Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:7435 - Rechtbank Gelderland - 22 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:743522 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: C/05/454894 / KZ ZA 25-121

Vonnis in kort geding van 22 augustus 2025

in de zaak van

[eiser], te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. M.H. Hogeman,

tegen

[gedaagde], te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2025- de pleitnota van [eiser] .

2 De feiten

2.1. [eiser] en [gedaagde] zijn broer en zus. De moeder van partijen is overleden op 12 februari 2024. Partijen zijn de enige erfgenamen van moeder en hebben allebei recht op de helft van de nalatenschap.

2.2. Tot de nalatenschap behoort de woning en het perceel met onder andere een tuinhuis op het adres [adres] (hierna: de woning). [gedaagde] woont sinds 2017 in de woning. Na het overlijden van de moeder van partijen is [eiser] ook in de woning getrokken. Het overlijden van de moeder van partijen liep samen met de scheiding van [eiser] waardoor [eiser] geen andere woonruimte meer had.

3 Het geschil

3.1. [eiser] vordert - samengevat -, na vermeerdering van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

op straffe van een dwangsom

  1. [gedaagde] gebiedt om de bij de voordeur hangende camera weer terug te plaatsen, althans aan eiseres af te geven binnen een termijn van 2 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom.

3.2. [eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben afgesproken dat zij gezamenlijk in de woning zouden blijven. De situatie is vanaf het moment dat [eiser] in de woning trok echter verslechterd en onhoudbaar geworden. [gedaagde] gedraagt zich onheus jegens [eiser] . Hij bedreigt haar, intimideert haar, scheldt haar uit, vernielt zaken en veroorzaak overlast door bijvoorbeeld zijn blowgedrag in de gezamenlijke woning, het volume waarop hij zijn muziek aanzet en het wegdraaien van de camera’s. [gedaagde] heeft gezegd dat hij per 1 juli 2025 in het tuinhuis zou gaan wonen, maar komt die toezegging niet na. [eiser] is angstig vanwege het gedrag en de houding van [gedaagde] . Er ligt inmiddels een aangifte en [eiser] heeft al een keer 112 moeten bellen. Er is sprake van een onhoudbare situatie. Het is niet aan [eiser] te wijten dat de situatie onhoudbaar is, [eiser] gedraagt zich niet onrechtmatig. [gedaagde] dient daarom de woning te verlaten. Het gaat ook nog maar om een bepaalde tijd. De woning moet verkocht worden omdat geen van partijen de woning kan overnemen. Het is alleen onbekend wanneer dit mogelijk is omdat het gebied waar de woning staat mogelijk wordt ontwikkeld door de gemeente. Volgens de rentmeester kan de woning niet verkocht worden, dat is onduidelijk. Het is aan [gedaagde] te wijten dat het in tijdelijke periode tot verkoop niet mogelijk is om beiden in de woning te verblijven. Het feit dat [gedaagde] in de woning verbleef weegt niet op tegen het feit dat hij zich ernstig heeft misdragen en daarom de woning dient te verlaten.

3.3. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .

3.4. [gedaagde] voert het volgende aan. [gedaagde] woont al langere tijd in de woning. De moeder van partijen heeft de woning in 2015 gekocht en [gedaagde] is in 2017 bij zijn moeder ingetrokken. Partijen zijn te verschillend om samen te kunnen wonen. [gedaagde] twijfelde van meet af aan al of het goed zou gaan. [gedaagde] heeft autisme en ADHD en kan niet goed tegen prikkels. [eiser] heeft voortdurend mensen over de vloer. Haar nieuwe vriend met diens kinderen, vrienden, etc. Dit is veel te druk. [gedaagde] heeft juist rust nodig. [gedaagde] kan zijn impulsen niet beheersen en [eiser] drijft hem tot het uiterste maar hij zou haar nooit fysiek iets aandoen. [eiser] kleineert hem ook, zegt dat hij een sukkel is en niks kan. [eiser] regelt alles, zoals zijn bankzaken het contact met de rentmeester, maar wil hem geen inzicht geven. Inmiddels heeft [gedaagde] contact gehad met de huisarts en krijgt hij hulp van onder andere de praktijkondersteuner en Perspectief Zutphen. [gedaagde] kan nergens naartoe en heeft niemand. De rentmeester heeft verder aangegeven dat als de gemeente de woning koopt, hij daar voorlopig antikraak mag blijven wonen. Van [gedaagde] kan niet verwacht worden dat hij de woning verlaat. Ten aanzien van de camera’s geldt dat deze waren opgehangen tijdens de scheiding van [eiser] in verband met haar ex-partner. Inmiddels speelt dat niet meer. [gedaagde] heeft geen probleem met de camera bij de oprit, maar wel met die bij de voordeur. [gedaagde] wil niet constant op beeld en geluid opgenomen worden door [eiser] . De vorderingen van [eiser] moeten daarom worden afgewezen.

3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.

spoedeisend belang

4.2. Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vorderingen.

een belangenafweging brengt mee dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen

4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gedraag [gedaagde] zich onrechtmatig naar [eiser] , maar is dit geen reden om de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uit te laten vallen en haar het alleenrecht op gebruik van de woning te geven. Hieronder zal dit uitgelegd worden.

4.4. [eiser] en [gedaagde] zijn gemeenschappelijk eigenaren van de woning. Op grond van artikel 3:169 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Artikel 3:169 BW is ook van toepassing als het om een gemeenschappelijke woning gaat. Er wordt echter niet zomaar aangenomen dat het woonrecht van twee eigenaren, die geen affectieve relatie met elkaar hebben en/of al een gemeenschappelijke huishouding voeren, met elkaar verenigbaar is. Een woonruimte is bij uitstek privé en het recht op privacy komt in het geding als twee mensen noodgedwongen samenwonen in een woning die daarvoor niet bedoeld is. Dit geldt des te meer als de woning niet is verkregen met het doel om gezamenlijk te bewonen (zoals het geval bij verkrijging via een erfenis) en de woning zoals in deze zaak niet gescheiden gebruikt kan worden. De drempel om aan te nemen dat de gebruiksrechten van partijen niet verenigbaar zijn, is in dat geval laag en wordt in de regel al bereikt als één van de eigenaren geen gezamenlijk gebruik meer wil maken van de woning, ongeacht de onderliggende redenen. Verder geldt dat als één van de eigenaren bij verkrijging van de woonruimte al een gebruiksrecht had op de woning, dit recht in beginsel voorgaat op het gebruiksrecht van de andere eigenaar. De andere eigenaar heeft dan een bewoonde woning gekregen en niet een leegstaande woning. Als de rechten van de eigenaren niet verenigbaar zijn moet er een belangenafweging gemaakt worden om te bepalen wie van de eigenaren het gebruiksrecht krijgt. Daarvoor geldt het volgende.

4.5. De wijze waarop [gedaagde] zich heeft geuit naar [eiser] is onaanvaardbaar. Uit de audiofragmenten blijkt dat hij haar uitscheldt, kleinerend tegen haar praat en zich bedreigend uitlaat. Hoewel [gedaagde] zegt dat hij [eiser] nooit wat aan zou doen, suggereert hij wat anders tegen haar in conflictsituaties. Dat partijen niet bij elkaar in de woning kunnen blijven wonen is dan ook duidelijk en wordt door beide partijen erkend. Anders dan [eiser] stelt, acht de voorzieningenrechter dit echter niet de schuld van [gedaagde] (of [eiser] ). De woning is simpelweg niet geschikt voor gemeenschappelijk gebruik van gescheiden huishoudens tenzij partijen goed samen zouden kunnen leven en dat is niet het geval. [gedaagde] heeft ter zitting wel op redelijke wijze uitgelegd waarom het samenwonen met [eiser] niet lukt. Van hem kan niet verwacht worden dat hij al zijn bezwaren en problemen opzij zet zodat samenwonen wel mogelijk is. Van [eiser] evenmin overigens en ook zij wil dat niet. Geen van partijen kan in deze zaak verplicht worden zich zodanig aan te passen dat samenwonen vanuit het perspectief van de de ander mogelijk is. Omdat de rechten van partijen niet verenigbaar zijn, dient voornoemde belangenafweging plaats te vinden.

4.6. De belangenafweging valt uit in het voordeel van [gedaagde] . [gedaagde] heeft een ouder woonrecht dan [eiser] en op het moment dat [eiser] in de woning trok, was de woning al niet geschikt voor gescheiden gebruik. Het feit dat partijen wel hebben geprobeerd om samen te wonen maakt dit niet anders. Het is voor beide partijen moeilijk om andere woonruimte te vinden waarbij [gedaagde] ook nog geen sociale kring heeft. Het is ook voor [eiser] moeilijk om een andere woonruimte te vinden, maar omdat dit niet makkelijker is voor [gedaagde] , weegt dit niet op tegen het feit dat [gedaagde] een ouder woonrecht heeft. [gedaagde] heeft niet ontkend dat hij heeft gezegd dat hij in het tuinhuisje zou gaan wonen. Maar omdat het tuinhuisje niet geschikt is om in te wonen, het is een casco tuinhuisje zonder gas, water of licht, kan hij niet aan deze uitspraak gehouden worden. Dit in acht genomen wordt de vordering onder 1 afgewezen, ondanks dat [gedaagde] zich wel onaanvaardbaar naar [eiser] heeft geuit.

de overige vorderingen worden ook afgewezen

4.7. Hoewel [gedaagde] [eiser] niet mag bedreigen en/of intimideren of haar eigendommen mag beschadigen en/of veranderen worden ook deze vorderingen afgewezen. De vordering om [gedaagde] te verbieden [eiser] te bedreigen en/of intimideren is te onbepaald en voor een groot deel niet objectief te bepalen (de vraag wanneer sprake is van bedreigen en/of intimideren is voor een groot deel een subjectieve vraag) en daardoor niet afdwingbaar. Bovendien zijn de uitlatingen gedaan in de context waarbij partijen gezamenlijk in de woning woonden, dat is niet meer het geval. Het is onvoldoende gebleken dat [gedaagde] ook buiten de context van het conflict over het samenwonen zich onrechtmatig naar [eiser] gedraagt. Verder ontkent [gedaagde] dat hij eigendommen van [eiser] heeft beschadigd. Ten slotte kan [gedaagde] onder de huidige omstandigheden niet verplicht worden om alleen schriftelijk contact met [eiser] op te nemen. Partijen dienen de erfenis nog af te handelen, waaronder de verkoop van de woning en [eiser] beheert bijvoorbeeld de bankrekening van [gedaagde] . Bovendien zien de onrechtmatige gedragingen op de conflictsituaties, maar lijken partijen daarbuiten wel op normale wijze contact te hebben (gehad). Voorgaande laat onverlet dat als blijkt dat [gedaagde] zich onaanvaardbaar blijft gedragen, dit in een later stadium wel redenen kunnen zijn om toch een verbod om contact met [eiser] (anders dan schriftelijk) op te nemen te rechtvaardigen.

4.8. De vordering onder 3 wordt tenslotte ook afgewezen omdat [gedaagde] in de woning blijft wonen en het voor hem een te grote inbreuk op zijn privacy is als hij elke keer wordt gefilmd bij de voordeur. [eiser] vordert subsidiair nog dat de camera wordt afgegeven maar deze vordering is niet onderbouwd en het is niet duidelijk of [gedaagde] wel weigert om de camera terug te geven. De camera moet uiteraard wel terug naar [eiser] als deze van haar is, maar als niet zeker is of [gedaagde] weigert hem af te geen kan hij daarvoor niet bij voorbaat veroordeeld worden.

4.9. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

LS/PB