ECLI:NL:RBLIM:2025:8734 - Rechtbank Limburg - 3 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11759690 \ CV EXPL 25-2679
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
1 [eiser sub 1] ,
te [woonplaats] ,2. [eiser sub 2], te [woonplaats] , eisende partijen, hierna samen te noemen: [eisers] , gemachtigde: P.G.C. Wittebrood, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding- de conclusie van antwoord- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
-
een brief d.d. 15 augustus 2025 met productie betreffende de actuele huurachterstand, tevens houdende wijziging van eis,
-
de mondelinge behandeling van 26 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [eisers] verhuren met ingang van 1 maart 2018 aan [gedaagde] de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt thans € 809,45 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.2. [gedaagde] heeft (een deel van) de huur niet betaald. [eisers] hebben [gedaagde] aangemaand op 8 februari 2024 om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
3 Het geschil
3.1. [eisers] vorderen – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van € 5.516,67 aan huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2. [eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is in zijn verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens [eisers] de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
3.3. [gedaagde] erkent de huurachterstand, maar belooft deze te gaan aflossen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. De huurovereenkomst is gesloten met een consument. Daarom moet ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name aan Richtlijn 93/13/EEG (de Richtlijn oneerlijke bedingen).
4.2. De voor de vordering relevante bedingen in de algemene voorwaarden zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.
4.3. [gedaagde] heeft erkend dat er een huurachterstand is die tot en met juni 2025 berekend is op een bedrag van € 5.516,67. De kantonrechter zal de gevorderde betaling hiervan dan ook toewijzen.
4.4. [gedaagde] is te laat met het betalen van de verschillende huurtermijnen en dus zal de gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand worden toegewezen. Dit geldt ook voor het gevorderde bedrag van € 90,20 aan reeds vervallen wettelijke rente.
4.5. [eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eisers] hebben aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal het ter zake gevorderde bedrag van € 408,35 worden toegewezen.
4.6. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] hebben voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.
4.7. Over de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.8. Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand zeven maanden. Daarna is de huurachterstand opgelopen en bedraagt de huurachterstand inmiddels negen maanden. De huurachterstand is daarom ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden
4.9. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal op grond van het voorgaande worden toegewezen. [gedaagde] zal worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.
4.10. [eisers] willen ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 809,45, te rekenen vanaf de maand juli 2025 tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde ontruimt. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagde] nog in het gehuurde verblijft. Deze vordering zal worden toegewezen. s
4.11. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
De beslissing
De kantonrechter
4.12. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] in [woonplaats] ,
4.13. veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisers] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisers] ,
4.14. veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eisers] :
-
€ 5.516,67 aan achterstallige huur tot en met juni 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening,
-
€ 809,45 per maand vanaf 1 juli 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
4.15. veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 90,20 aan reeds vervallen wettelijke rente,
4.16. veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 408,35 aan buitengerechtelijke kosten,
4.17. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.216,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.18. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.19. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.
Artikel 6:265 BW.
HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)