ECLI:NL:RBGEL:2025:7378 - Rechtbank Gelderland - 3 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 11626239 \ CV EXPL 25-961
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
1 [eiser 1] ,
te [woonplaats] ,2. [eiser 2], te [woonplaats] , eisende partijen, hierna samen te noemen: [eisers] , gemachtigde: mr. drs. J.M Lammers,
tegen
GEMEENTE APELDOORN, te Apeldoorn, gedaagde partij, hierna te noemen: gemeente Apeldoorn, gemachtigde: mr. I.C. Nijenhuis.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 11 juni 2025
-
de ‘Reactie op conclusie van antwoord’ van 19 juli 2025 van [eisers] - het bericht van 28 juli 2025 met producties 13 en 14 van de gemeente Apeldoorn- het bericht van 29 juli 2025 van de gemeente Apeldoorn- het bericht van 1 augustus 2025 met productie van [eisers]- de antwoordakte van 1 augustus 2025 met productie 15 van de gemeente Apeldoorn- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2025, waarbij de gemachtigde van [eisers] spreekaantekeningen heeft voorgedragen, de gemachtigde van de gemeente Apeldoorn productie 16 heeft overgelegd en waarvan aantekeningen door de griffier zijn gemaakt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn vanaf 25 juli 2022 eigenaar van een perceel in Apeldoorn, bestemd voor de bouw van een woning. Op het bouwperceel stonden op dat moment onder meer twee eikenbomen.
2.2. [eisers] hebben [bedrijf 1] opdracht gegeven voor de bouw van de woning. [eisers] hebben over de bouw van de woning vooroverleg gevoerd met de gemeente Apeldoorn. [bedrijf 1] heeft namens [eisers] op 2 mei 2022 onder meer de volgende tekening bij de gemeente Apeldoorn ingediend:
(Afbeelding)
Bron: productie 1 conclusie van antwoord In de legenda van deze tekening staat over het in de rode cirkel weergegeven bijgebouw: “vergunningsvrij bijgebouw door opdrachtgever.”
2.3. Op 29 september 2022 heeft [bedrijf 1] een omgevingsvergunning voor de bouw van de woning aangevraagd. In de tussen [bedrijf 1] en de gemeente Apeldoorn gevoerde correspondentie over de vergunning, heeft de gemeente Apeldoorn op 19 oktober 2022 onder meer het volgende geschreven: “Bomen Ten slotte willen we u graag attenderen op eventuele kapvergunningsplicht. Hiervan is op deze locatie sprake, wanneer (…). U kunt, indien van toepassing, de activiteit Kappen toevoegen aan de lopende aanvraag om omgevingsvergunning. U mag de aanvraag ook separaat indienen.”
2.4. Op 18 november 2022 heeft de gemeente Apeldoorn de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning verleend.
2.5. In januari 2023 is [bedrijf 1] met de bouw van de woning gestart.
2.6. Op 1 juni 2023 heeft [bedrijf 1] namens [eisers] een kapvergunning voor de twee eikenbomen aangevraagd. Daarbij hebben [eisers] een door Bomenonline.nl een Boom Effect Analyse (hierna: BEA) overgelegd.
2.7. De gemeente Apeldoorn heeft de aanvraag voorgelegd aan de gemeentelijke bomencommissie. In de e-mail van 3 juli 2023 heeft de bomencommissie aan [eisers] onder meer het volgende geschreven: “Op 1-6-2023 heeft u een aanvraag ingediend voor het verwijderen van twee bomen (…). De Bomencommissie (hierna BC) heeft richting het College van B&W een negatief advies gegeven, (…). Omdat u de moeite heeft genomen om een Boom Effect Analyse uit te laten voeren willen wij middels deze mail inhoudelijk reageren en motiveren waarom wij als BC een negatief advies hebben afgegeven.
De Gemeente Apeldoorn hanteert als uitgangspunt om geen bomen te kappen tenzij. De tenzij redenen kunt u vinden in de bijlage. Voor de bouw van de woning is kap niet nodig, de reden voor de aanvraag ligt bij de (vergunningsvrije) aanbouw. Om dit te motiveren heeft u een Boom Effect Analyse laten opstellen. De keuze om op deze plek aan te bouwen met de wetenschap van de aanwezige bomen, levert deze knelpunten op. Een andere inrichting van het perceel had deze knelpunten kunnen voorkomen. Hoewel de bomen niet op de lijst ‘Bijzondere bomen’ staan van de gemeente beoordelen we ze wel (net als veel andere bomen) als behoudens waardig. De opgestelde BEA neemt als start vooral de vraag of de bomen gekapt kunnen worden. De vraag naar wat er moet gebeuren om de bomen goed te behouden krijgt minder aandacht. (…) Uit de BEA komen twee mogelijkheden naar voren namelijk:
Uit de aanvraag is ons niet duidelijk welke werkzaamheden er moeten plaatsvinden en op welke wijze en wat voor schuur of aanbouw er wordt gebouwd. Wellicht is het mogelijk om de schuur (met enige aanpassing) te plaatsen met behoud van de bomen. (…)”
2.8. Bij besluit van 25 juli 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) de kapvergunning geweigerd (hierna: het primaire besluit). In de bijlage bij dit besluit is de volgende motivering opgenomen: “(…) Een vergunning kan geweigerd worden, dan wel onder voorschriften verleend worden, in het belang van de handhaving van:
(…) Beoordeling bomen De bomen maken onderdeel uit van de groenstructuur. De conditie is matig. De levensverwachting van de bomen is meer dan 10 jaar. de natuurlijke omlooptijd ervan is meer dan 80 jaar.
Beoordeling kapaanvraag De bomen zijn voor meer dan 50% zichtbaar vanaf de openbare ruimte (…). Gesteld kan worden dat de boom mede beeldbepalend is voor de (…) buurt.
Stads- en dorpsschoon De aanvraag heeft betrekking op de kap van een 2 bomen die beeldbepalend zijn voor de openbare ruimte en omgeving. Het criterium stads- en dorpsschoon wordt gemeten naar de mate waarin de boom zichtbaar is vanaf openbaar terrein. De bomen ter plaatse zijn voor meer dan 50% zichtbaar vanaf openbaar terrein. Kap zou afbreuk doen aan het beeld van stads- en dorpsschoon.
Schade/overlast De betreffende bomen zijn matig in conditie, er is geen schade te verwachten.
Veiligheid Bij visuele controle zijn geen gebreken geconstateerd die duiden op een verminderde stabiliteit. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat er verhoogd risico is op stambreuk of windworp. Niet is aangetoond dat er sprake is van een onveilige situatie.
Overweging Bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor de kap van (beeldbepalende) bomen wordt afgewogen of er redenen zijn om een vergunning te verlenen. De bomen zijn mede beeldbepalend voor de omgeving. In de bij de aanvraag gevoegde Boom Effect Analyse wordt vooral een algemene weergave getoond van ‘potentiële omwaaibomen’. Bij visuele controle zijn aan deze bomen geen gebreken geconstateerd, die duiden op een instabiele boom. De gevaarzetting wordt beoordeeld als niet verhoogd. Er is niet waarneembaar of aantoonbaar dat er een verhoogd risico is. De bomen verkeren in een matige conditie, maar zijn wel vitaal. Herstel is na alle bouwactiviteiten te verwachten indien hier zorgvuldig mee wordt omgegaan. De bomen staan buiten de contouren van de bouwoppervlakte. Ten aanzien van het verlenen van vergunningen voor het kappen van bomen is het uitgangspunt ‘nee, tenzij’. Er zijn voor deze bomen onvoldoende aanleidingen om een omgevingsvergunning voor het kappen te verlenen. (…)”
2.9. Op 23 augustus 2023 hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen het besluit.
2.10. Op 18 januari 2024 heeft [bedrijf 1] de woning opgeleverd.
2.11. Na behandeling van het bezwaar op 5 december 2023 heeft de bezwarencommissie op 6 februari 2024 advies uitgebracht waarin - onder meer - het volgende is te lezen: “(…) De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen te verlenen is een discretionaire bevoegdheid van het college, waarbij het college de omgevingsvergunning kan weigeren op grond van de in de APV genoemde belangen en gronden. Het college moet (…) alle relevante belangen meewegen. Dit betekent dat het college bij de beslissing (…) een ruime beleidsvrijheid heeft.
4.4. (…) Bezwaarden hebben ter ondersteuning van de aanvraag (…) een BEA laten opstellen door Bomen-online. De commissie kan onder die omstandigheden niet volgen dat het college slechts met een visuele inspectie volstaat, ter onderbouwing van de afwijzing van de gevraagde omgevingsvergunning. De BEA geeft een zeer uitgebreide weergave van de kwaliteit van de bomen en de toekomstverwachting. Gelet op de matige kwaliteit van de bomen, de erg onzekere toekomstverwachting en de tijd en moeite die gestoken moet worden in het (onzekere) herstel van de bomen, is de commissie van oordeel dat in redelijkheid niet van bezwaarden kan worden verlang dat de bomen moeten worden behouden.
4.5. De commissie deelt niet het oordeel van het college dat de twee eiken bijdragen aan het stads- en dorpsschoon. Het college heeft dit uitsluitend gebaseerd op het voor meer dan 50% zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. De commissie concludeert echter dat uit de BEA voldoende blijkt dat het visuele boombeeld ver beneden peil is.
4.6. Gelet op het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. (…)”
2.12. Op 11 maart 2024 heeft het college het advies van de bezwarencommissie overgenomen, het bezwaar gegrond verklaard en de kapvergunning alsnog verleend.
2.13. Op 25 september 2024 hebben [eisers] de gemeente Apeldoorn aansprakelijk gesteld voor de extra kosten voor de bouw van de schuur die zij als gevolg van het onrechtmatige primaire besluit van 25 juli 2023 hebben gemaakt. De verzekeraar van de gemeente Apeldoorn heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
3 Het geschil
3.1. [eisers] vorderen na vermindering van hun vordering tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - veroordeling van de gemeente Apeldoorn tot betaling van een bedrag van € 22.000,00.
3.2. [eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. De bezwarencommissie heeft vastgesteld dat de vergunning bij het primaire besluit had moeten worden verleend. Het college heeft het advies van de bezwarencommissie gevolgd en het primaire besluit herroepen. Als gevolg daarvan is het primaire besluit van juli 2023 onrechtmatig. Ter onderbouwing van dat standpunt hebben [eisers] aangevoerd dat het college bij het primaire besluit voorbij is gegaan aan de aanwezige BEA, waardoor het college het primaire besluit volgens [eisers] dan ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel heeft genomen. Als de vergunning bij het primaire besluit verleend was, had de aanbouw direct bij de bouw kunnen worden gerealiseerd. Voor het geval zal worden geoordeeld dat het primaire besluit niet onrechtmatig is, stellen [eisers] dat zij schade hebben geleden als gevolg van de overschrijding van de beslistermijn op het bezwaar van [eisers] .
3.3. De gemeente Apeldoorn voert verweer. De gemeente Apeldoorn concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de werkelijke kosten van deze procedure.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Is het primaire besluit onrechtmatig?
4.1. Als eerste moet worden beoordeeld of het primaire besluit onrechtmatig is. Anders dan [eisers] hebben gesteld in de dagvaarding, betekent het enkele feit dat het primaire besluit is herroepen, niet dat het onrechtmatig is. Wanneer een besluit van een bestuursorgaan op grond van een daartegen gemaakt bezwaar door dat bestuursorgaan wordt herroepen en, voor zover nodig, wordt vervangen door een nieuw besluit, zal het van de redenen die daartoe hebben geleid, en de omstandigheden waaronder het nieuwe besluit tot stand is gekomen, afhangen of het nemen van het primaire besluit onrechtmatig moet worden geacht in de zin van artikel 6:162 BW en zo ja, of deze daad aan het bestuursorgaan kan worden toegerekend.
4.2. [eisers] hebben aangevoerd dat het primaire besluit op rechtmatigheidsgronden is herroepen. De gemeente Apeldoorn heeft volgens hen gehandeld in strijd met de wet door in strijd met artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het nemen van het primaire besluit voorbij te gaan aan de door [eisers] bij de aanvraag overgelegde BEA. Verder heeft de gemeente Apeldoorn in strijd gehandeld met de motiveringsplicht van artikel 3:47 Awb. [eisers] hebben verder aangevoerd dat de beleids- en beoordelingsvrijheid van het college wordt beperkt door een objectieve marginale toets. Omdat de bezwaarcommissie heeft overwogen dat het in redelijkheid van [eisers] niet kan worden verlangd de bomen in stand te houden, volgt dat het primaire besluit deze toets niet kan doorstaan.
4.3. De kantonrechter volgt [eisers] hierin niet. Uit het primaire besluit blijkt dat de gemeente Apeldoorn kennis heeft genomen van de BEA. De BEA is als bijlage bij het besluit opgenomen en verder volgt uit de tekst van het primaire besluit dat het college de verschillende bij het besluit betrokken belangen - onder andere gebaseerd op de BEA - heeft afgewogen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de gemeente Apeldoorn volledig voorbij is gegaan aan de BEA en daardoor in strijd met artikel 3:2 Awb heeft gehandeld. Ook heeft de gemeente Apeldoorn niet in strijd gehandeld met de wettelijke motiveringsplicht als bedoeld in artikel 3:47 Awb. Het enkele feit dat de beslissing op bezwaar anders is dan het primaire besluit, betekent nog niet dat de motivering van het primaire besluit in strijd met de wettelijke motiveringsplicht is.
Het bestuursorgaan moet in de bezwaarprocedure zijn eerdere besluit (volledig) heroverwegen.
4.4. De conclusie is dan ook dat het primaire besluit niet onrechtmatig is.
Onrechtmatige overschrijding beslistermijn?
4.5. Als subsidiaire grondslag voor hun vordering stellen [eisers] dat er sprake is van een onrechtmatige overschrijding van de wettelijke beslistermijn op het bezwaar, waardoor de gemeente Apeldoorn onrechtmatig heeft gehandeld. [eisers] hebben aangevoerd dat als de gemeente Apeldoorn tijdig - uiterlijk 9 januari 2024 en dus voor de opleverdatum van 18 januari 2024 - had beslist op het bezwaar, [bedrijf 1] de overeengekomen werkzaamheden (fundering en vloerplaten aanleggen) nog had kunnen uitvoeren op grond van de afgesproken prijs. [eisers] stellen dat de schade voortvloeit uit de onrechtmatige overschrijding van de beslistermijn.
4.6. De kantonrechter overweegt als volgt. De enkele omstandigheid dat de wettelijke beslistermijn wordt overschreden, is onvoldoende voor het oordeel dat onrechtmatig is gehandeld door de gemeente Apeldoorn. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, zoals de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden, de oorzaak van de termijnoverschrijding en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de belanghebbenden.
4.7. [eisers] hebben aangevoerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen en daaraan de conclusie verbonden dat de overschrijding onrechtmatig was. Gelet op het rechtsgevolg dat [eisers] aan de termijnoverschrijding willen verbinden, is het juist aan [eisers] om bijkomende feiten en omstandigheden te stellen die meebrengen dat de termijnoverschrijding onrechtmatig was. Dat hebben [eisers] niet gedaan. Zij hebben weliswaar aangevoerd dat de gemeente Apeldoorn wist dat [eisers] een aanbouw wilden realiseren, maar hebben niet gesteld dat de gemeente Apeldoorn op de hoogte was van de specifieke (financiële) belangen van [eisers] vanwege de overeenkomst die zij met [bedrijf 1] hadden gemaakt.
4.8. [eisers] hebben verder niet duidelijk gemaakt dat zij de gestelde schade hebben geleden als gevolg van het feit dat de gemeente Apeldoorn niet uiterlijk op 9 januari 2024 heeft beslist, maar pas op 11 maart 2024. In het geval dat de gemeente Apeldoorn op 9 januari 2024 had beslist, hadden in negen dagen tijd, de bomen moeten worden gekapt en de fundering en de vloerplaten moeten worden gelegd, terwijl de woning van [eisers] op dat moment al zo goed als af was. Het materieel en materiaal voor het aanbrengen van de fundering en de vloerplaten was op dat moment niet meer op de bouwkavel aanwezig en had in dat geval ook opnieuw moeten worden aangevoerd. Ten slotte hebben [eisers] aangevoerd dat het vanaf het begin de bedoeling is geweest om de aanbouw in eigen beheer tijdens de bouw van de woning te realiseren, zodat er rekening kon worden gehouden met de aansluiting van de aanbouw aan de woning. Ook als de beslissing op bezwaar wel tijdig was genomen, hadden [eisers] hun plannen niet kunnen uitvoeren zoals zij dat hadden gewild. Daarbij is ten slotte nog van belang dat de gemeente Apeldoorn al in oktober 2022 bij het vooroverleg over de omgevingsvergunning heeft gewezen op een mogelijk vereiste kapvergunning voor de bomen en [eisers] ( [bedrijf 1] ) tot 1 juni 2023 hebben gewacht met het aanvragen van de vergunning.
4.9. De conclusie is dat de vordering van [eisers] zal worden afgewezen. Het verzoek van de gemeente Apeldoorn om de vordering af te wijzen in verband met de schending van artikel 21 Rv. behoeft daarom niet meer besproken te worden.
Proceskosten
4.10. [eisers] is de partij die in het ongelijk zal worden gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.11. De gemeente Apeldoorn heeft om een volledige proceskostenveroordeling verzocht. Zij heeft als grondslag van deze vordering gesteld dat [eisers] artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hebben geschonden. Volgens de gemeente Apeldoorn baseren [eisers] hun vorderingen op een onvolledig verhaal en vorderen zij een schadebedrag dat niet kan kloppen. Hierdoor is er volgens de gemeente Apeldoorn sprake van misbruik van bevoegdheid.
4.12. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In geval van het niet naleven van de verplichtingen van artikel 21 Rv, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Die gevolgtrekking kan ook inhouden toewijzing van de volledige door de andere partij gemaakte proceskosten. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een vergoeding van werkelijk gemaakte proceskosten alleen onder buitengewone omstandigheden denkbaar is, waarbij moet worden gedacht aan misbruik van bevoegdheid of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake is als het instellen van de vordering, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende (dan wel behoorde te kennen) of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen moet de rechter terughoudend omgaan, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter.
4.13. Hoewel aan de gemeente Apeldoorn kan worden toegegeven dat de stellingen van [eisers] niet steeds even duidelijk en consistent zijn (geweest) en de hoogte en de wijze van berekening van de schade op zijn minst vragen oproept, kan daaruit naar het oordeel van de kantonrechter - mede gelet op de in acht te nemen terughoudendheid - niet worden afgeleid dat [eisers] hun vordering hebben gebaseerd op onjuiste feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden of op stellingen waarvan zij moesten begrijpen dat deze stellingen geen kans van slagen hadden. Daarom zullen [eisers] niet worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten van de gemeente Apeldoorn. De kantonrechter ziet in de wijze van presentatie van de feiten wel aanleiding om voor het salaris gemachtigde aan te sluiten bij het naast hoger gelegen tarief.
4.14. De proceskosten van de gemeente Apeldoorn worden vastgesteld en begroot op:
4.15. De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5 De beslissing
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.765,00, te vermeerderen met de kosten van betekening voor het geval het vonnis wordt betekend,
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Hoge Raad 20 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2588
Artikel 7:11 Awb.
HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7040
Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360