ECLI:NL:RBMNE:2024:4813 - Rechtbank Midden-Nederland - 31 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6039
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: J. van der Velden),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen
(gemachtigde: A. Krijgsman).
Zitting
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres over het niet tijdig kenbaar maken van een van rechtswege verleende vergunning en over het besluit van 29 april 2024 (weigeringsbesluit) waarin de omgevingsvergunning alsnog werd geweigerd op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres was samen met de partner van eiseres aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [A] .
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet tijdig niet ontvankelijk en het inhoudelijke beroep ongegrond.
Motivering van de beslissing
3. De rechtbank is van oordeel dat het college in deze zaak terecht de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft toegepast en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan.
Wanneer regulier en wanneer uitgebreid?
4. In de Wabo is geregeld dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, als de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan of als een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik verleend kan worden op grond van een binnenplanse afwijking of op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). In die gevallen moet het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag op de aanvraag beslissen.
5. Als de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik alleen verleend kan worden op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef, sub a, onder 3º, van de Wabo is de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing.
6. De vraag die partijen verdeeld houdt is of het college de juiste procedure heeft toegepast bij de voorbereiding van het weigeringsbesluit. Uit de tekst en systematiek van de Wabo blijkt dat rechtstreeks uit de wet volgt welke procedure van toepassing is en dat het college geen bevoegdheid heeft daarvan af te wijken. Dit betekent in dit geval dat als het college ten onrechte de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft toegepast, de eigenlijke reguliere beslistermijn is overschreden en dat de gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven. Het betekent ook dat het voor de beoordeling of van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend niet relevant is dat het college na ontvangst van de aanvraag heeft aangegeven de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure toe te zullen passen.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
7. De rechtbank overweegt dat de vraag of de reguliere of de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden afhankelijk is van de activiteit die is aangevraagd.
8. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan omdat het te bouwen gebouw niet wordt gebouwd binnen het bouwvlak. Daarnaast is aanvraag ook in strijd met het bestemmingsplan omdat het bouwplan onder meer voorziet in een slaapvoorziening voor personeel voor het nog te vestigen paardenkraamhotel op het terrein. Op grond van het bestemmingsplan zijn de gronden echter bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven. Uit de definities die zijn opgenomen in het bestemmingsplan volgt dat een grondgebonden agrarisch bedrijf, een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering grotendeels afhankelijk is (weidegang, voedervoorziening, mestafzet e.d.) van het voortbrengend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort. Een paardenkraamhotel voldoet niet aan deze definitie. Partijen zijn het ook hier over eens.
9. Partijen zijn het er over eens, de rechtbank stelt dan ook vast, dat er geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden zijn. Vervolgens rijst de vraag of het college op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor en dus met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2º, van de Wabo aan de afwijking van het bestemmingsplan kan meewerken.
10. Volgens eiseres had het college af kunnen wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 4, aanhef en onderdelen 1 en 9, van bijlage II bij het Bor. Onderdeel 1 om buiten het bouwvlak te mogen bouwen en onderdeel 9 om qua gebruik af te mogen wijken van het bestemmingsplan.
11. Onderdeel 9 kan voor gronden gelegen buiten de bebouwde kom echter uitsluitend gebruikt worden voor zover het een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft. Gelet op het woord ‘uitsluitend’ moet deze bepaling beperkt worden uitgelegd.
12. De aanvraag van eiseres is bedoeld om een plek te creëren voor een werknemer om te overnachten. In zoverre betreft het een logiesfunctie voor werknemers. Dit is echter niet het enige dat is aangevraagd. Uit de aanvraag blijkt dat in het gebouw ook een kantine/verblijfsruimte en kantoor komen. De aanvraag ziet dus niet uitsluitend op een logiesfunctie voor werknemers. Op zitting heeft eiseres ook toegelicht dat de kantine niet alleen bedoeld is voor de werknemer die blijft overnachten, maar ook voor andere werknemers. Het gebouw is dus niet uitsluitend bedoeld voor logies van werknemers.
13. Het plan kan daarom niet met onderdeel 9 vergund worden. De rechtbank is van oordeel dat het college zich daarom alleen om die reden al terecht op het standpunt heeft gesteld dat op de aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Kleeft er een gebrek aan het weigeringsbesluit?
14. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college een verklaring van geen bedenkingen had moeten vragen aan de gemeenteraad. Dat is niet gedaan en daarom kleeft er volgens eiseres een gebrek aan het weigeringsbesluit. 14. De rechtbank is het daar niet mee eens. De gemeenteraad heeft namelijk in een raadsbesluit een lijst vastgesteld met categorieën waarin een verklaring van geen bedenkingen niet nodig is. Categorie 5 betreft het geval waarin het college weigert om met de buitenplanse procedure een omgevingsvergunning te verlenen. Het college mocht daarom de omgevingsvergunning weigeren zonder eerst de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen te vragen. Dit hoefde het college ook niet per se op te nemen in het besluit, zoals eiseres aangeeft. Het college hoeft in haar motivering namelijk niet steeds op te nemen, dat wat zij bij de beoordeling van een aanvraag niet hoeft te doen. En dat dit niet hoeft volgt al uit het raadsbesluit dat openbaar gemaakt is op overheid.nl.
Conclusie inhoudelijk beroep
16. De conclusie is daarom dat het college terecht de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft gevolgd, geen verklaring van geen bedenkingen hoefde te vragen aan de gemeenteraad en dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan.
Ten aanzien van het beroep niet tijdig
17. Het voorgaande brengt met zich dat er geen sprake is van een van rechtswege gegeven omgevingsvergunning die niet tijdig bekend is gemaakt. De door eiseres bij het college ingediende ingebrekestelling is niet rechtsgeldig. Dit betekent dat eiseres beroep heeft ingesteld terwijl nog geen sprake was van een niet tijdig genomen besluit. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor het instellen van beroep. Het beroep niet tijdig is daarom niet-ontvankelijk.
Eindconclusie
18. Het inhoudelijke beroep is ongegrond en het beroep niet tijdig is niet ontvankelijk. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
19. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo.
Artikel 3.9, derde lid, van de Wabo in samenhang met artikel 4:20a, eerste lid en 4:20b, eerste lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo.
Artikel 3:10, vierde lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo.
Als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo.