Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: C/05/442215 / HZ ZA 24-344

Vonnis in incident van 13 augustus 2025

in de zaak van

[eiser], te [woonplaats] , gemeente Epe, eiser in conventie, verweerder in reconventie, eiser in het incident, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. H.C.J. Coumou,

tegen

  1. [gedaagde 1] , zowel in haar hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van [erflater] als in privé, te [woonplaats] , gemeente Apeldoorn, hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2], te [woonplaats] , gemeente Apeldoorn, hierna afzonderlijk te noemen: [gedaagde 2] , gedaagden in conventie, eisers in reconventie, gedaagden in het incident, hierna samen te noemen: [gedaagden] , advocaat: mr. W.F.A. Zwart-Peters.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • dagvaarding

  • conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie

  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging eis in de hoofdzaak en wijziging eis in het incident tot verschaffen van bescheiden in de zin van

artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 De feiten in het incident

2.1. Op 8 mei 2023 is overleden de heer [erflater] (hierna: erflater). [gedaagde 1] was ten tijde van het overlijden zijn echtgenote. [gedaagde 2] en [eiser] zijn de zoons van erflater.

2.2. Erflater heeft bij testament van 7 december 2022 over zijn nalatenschap beschikt (productie 1 bij dagvaarding). Daarbij heeft hij [eiser] en diens afstammelingen uitgesloten als erfgenaam en [gedaagden] benoemd als enige erfgenamen. Wel heeft erflater in zijn testament aan [eiser] een bedrag gelegateerd. Het legaat luidt – voor zover relevant – als volgt:

“Voor het geval ik mocht komen te overlijden voor mijn echtgenote, legateer ik mijn zoon de heer [eiser] , voornoemd, met inachtneming van de wettelijke regels van plaatsvervulling een bedrag aan contanten groot gelijk aan de vordering die mijn andere zoon de heer [gedaagde 2] , voornoemd, naar aanleiding van mijn overlijden op mijn echtgenote heeft verkregen. Deze vordering zal dezelfde rente dragen die de vordering van mijn ander zoon zal dragen en deze vordering is in dezelfde gevallen opeisbaar als de vorderingen van mijn andere zoon opeisbaar zal zijn. Op het legaat aan mijn zoon de heer [eiser] , voornoemd zijn voor zover mogelijk alle bepalingen van toepassing die ook op de vorderingen van mijn andere zoon van toepassing zijn.”

2.3. In het testament is [gedaagde 1] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap. [gedaagde 1] heeft haar benoeming tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder aanvaard.

2.4. [eiser] heeft in zijn conclusie van 25 juni 2025 een beroep gedaan op zijn legitieme portie in de nalatenschap van erflater. Daarnaast heeft hij in die conclusie verklaard dat, voor zover het actief van de nalatenschap ontoereikend is om zijn legitieme te voldoen, de door [gedaagde 2] ontvangen giften bij hem worden ingekort.

3 Het geschil in het incident

3.1. [eiser] vordert na eiswijziging in incident: I. [gedaagde 1] te veroordelen tot afgifte van: a) een boedelbeschrijving met een specificatie van de nalatenschapsgoederen en hun waardering, inclusief onderliggende stukken, b) de stukken aan de hand waarvan [gedaagde 1] middels de door haar gekozen variant volgens de uiterste wil van erflater de erfdelen en het legaat van [eiser] heeft bepaald, uitgedrukt in een geldswaarde, II. [gedaagde 1] in hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder en [gedaagden] als gezamenlijke erfgenamen te veroordelen tot inzage en afgifte van alle bescheiden die eiser als legitimaris voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft en verder inlichtingen te verstrekken over aard, omvang en tijdstippen van in elk geval de volgende schenkingen, giften of tot begiftiging strekkende bevoordelingen door de erflater van [gedaagde 2] :a) koopprijs perceel [perceelnummer] , b) pompinstallatie en wateropslag, c) kosten en waardestijging in verband met bestemmingswijziging, d) goodwill voor overname marktrechten, e) inkoopwaarde gratis handelsvoorraad, f) schenkingen via oma/ouders, g) huisvesting personeel in huis oma, h) roerende zaken/bedrijfsinventaris, een en ander uiterlijk te verstrekken binnen veertien dagen na aanschrijving uit hoofde van het in het incident te wijzen tussenvonnis.

3.2. [eiser] legt aan zijn vordering in het incident, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het volgende ten grondslag. Aan de hand van de onder I gevorderde bescheiden kunnen in de hoofdzaak het erfdeel van [gedaagde 2] en het daarmee overeenstemmende bedrag in contanten van het legaat van [eiser] worden bepaald. Voor wat betreft de vordering onder II heeft [eiser] aangevoerd dat erflater [gedaagde 2] , die anders dan [eiser] nauw verbonden bleef met het bedrijf van erflater, op diverse wijzen heeft begiftigd. Deze giften geschiedden volgens [eiser] in de vorm van het schenken van roerende zaken, dan wel goederen en/of het ten laste van het vermogen van erflater verschaffen van financiële voordelen. Meer concreet stelt [eiser] dat:

3.3. [gedaagden] hebben in reactie op de incidentele vorderingen onder I aangevoerd dat tussen [eiser] , [gedaagde 1] en hun adviseurs overleg heeft plaatsgevonden en dat naar aanleiding daarvan de boedelbeschrijving op een aantal punten is herzien. Die boedelbeschrijving hebben zij als productie 2 overgelegd. Nu de boedelbeschrijving met onderbouwing is afgegeven en de keuze van [gedaagde 1] bekend is gemaakt, heeft [eiser] volgens hen geen belang meer bij de incidentele vordering onder I, zodat deze moet worden afgewezen.

3.4. Op de eiswijziging in het incident, bestaande uit de toevoeging van de incidentele vordering onder II, hebben [gedaagden] , hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet gereageerd.

4 De beoordeling in het incident

4.1. [eiser] baseert zijn vorderingen op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Artikel 843a Rv is door de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht op 1 januari 2025 vervallen. Op basis van het overgangsrecht bij die wet blijft dit artikel echter van toepassing in een procedure die vóór deze datum is gestart, totdat de procedure bij die instantie is geëindigd. Onderhavige procedure is gestart vóór 1 januari 2025, zodat de incidentele vordering van [eiser] kan worden beoordeeld aan de hand van artikel 843a (oud) Rv.

4.2. Op grond van artikel 843a (oud) Rv kan een partij inzage of overlegging van stukken vorderen van een andere partij. Voor toewijzing van een dergelijke vordering gelden volgens het artikel vier cumulatieve vereisten: degene die de vordering instelt moet daarbij een rechtmatig belang hebben (1), de vordering moet zien op bepaalde bescheiden (2), aangaande een rechtsverhouding tussen partijen (3), en degene van wie de bescheiden gevraagd worden moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben (4).

4.3. De rechtbank begrijpt uit de bewoordingen van de incidentele vordering onder II dat [eiser] zijn vordering mede baseert op artikel 4:78, eerste lid BW. In dat artikel is bepaald dat een legitimaris die niet erfgenaam is, tegenover de erfgenamen en met het beheer van de nalatenschap belaste executeurs aanspraak kan maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft en dat zij hem desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen verstrekken. Hoever de informatieplicht reikt, dient per geval te worden beoordeeld. Daarbij geldt in ieder geval dat in artikel 4:78 BW door de wetgever is gekozen voor een ruim toepassingsbereik met de bewoordingen “alle daartoe strekkende inlichtingen”. Het is echter geen algemeen inzagerecht maar is beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Artikel 4:65 BW bepaalt dat de legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f BW. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:6 BW wordt onder waarde van de goederen van de nalatenschap verstaan de waarde van die goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater. Nu artikel 4:78 BW specifiek betrekking heeft op het recht op inlichtingen voor de legitimaris en bovendien een ruimer toetsingskader biedt, zal de rechtbank de vorderingen in de eerste plaats hieraan toetsen en, indien nodig, aan artikel 843a Rv (oud).

4.4. [eiser] vordert [gedaagde 1] te veroordelen tot afgifte van een boedelbeschrijving en stukken aan de hand waarvan [gedaagde 1] de erfdelen en het legaat van [eiser] heeft bepaald. [gedaagden] hebben als productie 2 bij hun conclusie van antwoord een stuk overgelegd dat zij kwalificeren als boedelbeschrijving. De in dit stuk opgenomen goederen en schulden zijn nader toegelicht in producties 3 tot en met 24. [eiser] heeft de vordering I(a) in zijn wijziging van eis in het incident tot verschaffen van bescheiden vervolgens ongewijzigd gelaten en gesteld dat het overgelegde stuk niet heeft te kwalificeren als boedelbeschrijving, maar als onderhandse vermogensopstelling.

4.5. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [gedaagde 1] een (andere) boedelbeschrijving onder zich heeft. Dat het door [gedaagden] overgelegde stuk volgens [eiser] niet kwalificeert als boedelbeschrijving, maakt niet dat [eiser] zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – via dit incident een nieuwe boedelbeschrijving van [gedaagde 1] kan vorderen. Artikel 4:78 BW biedt geen grondslag, evenmin als artikel 843a Rv dat doet, om de executeur op te dragen een nieuwe boedelbeschrijving op te maken. De rechtbank zal om die reden de vordering I(a) afwijzen.

4.6. [eiser] vordert onder I(b) de stukken aan de hand waarvan [gedaagde 1] middels de door haar gekozen variant volgens de uiterste wil van erflater de erfdelen en het legaat van [eiser] heeft bepaald. [eiser] stelt in dit verband dat het legaat op grond van artikel 4:71 BW in mindering komt op zijn legitieme portie. Zoals hiervoor is overwogen, volgt uit artikel 4:78 BW geen algemeen inzagerecht, maar is het beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Volgens eigen stellingen van [eiser] heeft [gedaagde 1] overeenkomstig het testament van erflater de volledige vrije hand om naar goeddunken over de nalatenschap te beschikken. [gedaagde 1] heeft de verdeling en vaststelling van de erfdelen en het legaat van [eiser] bepaald zoals is omschreven in de notariële akte (productie 19 van [eiser] ). Hierin is het legaat van [eiser] vastgesteld op € 22.918,00. In het licht van de ruimte die [gedaagde 1] had om de hoogte van het legaat van [eiser] vast te stellen, heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd onderbouwd waarom hij inzage in de daarbij door [gedaagde 1] gebruikte stukken nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie. [eiser] heeft evenmin onderbouwd waarom hij inzage in de wijze van vaststelling van de erfdelen door [gedaagde 1] nodig heeft voor de berekening van zijn legitieme portie. Nu bovendien artikel 4:78 BW noch artikel 843a Rv een grondslag biedt voor het afleggen van rekening en verantwoording op dit punt, zal de rechtbank vordering I(b) afwijzen.

4.7. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de vordering II als volgt. Voor zover [eiser] vordert [gedaagden] te veroordelen tot inzage en afgifte van alle bescheiden die eiser als legitimaris voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft, dient de vordering als te onbepaald te worden afgewezen. De rechtbank begrijpt de vordering (voor het overige) zo dat [eiser] alle relevante stukken en inlichtingen vordert ten aanzien van de afzonderlijke opgesomde posten a tot en met h uit de vordering II, zodat de vordering in zoverre voldoende bepaald is. [eiser] vordert inlichtingen over – in de ogen van [eiser] – giften van erflater. Per verzochte post heeft [eiser] feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgens hem volgt dat inlichtingen over de posten van belang zijn voor de berekening van zijn legitieme portie. Nu [gedaagden] geen verweer hebben gevoerd ten aanzien van de vordering II, zal de rechtbank deze vordering toewijzen, met uitzondering van inlichtingen over giften van oma aan [gedaagde 2] . Uit artikel 4:67 BW volgt immers dat bij de berekening van de legitieme porties rekening wordt gehouden met de in dat artikel genoemde giften die door erflaterzijn gedaan.

4.8. Het vorenstaande leidt tot navolgende beslissing. Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beoordeling in de hoofdzaak

5.1. De hoofdzaak zal op een termijn van twee weken naar de rol worden verwezen voor beraad rolrechter over het bepalen van een mondelinge behandeling.

5.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6 De beslissing

De rechtbank

In het incident

6.1. veroordeelt [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder en [gedaagden] als gezamenlijke erfgenamen binnen veertien dagen na aanschrijving uit hoofde van dit vonnis (zo mogelijk met stukken onderbouwde) inlichtingen te verstrekken over de aard, omvang en tijdstippen van de volgende schenkingen, giften of tot begiftiging strekkende bevoordelingen door de erflater aan/van [gedaagde 2] , verband houdende met de:a) koopprijs perceel [perceelnummer] ,

b) pompinstallatie en wateropslag,

c) kosten en waardestijging in verband met bestemmingswijziging,

d) goodwill voor overname marktrechten,

e) inkoopwaarde gratis handelsvoorraad,

f) huisvesting personeel in huis oma,

g) roerende zaken/ bedrijfsinventaris,

6.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

6.3. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

6.4. wijst het meer of anders gevorderde af,

In de hoofzaak

6.5. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 augustus 2025 voor beraad rolrechter over het bepalen van een mondelinge behandeling,

6.6. houdt iedere verdere beslissing aan.