ECLI:NL:RBGEL:2025:7749 - Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) voor kantoor en appartementen rechtmatig verleend - 18 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat het college terecht een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit heeft verleend. Het besluit is voldoende gemotiveerd door te verwijzen naar het advies van de bezwaarschriftencommissie en het college heeft bij de belangenafweging de gevolgen voor de leefomgeving en parkeerdruk voldoende onderzocht.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 25/942
in de zaak tussen
en
- Deze uitspraak gaat over een verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een pand tot kantoor op de begane grond met twee appartementen op de verdieping. Eiser is het niet eens met de verlening van de omgevingsvergunning. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
- Het college heeft op 12 september 2024 een omgevingsvergunning verleend. In de beslissing op bezwaar van 28 januari 2025 heeft het college het bezwaarschrift tegen deze omgevingsvergunning ongegrond verklaard.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.
2.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
3. De aanvraag voor het verbouwen van een pand [locatie] [huisnr. 1], [huisnr. 2] en [huisnr. 3] in [plaats] tot kantoor op de begane grond met twee appartementen op de verdieping is ingediend op 3 april 2024
3.1. Op het perceel waarover de aanvraag gaat, gold voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet het bestemmingsplan “Woonwijken Groenlo”. Dat bestemmingsplan maakt dus sinds 1 januari 2024 onderdeel uit van het tijdelijk deel van het “Omgevingsplan Oost Gelre”. Volgens dit bestemmingsplan geldt op het perceel de bestemming “Detailhandel”.
3.2. Een activiteit die in strijd is met het (tijdelijk deel van) het omgevingsplan wordt een omgevingsplanactiviteit genoemd.
3.3. De vraag die in het kader van deze procedure moet worden beantwoord, is of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het toestaan van gebruik als kantoor en een extra woning voldoet aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het omgevingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt. Daarbij moet het college de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt daarom niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de gronden of de besluitvorming in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van de verleende omgevingsvergunning onevenredig zijn in verhouding tot de met de omgevingsvergunning te dienen doelen.
3.4. Eiser woont tegenover de percelen waarop de omgevingsvergunning ziet en is het niet eens met de omgevingsvergunning.
Heeft het college de beslissing op bezwaar voldoende gemotiveerd? 4. Volgens eiser is de motivering van de beslissing op bezwaar te beperkt en wordt uitsluitend verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften. Eiser wijst erop dat gelet op artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een besluit zelfstandig en voldoende gemotiveerd moet worden.
4.1. De beroepsgrond slaagt niet. Artikel 3:49 van de Awb bepaalt dat ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Artikel 7:13, zevende lid, van de Awb bepaalt dat alleen als de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing op bezwaar de reden voor die afwijking moet worden vermeld. In dit geval heeft het college verwezen naar het advies van de commissie conform artikel 3:49 van de Awb en is het advies met het bestreden besluit aan eiser verzonden. Het college is daarbij niet afgeweken van het advies van de commissie. Er is geen sprake van aanknopingspunten voor twijfel aan de deugdelijkheid van het advies. Dat betekent dat het college heeft voldaan aan haar wettelijke verplichting wat betreft de motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Heeft het college de gevolgen voor de woon- en leefomgeving voldoende onderzocht? 5. Eiser voert aan dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het besluit voor zijn woon- en leefomgeving. Volgens eiser heeft de omgevingsvergunning onevenredige gevolgen voor zijn woonsituatie omdat er al sprake is van ernstige overlast waardoor zijn woongenot wordt aangetast. Dit komt door bijvoorbeeld feesten op de stoep en bezette parkeerplaatsen. Volgens eiser zijn er signalen van onrechtmatige activiteiten en overtredingen die verband houden met het besluit. Volgens eiser is de omgevingsvergunning in strijd met het gemeentelijk beleid.
5.1. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts moet worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht.
5.2. De beroepsgrond slaagt niet. Aan de omgevingsvergunning ligt de ruimtelijke onderbouwing van [naam bureau] van 11 september 2024 ten grondslag. Daarin is beoordeeld of door het verlenen van de omgevingsvergunning sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In hoofdstuk 5 is ingegaan op de gevolgen van het verlenen van de omgevingsvergunning voor de fysieke leefomgeving en is tot de conclusie gekomen dat het plan voldoet aan een goede fysieke leefomgeving. Daarbij zijn onder andere de aspecten, geur, geluid, mobiliteit en parkeren meegewogen. Eiser heeft in zijn beroepschrift niet onderbouwd waarom de bevindingen in de ruimtelijke onderbouwing niet juist zijn. Eiser heeft zijn betoog niet onderbouwd met feiten of rapporten. Ook is niet onderbouwd dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
5.3. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat er op dit moment overlast wordt ervaren, door bijvoorbeeld feesten op de stoep of overige overlast, ziet dit niet op de aangevraagde en vergunde activiteiten en kan dit in de voorliggende procedure niet aan de orde komen. Dit omdat alleen getoetst kan worden of het college de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Als er in strijd met de omgevingsvergunning zal worden gehandeld, dan betreft dat een kwestie van handhaving.
5.4. Eiser heeft verder niet toegelicht en onderbouwd dat en waarom de omgevingsvergunning in strijd is met het gemeentelijk beleid.
5.5. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat door het gebruik van het pand conform de verleende omgevingsvergunning sprake zou zijn van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat voor omwonenden of dat de leefbaarheid van de omgeving in gevaar zou komen dan wel dat de omgevingsvergunning op een andere manier gebruik zal worden dan waarvoor deze is verleend.
Voorziet de omgevingsvergunning in voldoende parkeerplaatsen?
5.6. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat de omgevingsvergunning niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid overweegt de rechtbank als volgt. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is geregeld in het bestemmingsplan “Facetbestemmingsplan parkeren” dat onderdeel uitmaakt van het tijdelijke “Omgevingsplan Oost Gelre”. Nieuwe ontwikkelingen moeten ook voldoen aan de parkeernormen uit de “Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre”. Bij het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen is als uitgangspunt gehanteerd dat het aantal te realiseren parkeerplaatsen gelijk is aan de parkeernorm in de bestaande situatie minus de parkeernorm in de nieuwe situatie.
Voorlopige voorziening 6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Gelet op het voorgaande bestaat daarvoor geen aanleiding.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt dus geen gelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
De omgevingsvergunning ziet op de activiteiten: bouwen (omgevingsplanactiviteit),
bouwen (technische activiteit) en bouwen (afwijken van het Omgevingsplan).
Zie artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Zie artikel 6 van de planregels.
Dit volgt uit artikel 6.2.2., aanhef en onder c van de planregels.
Dit volgt uit bijlage A behorend bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, waarin het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ is gedefinieerd. Het betreft hier een ‘een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan’, als bedoeld in dat artikel.
Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1829 en 16 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4156.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:761.
Artikel 3.3 van de “Nota parkeernormen Oost Gelre”.