Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:8731 - Rechtbank Limburg - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:87313 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 11717272 \ CV EXPL 25-2349

Vonnis van 3 september 2025

in de zaak van

STICHTING WELLER WONEN, te Heerlen, eisende partij, hierna te noemen: Stichting Weller Wonen, gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,

tegen

  1. [gedaagde sub 1 en 2] , H.O.D.N. [handelsnaam] , IN ZIJN/HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN [naam onderbewindgestelde 1] (GEBOREN [geboortedatum 1] 1977), te Heerlen,2. [gedaagde sub 1 en 2] , H.O.D.N. [handelsnaam] , IN ZIJN/HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN [naam onderbewindgestelde 2] (GEBOREN [geboortedatum 2] 1975), te [vestigingsplaats] , gedaagde partijen, hierna samen te noemen: gedaagden, gemachtigde: mr. F.E.L. Teerling.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding- de conclusie van antwoord- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald

  • de mondelinge behandeling van 26 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt- een brief d,d, 5 augustus 2025 met een productie betreffende een actueel rekening courant overzicht van de huurachterstand.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Stichting Weller Wonen verhuurt met ingang van 30 november 2022 aan gedaagden de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt € 491,97 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. ***Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.

2.2. Gedaagden hebben (een deel van) de huur niet betaald. Stichting Weller Wonen heeft gedaagden aangemaand op 10 maart 2025 om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.

3 Het geschil

3.1. Stichting Weller Wonen vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van € 2.459,85 aan huurachterstand met nevenvorderingen.

3.2. Stichting Weller Wonen legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Gedaagden zijn in hun verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan hun betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens Stichting Weller Wonen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.

3.3. Gedaagden erkennen de huurachterstand.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. De huurovereenkomst is gesloten met een consument. Daarom moet ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name aan Richtlijn 93/13/EEG (de Richtlijn oneerlijke bedingen).

4.2. De voor de vordering relevante bedingen in de algemene voorwaarden] zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.

4.3. Gedaagden hebben erkend dat er een huurachterstand is die tot en met mei 2025 berekend is op een bedrag van € 2.459,85. De kantonrechter zal de gevorderde betaling hiervan dan ook toewijzen.

4.4. Gedaagden zijn te laat met het betalen van de verschillende huurtermijnen en dus zal de gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand worden toegewezen.

4.5. Stichting Weller Wonen vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In de als productie 8 bij dagvaarding bijgevoegde zogenoemde ’14 dagen brief’ is in afwijking van het gevorderde in de dagvaarding een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten aangezegd. Daarom zal dit lagere bedrag van € 216,08 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.

4.6. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stichting Weller Wonen heeft voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.

4.7. Over de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.[1] De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Vaak zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen.[2]

4.8. Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand meer dan vijf maanden. In verband met een eerdere ontstane huurachterstand werd op 9 oktober 2024 ook reeds vonnis gewezen betreffende een huurachterstand van € 962,52. De huurachterstand is daarom ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden.

4.9. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal op grond van het voorgaande worden toegewezen. Gedaagden zullen worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.

4.10. Stichting Weller Wonen wil ook dat gedaagden worden veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 491,97, te rekenen vanaf de maand juni 2025 tot het moment dat gedaagden het gehuurde ontruimen. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat gedaagden nog in het gehuurde verblijven. Deze vordering zal worden toegewezen.

4.11. Inmiddels wordt de lopende huur via de bewindvoerder betaald. De huurachterstand is daardoor niet verder opgelopen. Stichting Weller Wonen heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven te persisteren bij haar vorderingen en vonnis te vragen, doch het vonnis niet ten uitvoer te zullen leggen zolang gedaagden de lopende huur stipt blijven betalen en een redelijke regeling kan worden getroffen inzake de aflossing van de ontstane huurachterstand en kosten.

4.12. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Weller Wonen worden begroot op:

4.13. De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] in [woonplaats] ,

5.2. veroordeelt gedaagden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Stichting Weller Wonen zijn, en de sleutels af te geven aan Stichting Weller Wonen,

5.3. veroordeelt gedaagden hoofdelijk om te betalen aan Stichting Weller Wonen:

  • € 2.459,85 aan achterstallige huur tot en met mei 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2025 tot de dag van voldoening,

  • € 491,97 per maand behoudens huurverhogingen vanaf juni 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,

5.4. veroordeelt gedaagden om aan Stichting Weller Wonen te betalen een bedrag van € 216,08 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 19 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,

5.5. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.255,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Artikel 6:265 BW.

HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)


Voetnoten

Artikel 6:265 BW.

HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)