ECLI:NL:RBDHA:2025:17636 - Vreemdelingenbewaring: Asielaanvraag geen excuus voor onrechtmatige binnenkomst en onttrekking toezicht - 25 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat de intentie om asiel aan te vragen en de angst voor terugkeer geen afbreuk doen aan de feitelijke juistheid van de bewaringsgronden, zoals onrechtmatige binnenkomst en onttrekking aan toezicht. Deze gronden kunnen de maatregel zelfstandig dragen, waardoor bewaring rechtmatig was.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.44402
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en
(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 19 september 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Hij heeft op 17 september 2025 de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 19 september 2025 een reactie op de gronden van beroep ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 24 september 2025.
Overwegingen
-
Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2002.
-
Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
-
In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser. In de maatregel staan als zware gronden
[2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden
-
Eiser betwist alle zware en lichte gronden. Ten aanzien van zware grond 3a voert hij aan dat hij als asielzoeker naar Nederland is gekomen. Om die reden kan hem deze grond niet worden tegengeworpen. Verder stelt hij ten aanzien van zware grond 3b en 3c en lichte grond 4b dat hij uit angst om te worden teruggestuurd naar Algerije is vertrokken, maar dat hij weer is teruggekeerd om internationale bescherming te krijgen. Daarnaast heeft eiser openheid van zaken gegeven over zijn identiteit en nationaliteit en heeft hij aangegeven dat zijn paspoort zich bij een oom in Spanje bevindt en hij stelt alles in het werk om alsnog de vereiste documenten te verkrijgen. Zware grond 3d en lichte grond 4a konden daarom ook niet aan de bewaring ten grondslag worden gelegd. Ten aanzien van lichte grond 4c voert eiser aan dat hij direct na zijn inreis is aangehouden en dus geen mogelijkheid heeft gekregen een vaste woon- of verblijfplaats te realiseren. Verder voert eiser aan dat het hem niet is toegestaan om te werken, maar dat hij in Nederland een toekomst wil opbouwen en wil werken. Lichte grond 4c is daarom ten onrechte aan eiser tegengeworpen. Tot slot verzoekt eiser om in een AZC te kunnen verblijven, hangende zijn asielprocedure.
-
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de gronden de maatregel niet kunnen dragen. Eiser heeft de feitelijke juistheid van zware gronden 3a en 3b niet betwist. Dat eiser asiel wilde aanvragen in Nederland en dat hij uit angst om te worden teruggestuurd naar Algerije tijdens die procedure is vertrokken doet hier niet aan af. Deze gronden zijn dan ook feitelijk juist en kunnen zelfstandig de maatregel dragen. De overige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking.
-
Voor zover eiser met zijn verzoek om in een AZC te kunnen verblijven betoogt dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, volgt de rechtbank dit niet. Gelet op de gronden van de maatregel bestond er een risico dat eiser zich onttrekt aan het toezicht en zijn vertrek belemmert of ontwijkt. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Verder is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken.
-
Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was.
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.