Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:7722 - Wmo: omvang maatwerkvoorziening was en maaltijdverzorging passend bevonden - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:772217 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat het college de omvang van de Wmo-maatwerkvoorziening voor was en maaltijdverzorging correct heeft vastgesteld. Hoewel het besluit pas in beroep voldoende gemotiveerd is (motiveringsgebrek), is eiser niet benadeeld. De toegekende minuten worden passend geacht om de beperkingen te ondervangen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Zutphen

Bestuursrecht

zaaknummers: ARN 23/4746 en ARN 25/935

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. K. Wevers),

en

(gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid).

  1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de omvang van de maatwerkvoorziening ‘ondersteuning thuis – schoon huis’ juist heeft vastgesteld. Eiser is het niet eens met de omvang van de maatwerkvoorziening. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de maatwerkvoorziening voor eiser juist heeft vastgesteld. Het college hoefde niet meer minuten te indiceren voor de wasverzorging en/of de warme maaltijdverzorging dan nu is gebeurd. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

  1. Aan de behandeling van de beroepen is het volgende voorafgegaan.

2.1. Het college heeft bij besluit van 8 december 2022 een eerder aan eiser toegekende maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlengd. Aan eiser is opnieuw een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend. Met de beslissing op bezwaar van 3 juli 2023 is de toegekende maatwerkvoorziening gewijzigd in omvang en duur. Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Dit betreft de beroepsprocedure met zaaknummer ARN 23/4746.

2.2. Bij besluit van 18 juni 2024 is de indicatie gewijzigd voor wat betreft het aan eiser toegekende pgb omdat eiser een nieuwe zorgaanbieder heeft.

De omvang en de duur van de eerder bij besluit van 8 december 2022, gehandhaafd bij besluit van 3 juli 2023, toegekende maatwerkvoorziening zijn niet veranderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

2.3. Op voorstel van het college en met instemming van eiser is het bezwaar aan de rechtbank toegezonden met het verzoek om het ingediende bezwaarschrift met analoge toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te behandelen als rechtstreeks beroep. Omdat het besluit van 18 juni 2024 alleen betrekking heeft op een wijziging van de hoogte van het pgb en de beslissing in de beroepszaak ARN 23/4746 rechtstreeks gevolg kan hebben voor het besluit van 18 juni 2024 heeft de rechtbank het verzoek gehonoreerd.

2.4. De rechtbank heeft de beroepen op 27 augustus 2025 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college deelgenomen. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

2.5. In verband met de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding heeft de rechtbank de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt. De minister van Justitie en Veiligheid hoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld verweer te voeren.[1]

Beoordeling door de rechtbank

Vaststaande feiten 3. De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten.

3.1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1948. Eiser is sinds zijn geboorte bekend met een spierziekte, waardoor hij volledig rolstoelafhankelijk is. Eiser heeft door zijn spierziekte last van spasmes. Eiser woont in een Fokus-woning. Hij ontvangt 24-uurs assistentie van Fokus voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Daaronder valt ook het verrichten van hand- en spandiensten, maar ook het klaarzetten van de (brood)maaltijd en het opwarmen van eten.

3.2. Daarnaast ontvangt eiser ondersteuning vanuit (thans) de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)[2] voor het verrichten van huishoudelijke taken en de wasverzorging. Eiser ontvangt hiervoor een pgb.

3.3. Op 25 juni 2017 heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden. In dat gesprek is aan de orde gekomen dat de huishoudelijke hulp 3 dagen per week komt, op maandag 3 uur en op de woensdag en vrijdag 4 uur. Zij verzorgt de was. Er is extra wasverzorging nodig omdat eiser door zijn spasmes meer knoeit. Daarnaast kookt de huishoudelijke hulp elke keer voor meerdere dagen warme maaltijden. Op maandag, woensdag en vrijdag eet eiser de ‘warme’ maaltijd vers. De overige ‘warme’ maaltijden worden op de andere dagen door een medewerker van Fokus opgewarmd. Op zaterdag eet eiser meestal een eenvoudige maaltijd. Het college heeft aan eiser over de periode van 1 oktober 2017 tot (aanvankelijk) 1 oktober 2022 een maatwerkvoorziening ‘ondersteuning thuis – schoon huis’ voor 11 uur per week (660 minuten) toegekend.[3] Wegens het verlopen van deze indicatie heeft eiser een aanvraag gedaan om herindicatie. Omdat de aanvraag moest worden onderzocht is deze maatwerkvoorziening verlengd tot 1 december 2022.

3.4. In het kader van de aanvraag van eiser om herindicatie heeft op 10 augustus 2022 een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Er is onder meer gesproken over de behoefte van eiser aan de was- en warme maaltijdverzorging. Het college heeft in het gespreksverslag neergelegd dat de huishoudelijke hulp 3 keer per week komt (op maandag, woensdag en vrijdag), dat zij dan ook de warme maaltijden bereidt, dat op de andere dagen medewerkers van Fokus de warme maaltijd opwarmen en de overige (brood)maaltijden voor eiser verzorgen. Daarnaast is in het verslag neergelegd dat, omdat eiser persoonlijke verzorging ontvangt, er veel was ligt en dat met regelmaat ongelukjes gebeuren waardoor er vlekken op de kleding van eiser komen, wat ook weer voor extra was zorgt.

3.5. Hierop heeft het college bij besluit van 8 december 2022 aan eiser een maatwerkvoorziening ‘ondersteuning thuis – schoon huis’ toegekend voor 600 minuten per week over de periode van 1 december 2022 tot en met 30 november 2023 en voor 540 minuten per week over de periode van 1 december 2023 tot en met 30 november 2025.

3.6. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarna het bestreden besluit van 3 juli 2023 is genomen. Met dat besluit is aan eiser toegekend de maatwerkvoorziening ‘ondersteuning thuis – schoon huis’ voor 570 minuten per week[4] over de periode van 1 december 2022 tot en met 2 juli 2028. Voor zover van belang is voor de wasverzorging 87 minuten toegekend, voor de warme maaltijdverzorging 140 minuten per week. Aan eiser is een pgb verstrekt.

3.7. Met het besluit van 18 juni 2024 is het aan eiser toegekende pgb gewijzigd omdat eiser een nieuwe zorgaanbieder heeft. De aard en omvang van de maatwerkvoorziening is niet gewijzigd.

Het geschil

  1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser wegens zijn beperkingen en belemmeringen is aangewezen op ondersteuning bij het huishouden, de wasverzorging en de warme maaltijdverzorging. Wel is in geschil of de omvang en de duur van de toegekende maatwerkvoorziening voor wat betreft de wasverzorging en de warme maaltijdverzorging toereikend zijn, wat eiser betwist.

Wasverzorging

  1. Het college heeft aan zijn besluitvorming het HHM-normenkader ten grondslag gelegd. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat dit normenkader niet als uitgangspunt kan worden gebruikt bij de vaststelling van de omvang van het resultaat wasverzorging, tenzij de wasverzorging conform de herberekende normtijden is herberekend.[5]

5.1. Omdat eiser niet weerspreekt dat het college de wasverzorging in lijn met deze vaste rechtspraak heeft herberekend, komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of het college het HHM-normenkader mocht toepassen. Wel zal de rechtbank ingaan op de vraag of het college mocht volstaan met het aantal toegekende minuten per week voor de wasverzorging.

5.2. De rechtbank heeft het college bij brief van 21 januari 2025 verzocht toe te lichten wat deze rechtspraak betekent voor het aan eiser toegekende aantal minuten wasverzorging en maaltijdverzorging.

5.3. Het college heeft op 7 februari 2025 per e-mail een eerste, korte, reactie gestuurd. Volgens die reactie zou aan wasverzorging 139 minuten per week moeten worden toegekend. Bij brief van 4 april 2025 heeft het college nader gereageerd en is, aan de hand van de herberekende normtijden, uiteengezet dat aan de wasverzorging geen 87 minuten per week maar 93 minuten per week toegekend had moeten worden. Omdat in het bestreden besluit van 3 juli 2023 de maatwerkvoorziening al met 7 minuten naar boven was afgerond, hebben de herberekende normtijden voor de wasverzorging geen gevolgen voor de toegekende maatwerkvoorziening.

5.4. Bij brief van 10 april 2025 heeft de rechtbank eiser gevraagd zich uit te laten over de vaste rechtspraak van de CRvB en de herberekening door het college.

5.5. Eiser heeft gereageerd per e-mail van 11 juni 2025. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij op grond van de herberekende normtijden recht heeft op 139 minuten wasverzorging per week. De toegekende maatwerkvoorziening zou met 52 minuten per week moeten worden opgehoogd, zoals door het college is opgemerkt in de e-mail van 7 februari 2025, aldus eiser. Deze ophoging doet volgens eiser ook recht aan het feit dat hij meer was heeft door vervuiling als gevolg van zijn beperkingen en de hoge frequentie van persoonlijke verzorging die hij ontvangt én aan het feit dat, wederom volgens eiser, in het verleden ook een indicatie voor 6 wassen per week (2 per dag dat de huishoudelijke hulp bij eiser is) is toegekend.

5.6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, aan de hand van de herberekende normtijden, voldoende gemotiveerd waarom voor de wasverzorging 93 minuten per week geïndiceerd mocht worden en dat eiser hiermee voldoende wordt gecompenseerd in zijn (on)mogelijkheden om zelf de was te verzorgen. Dat in de e-mail van 7 februari 2025 andere normtijden zijn genoemd, doet daaraan niet af.

5.7. De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder dat, anders dan eiser heeft gesteld, niet is gebleken dat aan eiser in het verleden een indicatie voor (tenminste) 6 wassen per week is toegekend. Dat volgt in ieder geval niet uit de gespreksverslagen die aan de vorige en de huidige maatwerkvoorziening ten grondslag zijn gelegd. Ook anderszins heeft eiser dit niet aannemelijk gemaakt, zoals bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van de betrokken huishoudelijke hulp(en). Daar komt bij dat de Wmo 2015 er niet aan in de weg staat dat een in het verleden (wel) toegekende voorziening niet meer of in een andere vorm wordt toegekend als een voorziening niet langer volstaat (bijvoorbeeld vanwege veranderde maatschappelijke inzichten of technologische ontwikkelingen) of anders ingevuld kan (moet) worden. Anders gezegd, het feit dat eiser onder de voor de Wmo 2015 geldende wet- en regelgeving bepaalde voorzieningen toegekend heeft gekregen wil niet zeggen dat eiser daarop tot in lengte der dagen onverkort recht zal hebben. Ook als de situatie van eiser niet meer zal verbeteren.

Warme maaltijdverzorging 6. Voor wat betreft de warme maaltijdverzorging heeft het college in zijn brief van 4 april 2025 nader gemotiveerd waarom eiser in ieder geval nog voor de duur van de indicatietermijn, dus tot en met 2 juli 2028, voor de warme maaltijdverzorging is aangewezen op een maatwerkvoorziening en niet op een algemeen gebruikelijke voorziening zoals ‘tafeltje dekje’. Het college erkent in de brief verder dat de normtijden voor maaltijdverzorging uit het HHM-normenkader niet op inzichtelijke wijze zijn terug te voeren op objectieve onderzoeksresultaten door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden. Het college legt aan zijn berekening van de indicatie voor de bereiding van de warme maaltijden dan ook de normtijden van het CIZ[6]-protocol ten grondslag, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de huishoudelijke hulp op de dagen dat zij komt voor meerdere dagen kookt, zodat de CIZ-normtijd van 30 minuten per dag niet volstaat. Het college merkt verder op dat, nu eiser als gevolg van zijn bezwaar niet slechter af mag zijn[7], ook om die reden de indicatie van 140 minuten per week voor de warme maaltijdverzorging in stand blijft.

6.1. Gelet op die nadere motivering heeft eiser niet voldoende onderbouwd waarom hij met de indicatie van 140 minuten per week niet voldoende wordt tegemoetgekomen (gecompenseerd) in zijn zelfredzaamheid op het punt van de warme maaltijdverzorging. De rechtbank legt dat hierna uit.

6.2. Uitgaande van de Wmo richtlijn - Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden[8] vallen onder de (warme) maaltijdverzorging de volgende handelingen: (brood)maaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten, afwassen (machine-handmatig), eten bereiden (voorbereiden en koken), opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad, en tot slot afwassen en opruimen. Voor de warme maaltijd hanteert het CIZ per warme maaltijd 30 minuten voor deze handelingen gezamenlijk, met een maximum van 210 minuten.

Vaststaat dat een deel van de handelingen, die concreet zien op de bereiding van de warme maaltijden zoals het koken en afwassen (van het kookgerei) op 3 dagen per week worden verricht, ook al wordt voor meerdere dagen gekookt. De rechtbank gaat er van uit dat de hulp grotere porties kookt en dat eiser meerdere dagen dezelfde gerechten, of losse componenten hiervan, eet. Dat alleen al brengt een tijdsbesparing met zich. Daarnaast staat als onweersproken vast dat een deel van de handelingen, die zien op het kunnen nuttigen van de (bereide) maaltijden, zoals het opwarmen, op tafel zetten en afruimen, vallen onder de ADL-handelingen die door de Fokus-medewerkers voor eiser worden verricht. Verder is in de aan eiser toegekende maatwerkvoorziening apart tijd geïndiceerd voor het doen van de boodschappen en het overnemen van de regie, welke handelingen ook (deels) vallen onder de noemer ‘maaltijdverzorging’. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat eiser met een indicatie van 140 minuten per week niet voldoende wordt gecompenseerd.

Onbepaalde tijd 7. Tot slot heeft eiser in zijn e-mail van 11 juni 2025 opgemerkt dat, nu zijn situatie niet zal veranderen, een ‘levenslange’ indicatie passend zou zijn.

7.1. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor dit verzoek van eiser is het aan het college om te bepalen voor welke termijn een maatwerkvoorziening wordt toegekend. Het college zal daarbij telkens een afweging moeten maken tussen de belangen van de betrokken burger bij ‘rust’ aan de ene kant en financiële[9] en maatschappelijke belangen en bewaking van de kwaliteit van de te verstrekken maatwerkvoorziening (zorg) aan de andere kant. Met een toekenning van de huidige maatwerkvoorziening voor een periode van ruim 5 jaar[10] is het college naar het oordeel van de rechtbank tegemoet gekomen aan de wens van eiser om voor langere tijd verzekerd te zijn van een passende maatwerkvoorziening.

Samenvattend

  1. Uit het voorgaande volgt dat het college de omvang van de maatwerkvoorziening op juiste wijze heeft vastgesteld, hoewel het college zijn besluiten pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd. In zoverre is er wel sprake van een motiveringsgebrek in de zin van de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb. Omdat eiser naar het oordeel van de rechtbank hierdoor niet is benadeeld, laat de rechtbank de bestreden besluiten in stand.[11] Het beroep van eiser slaagt niet. De rechtbank ziet wel aanleiding om het college in de proceskosten te veroordelen.

Overschrijding redelijke termijn

  1. Eiser heeft ter zitting verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met nummer ARN 23/4746.

9.1. De behandeling van zaken als deze mag in beginsel maximaal twee jaar duren: een half jaar voor de bezwaarfase en anderhalf jaar voor de beroepsfase. De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het bezwaarschrift is ingediend en loopt door tot het moment waarop de einduitspraak in beroep is gedaan.

9.2. Als de redelijke termijn is overschreden, wordt in beginsel verondersteld dat de betrokkene immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. In beginsel is een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500 per half jaar of een gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.

9.3. In de beroepsprocedure met zaaknummer ARN 23/4746 is het bezwaar gemaakt op 6 januari 2023 wat betekent dat de redelijke termijn op 5 januari 2025 is overschreden. Uitgaande van een uitspraak per heden betekent dat dat de redelijke termijn met (ruim) 8 maanden is overschreden. Dat leidt tot een vergoeding voor immateriële schade van € 1.000.

9.4. Vervolgens is de vraag wie de schadevergoeding moet betalen. De overschrijding van de redelijke termijn is uitsluitend aan de rechtbank toe te rekenen. Dat betekent dat de Staat de immateriële schadevergoeding volledig zal moeten vergoeden.

Conclusie en gevolgen

  1. De beroepen zijn ongegrond. Het college heeft de maatwerkvoorziening voor eiser juist vastgesteld. Het college hoefde niet meer minuten te indiceren voor de wasverzorging en/of de warme maaltijdverzorging dan nu is gebeurd. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

10.1. In verband met de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbankdat het college het griffierecht van eiser moet betalen. Ook veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten. De proceskosten voor de beide, samenhangende[12], beroepsprocedures stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 1.814.[13]

  1. De proceskosten voor het verzoekvan eiser om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn stelt de rechtbank vast op een bedrag van € 226,75.[14] De rechtbank veroordeelt de Staat tot het betalen van dit bedrag.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart de beroepen ongegrond;

  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;

  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814;

  • veroordeelt de Staat tot vergoeding van schade aan eiser tot een bedrag van

€ 1.000;

  • veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 226,75.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie de beleidsregel van 8 juli 2014, Staatscourant 2014, 20210.

Voorheen ontving eiser ondersteuning vanuit de (voorloper van de) Wet maatschappelijke ondersteuning.

In de vorm van een persoonsgebonden budget.

Aan de hand van de normtijden hadden 563 minuten per week toegekend moeten worden, het college heeft dit afgerond op 570 minuten per week.

Uitspraken van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470, en 9 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:46. En voorts de uitspraken van 27 maart 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:476, en 13 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1206.

Centrum Indicatiestelling Zorg.

Op grond van het reformatio in peius-beginsel.

Versie 1.0 – december 2006, van het CIZ.

Temeer omdat het hier om gemeenschapsgeld gaat dat op verantwoorde wijze moet worden besteed.

Gerekend vanaf 1 december 2022.

Zie artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Een punt voor het indienen van de beroepschriften en een punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 1 (gemiddeld) met een waarde van € 907 per punt.

Een punt voor het indienen van het verzoek ter zitting, wegingsfactor 0,25 (zeer licht) met een waarde van € 907 per punt. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van 25 april 2025 van deze rechtbank, ECLI:NL:RBGEL:2025:3401.


Voetnoten

Zie de beleidsregel van 8 juli 2014, Staatscourant 2014, 20210.

Voorheen ontving eiser ondersteuning vanuit de (voorloper van de) Wet maatschappelijke ondersteuning.

In de vorm van een persoonsgebonden budget.

Aan de hand van de normtijden hadden 563 minuten per week toegekend moeten worden, het college heeft dit afgerond op 570 minuten per week.

Uitspraken van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470, en 9 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:46. En voorts de uitspraken van 27 maart 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:476, en 13 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1206.

Centrum Indicatiestelling Zorg.

Op grond van het reformatio in peius-beginsel.

Versie 1.0 – december 2006, van het CIZ.

Temeer omdat het hier om gemeenschapsgeld gaat dat op verantwoorde wijze moet worden besteed.

Gerekend vanaf 1 december 2022.

Zie artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Een punt voor het indienen van de beroepschriften en een punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 1 (gemiddeld) met een waarde van € 907 per punt.

Een punt voor het indienen van het verzoek ter zitting, wegingsfactor 0,25 (zeer licht) met een waarde van € 907 per punt. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van 25 april 2025 van deze rechtbank, ECLI:NL:RBGEL:2025:3401.