Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Voorbereidingsprocedures
§ 3.2. De reguliere voorbereidingsprocedure
Artikel 3.9

Artikel 3.9

Laatste versie

1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:

a. doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag, en b. zendt het in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen de daarbij aangewezen bestuursorganen een afschrift van die beschikking.

2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn. Het doet daarvan tevens zo spoedig mogelijk mededeling op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.

3. Paragraaf. 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën gevallen worden aangewezen waarin de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag wegens strijd met een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie is uitgezonderd van de toepassing van de eerste volzin.

4. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk mededeling van de bekendmaking, bedoeld in artikel 4:20c van de Algemene wet bestuursrecht, op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Gerelateerde rechtspraak

Raad van State43x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:2853 - Raad van State - 16 juli 2024

ECLI:NL:RVS:2024:285316 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1406 - Raad van State - 2 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:14062 april 2024Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:4411 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:44113 juli 2024Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:2549 - Rechtbank Midden-Nederland - 1 april 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:25491 april 2024Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:2550 - Rechtbank Midden-Nederland - 1 april 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:25501 april 2024Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2024:1564 - Rechtbank Noord-Nederland - 23 april 2024

ECLI:NL:RBNNE:2024:156423 april 2024Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:44 - Raad van State - 9 januari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:449 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:6644 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 29 september 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:664429 september 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:7244 - Rechtbank Den Haag - 15 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:724415 april 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:4813 - Rechtbank Midden-Nederland - 31 juli 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:481331 juli 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak