Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.29152 en NL25.29154

[naam]

V-nummer: [nummer]

[naam],V-nummer: [nummer],

Gezamelijk eisers, (gemachtigde: mr. H.J. Janse),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

  1. Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 24 maart 2024.

1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.[1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?

  1. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvragen te beslissen is verstreken.[2]Eisers hebben de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen.[3] Dat heeft de minister niet gedaan en eisers hebben vervolgens beroep ingesteld.[4]

  2. De beroepen zijn ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

  1. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvragen.[5] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’.[6] Dit betekent dat de minister in principe binnen een termijn van zestien weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.

Welke dwangsom legt de rechtbank op?

  1. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op.[7]

  2. De rechtbank bepaalt in deze zaken dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.[8]

Conclusie en gevolgen

  1. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister zestien weken de tijd krijgt om alsnog op de aanvragen te beslissen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.

  2. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Omdat er sprake is van samenhang stelt de rechtbank deze kosten vast op € 453,50.[9]

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-telman, rechter, in aanwezigheid van A.W. Landman, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.

ECLI:NL:RVS:2020:1560.

ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.


Voetnoten

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.

ECLI:NL:RVS:2020:1560.

ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.