling meer te wensen. Dit is volgens verweerder bij brief van 3 juli 2023 bevestigd. Echter, uit dit stuk blijkt dat de aanmelding voor de kindregeling is ingetrokken en niet voor de integrale herbeoordeling. Op 22 juni 2023 heeft eiseres een beroep niet tijdig ingesteld. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 18 april 2024 verzocht om binnen twee weken te reageren op het standpunt van verweerder. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.

4. Daargelaten welke aanmelding eiseres beoogde in te trekken, staat vast dat verweerder op

25 november 2023 alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag van eiseres om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Daarmee is het procesbelang bij het beroep omtrent het niet tijdig nemen van een besluit komen te vervallen. De rechtbank heeft eiseres op 12 augustus 2024 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om te laten weten of zij het eens is met het genomen besluit. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.

5. De rechtbank zal het beroep daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

6. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van

€ 50,- moet vergoeden.

7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

  • bepaalt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk voor zover het is gericht op het alsnog nemen van een besluit;

  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- dat eiseres heeft betaald moet betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2024.

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb

Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.


Voetnoten

Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 8:7, tweede lid, van de Awb

Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.