Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17299 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:172992 september 2025

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.31295

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G. van Reemst),

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.

1.1. Eiser heeft op 22 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.2. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen N. Fictoor.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

Het asielrelaas

  1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998, de Ethiopische nationaliteit te hebben en te behoren tot de Oromo bevolkingsgroep. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Van jongs af aan is eiser bekend met het onrecht tegen de Oromo bevolkingsgroep. Via zijn vader heeft hij kennisgemaakt met de politieke partij OLF[1]. Tijdens zijn studie nam hij deel aan vijf demonstraties in Ethiopië, waarbij hij tijdens de eerste twee werd aangehouden en twee weken werd vastgehouden. Bij de laatste demonstratie raakte eiser gewond waarna hij in het ziekenhuis belandde. Vervolgens heeft eiser zich voor een tijd niet meer openlijk geuit. In 2023 zijn eisers vrienden gearresteerd en heeft eiser vernomen dat de politie naar hem op zoek is. Eiser heeft daarop het land verlaten. In Nederland is eiser politiek actief gebleven, onder meer door deelname aan demonstraties. Bij terugkeer vreest eiser voor de regeringsfunctionarissen, waaronder de politie, ook omdat hij in Nederland heeft deelgenomen aan demonstraties.

Het bestreden besluit

  1. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:

3.1. Verweerder vindt eisers eerste en tweede asielmotief geloofwaardig. Dat eiser gezocht wordt door de Ethiopische autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten vindt verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser over dit asielmotief vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.[2] Verder vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vrees heeft voor vervolging[3] of reëel risico op ernstige schade loopt[4] bij terugkeer naar Ethiopië. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond[5].

Wat vindt eiser in beroep?

  1. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst voert hij aan dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk bij het eerste en het nader gehoor, wat strijdig is met artikel 28, derde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv). Ook heeft verweerder ten onrechte gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser vanwege zijn politieke activiteiten gezocht wordt door de Ethiopische autoriteiten nu verweerder dit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft voor wat betreft eisers gevangenhouding in 2015 niet mogen tegenwerpen dat hij met objectieve informatie had moeten onderbouwen dat mensen zonder arrestatiebevel worden vastgehouden en met een waarschuwing worden vrijgelaten. Op grond van de samenwerkingsverplichting moet verweerder immers zelf landeninformatie bij de beoordeling betrekken. Eiser wijst op de Algemene Ambtsberichten Ethiopië van 2018 en 2013 waarin volgens hem staat dat OLF-aanhangers, demonstranten en critici in die periode op grote schaal willekeurig werden gearresteerd, gedetineerd, mishandeld en ook weer werden vrijgelaten. Ook heeft verweerder over eisers gevangenhouding in 2016 ten onrechte gesteld dat het vreemd is dat de helft van de Oromostudenten is opgepakt en de andere helft heeft kunnen ontkomen. Verweerder heeft dit standpunt niet onderbouwd. Verder had verweerder op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn[6] een forensisch medisch onderzoek (hierna: FMO) moeten laten verrichten naar eisers littekens. Tot slot voert eiser aan dat verweerder eisers vrees bij terugkeer niet zorgvuldig heeft beoordeeld. Eiser stelt onder verwijzing naar de landeninformatie[7] dat aannemelijk is dat de autoriteiten op de hoogte zijn van zijn politieke activiteiten. Bovendien is eiser de afgelopen jaren in Nederland openlijk actief geweest. Ter onderbouwing heeft eiser een brief van de Oromovereniging van 10 augustus 2025 overgelegd. Verweerder heeft daarnaast de vrees en risico’s bij terugkeer niet onderzocht en dat is in strijd met het Informatiebericht 2024/10[8] en de Practical Guide Political opinion van de EUAA[9] van december 2022.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

  1. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.

Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?

  1. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit en mailwisseling tussen verweerder en de tolkendesk volgt dat er geen gebruik is gemaakt van een beëdigde Oromotolk, omdat die ten tijde van het gehoor niet beschikbaar was. In artikel 28 van de Wbtv staat dat verweerder uitsluitend beëdigde tolken of vertalers inzet. Op grond van het derde lid van dit artikel kan echter gebruik worden gemaakt van een tolk die niet beëdigd is als, onder meer, vanwege vereiste spoed een registertolk niet tijdig beschikbaar is. In het vierde lid van het artikel staat dat het afzien van het gebruik van een beëdigde tolk met redenen omkleed schriftelijk moet worden vastgelegd.

6.1. Naast dat vereiste spoed aanwezig moet zijn, moet verweerder ook motiveren waarom geen registertolk beschikbaar is. In de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 19 februari 2014 staat dat artikel 28, derde en vierde lid, van de Wbtv wat betreft de motivering geen andere eis stelt dan dat verweerder de reden voor het gebruikmaken van een niet-beëdigde tolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden een van de in het derde lid vermelde redenen moet zijn.[10] Anders dan in het geval het register voor beëdigde tolken en vertalers voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat, is, in het geval een beëdigde tolk niet tijdig beschikbaar is, het schriftelijk vastleggen van een mededeling van die strekking op zichzelf geen deugdelijke motivering. Verweerder moet dan toelichten waarom geen beëdigde tolk beschikbaar was, opdat de rechtbank desgewenst kan nagaan of hij zich heeft gehouden aan de in artikel 28 van de Wbtv voor die situatie geldende voorwaarde van vereiste spoed.

6.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder volgens de vereisten van artikel 28 van de Wbtv op schrift gezet waarom tijdens het gehoor van eiser geen gebruik is gemaakt van een beëdigd Oromotolk. Verweerder heeft gemotiveerd dat er geen registertolk tijdig beschikbaar was en dat er sprake was van de vereiste spoed. Verweerder heeft hierbij toegelicht dat uitstel van het gehoor niet mogelijk was, omdat de beslistermijn op eisers asielaanvraag al verlopen was en eiser verweerder hiervoor in gebreke had gesteld. Het betoog van eiser, dat er geen spoed was omdat de rechtbank al uitspraak had gedaan op zijn beroep niet tijdig en de dwangsom al was volgelopen, volgt de rechtbank niet. Het was namelijk niet uitgesloten dat, nu er nog altijd niet was beslist, eiser verweerder opnieuw in gebreke zou stellen met een daaropvolgend beroep niet tijdig. Dat verweerder met het overleggen van de mailwisseling met de Tolkendesk van 17 juni 2025 niet inzichtelijk heeft gemaakt dat sprake was van de vereiste spoed, zoals eiser stelt, volgt de rechtbank ook niet. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat bij het plannen van gehoren wordt gezorgd voor de beschikbaarheid van een tolk, zodat gehoren niet uitgesteld of afgelast hoeven te worden wegens het ontbreken van een tolk.[11] De rechtbank kan de motivering van verweerder volgen. Bovendien heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat sprake is geweest van communicatieproblemen tussen eiser en de gebruikte tolk. Zo heeft eiser in het gehoor meermaals aangegeven dat hij de tolk goed heeft begrepen en goed heeft kunnen verstaan[12]. Verweerder heeft daarnaast terecht gesteld dat uit de correcties en aanvullingen niet blijkt dat de tolk dusdanig verkeerd heeft vertaald dat deze een totaal ander beeld geven van eisers asielrelaas. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Mocht verweerder het niet geloofwaardig vinden dat eiser wordt gezocht door de Ethiopische autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten? 7. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het niet geloofwaardig is dat hij gezocht wordt door de Ethiopische autoriteiten, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder werpt eiser tegen dat zijn verklaringen over zijn gevangenhouding in 2015 niet aannemelijk zijn en die over zijn gevangenhouding in 2016 vaag zijn. Verder wordt eiser tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Ethiopische politie achter hem aan zit.

7.1. De rechtbank stelt voorop dat het in eerste instantie aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, waarbij verweerder een samenwerkingsplicht heeft om algemene landeninformatie in zijn beoordeling te betrekken. Voor wat betreft de gevangenhouding in 2015 stelt verweerder dat het vreemd is dat eiser zonder aanklacht werd vastgehouden en na twee weken enkel met een waarschuwing werd vrijgelaten. Eiser heeft volgens verweerder niet met objectieve bronnen onderbouwd dat dit de gebruikelijke gang van zaken is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser dit niet zo heeft kunnen tegenwerpen. In het ambtsbericht waar eiser op heeft gewezen, dat ziet op de verslagperiode 1 juni 2013 tot en met 31 juli 2018, staat dat er duizenden meldingen waren over willekeurige arrestaties en detentie van oppositieleden, leraren, professoren, studenten, musici, zakenmensen, journalisten, kinderen en anderen, die verband hielden met de golf van anti-regeringsdemonstraties vanaf november 2015 tot en met kort na het uitroepen van de noodtoestand in oktober 2016, dat kritiek op de regering en op het optreden van de regeringstroepen tijdens de demonstraties konden leiden tot een arrestatie en dat er vaak geen officiële aanklacht aan de arrestatie ten grondslag lag.[13] Ook kwam het voor dat personen na vrijlating weer werden gearresteerd.[14] Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat in hetzelfde ambtsbericht staat dat opposanten regelmatig werden gearresteerd op beschuldiging van ‘terrorisme’ onder de bepalingen van de antiterrorisme wet,[15] dat vele arrestanten na een ‘heropvoedingsprogramma’ weer op vrije voeten werden gesteld[16] en dat mensen in voorarrest vaak werden vastgehouden op politiebureaus. Nu er tegen eiser geen aanklacht van terrorisme bestaat, eiser niet heeft verklaard op een politiebureau gedetineerd te zijn geweest en ook niet over een heropvoedingsprogramma heeft verklaard, ondersteunt het ambtsbericht zijn relaas volgens verweerder niet. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet, gelet op de hiervoor weergegeven informatie in hetzelfde ambtsbericht over willekeurige arrestaties van demonstranten, vaak zonder officiële aanklacht. Dat mensen in voorarrest volgens hetzelfde ambtsbericht vaak werden vastgehouden op politiebureaus en dat activisten regelmatig gearresteerd werden op beschuldiging van terrorisme sluit dus niet uit dat dit in het geval van eiser anders is geweest. Nu het ambtsbericht verder niet uitlegt wat het heropvoedingsprogramma concreet inhield, betekent het feit dat eiser hier niet over heeft verklaard niet zonder meer dat zijn gestelde arrestatie daarom ongeloofwaardig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom hij eisers gevangenhouding in 2015 niet aannemelijk acht. Voor wat betreft de gevangenhouding in 2016 heeft verweerder ter zitting de tegenwerping dat eiser niet zou hebben verduidelijkt hoe het kan dat de helft van de demonstranten werd opgepakt en de ander helft kon ontkomen, laten vallen. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser dan alleen nog tegenwerpt dat hij, net zoals bij de gevangenhouding in 2015, weer enkel met een waarschuwing is vrijgekomen. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij dit niet aannemelijk acht.

  1. De rechtbank ziet aanleiding het hiervoor geconstateerde motiveringsgebrek te passeren[17] omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft zich namelijk op het standpunt mogen stellen dat het niet aannemelijk is dat eiser wordt gezocht door de Ethiopische autoriteiten. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij sinds 2021 niet meer openlijk politiek actief was in Ethiopië[18] en dat hij na 18 mei 2021, toen hij gewond raakte tijdens een demonstratie, geen problemen meer heeft gehad met de autoriteiten[19]. Verder heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij enkel van mensen heeft gehoord dat de politie naar hem op zoek is[20], maar dit verder niet heeft onderbouwd. Eiser heeft hier enkel over verklaard dat hij heeft gehoord dat zijn vrienden in maart 2023 zijn gearresteerd en dat hij vermoedt dat de politie ook naar hem op zoek is. Daarbij heeft eiser niet kunnen uitleggen waar hij dit vermoeden op baseert, te meer nu hij anders dan zijn vrienden sinds 2021 niet meer openlijk politiek actief is geweest[21].

  2. Voor zover eiser aanvoert dat verweerder een FMO naar eisers littekens had moeten laten uitvoeren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hiertoe geen aanleiding heeft hoeven zien. Artikel 18 van de Procedurerichtlijn voorziet verweerder van beoordelingsruimte bij het opstarten van een FMO.[22] Uit vaste rechtspraak van de Afdeling blijkt dat verweerder zich voor de beoordeling of een FMO relevant is veelal een, al dan niet voorlopig, oordeel moet vormen over het asielrelaas en de geloofwaardigheid daarvan.[23] Dat heeft verweerder in dit geval ook gedaan. Hij heeft zich, zoals hiervoor is geoordeeld, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser voor wat betreft zijn derde asielmotief ongeloofwaardig is. Verweerder heeft dan ook in het bestreden besluit kunnen stellen dat de uitkomsten van een FMO niet tot een ander, positief, oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas zullen leiden en dat een FMO in dit geval daarom niet relevant was.[24] De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Mocht verweerder vinden dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade?

  1. Zoals overwogen in rechtsoverweging 8. heeft verweerder het ongeloofwaardig mogen vinden dat eiser wordt gezocht door de Ethiopische autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten. Ten aanzien van dat asielmotief heeft verweerder dan ook terecht gesteld dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade[25].

10.1. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer naar Ethiopië geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM vanwege zijn geloofwaardig geachte politieke overtuiging. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat de verwijzing naar landeninformatie, zonder dit persoonlijk te maken, onvoldoende onderbouwt dat de autoriteiten van eisers politieke activiteiten in Nederland op de hoogte zijn en hij daarom te vrezen heeft. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder de risico’s bij terugkeer niet zorgvuldig heeft onderzocht omdat niet is onderzocht welke activiteiten eiser bij terugkeer zou willen verrichten, hoe hij in Ethiopië zijn opvatting wil uiten en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Dit is volgens eiser in strijd is met de werkwijze zoals vastgelegd in het Informatiebericht 2024/10. De rechtbank volgt dit standpunt van eiser niet. In het verslag van het nader gehoor van 30 juni 2025 valt te lezen dat verweerder wel degelijk aan eiser heeft gevraagd hoe hij bij terugkeer zijn politieke overtuiging wil uiten. Eiser heeft daarop geantwoord dat het onmogelijk is om zich politiek te blijven uiten en hij daarom stil moet zijn tot de oplossing komt.[26] Ook heeft eiser verklaard dat hij niet meer kan deelnemen aan OLF-gerelateerde activiteiten.[27] Daarnaast heeft verweerder terecht betrokken dat eiser zich sinds 2021 niet meer openlijk heeft geuit in Ethiopië. Ook voor wat betreft eisers activiteiten in Nederland, heeft verweerder terecht gesteld dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de autoriteiten in Ethiopië hiervan op de hoogte zijn. Dit volgt ook niet uit de door eiser overgelegde brief van de Oromovereniging. Uit die brief blijkt wel dat eiser deelneemt aan demonstraties, maar daar gaat verweerder al vanuit. Verder wordt in de brief gesteld dat eiser actief lid is van de vereniging. Verweerder heeft er ter zitting echter terecht op gewezen dat dit tegenstrijdig is met eisers verklaring dat hij geen lid is.[28] Ook heeft verweerder terecht gesteld dat de brief op verzoek is opgesteld en er geen identiteitsdocumenten zijn aangeleverd van de ondertekenaar. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het standpunt van verweerder over de bewijswaarde van deze brief.

10.2. Eiser voert in beroep verder aan dat terugkeerders risico lopen op negatieve aandacht en slechte behandeling door de Ethiopische autoriteiten als zij vanwege politieke redenen zijn vertrokken.[29] Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder het niet geloofwaardig mogen vinden dat eiser gezocht zou worden door de autoriteiten vanwege zijn politieke activiteiten. Het betoog dat verweerder zijn vrees bij terugkeer niet zorgvuldig zou hebben beoordeeld, volgt de rechtbank daarom niet.

Conclusie en gevolgen

  1. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.

  2. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten vanwege het in rechtsoverweging 7.1. geconstateerde motiveringsgebrek. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,-.[30]

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.

De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Oromo Liberation Front.

Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag).

Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Richtlijn 2013/32/EU.

Onder andere p. 75 van het Algemene Ambtsbericht Ethiopië van 2024.

IB 2024/10 ‘Werkwijze politieke overtuiging’.

European Union Agency for Asylum.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), ECLI:NL:RVS:2014:600.

Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 12 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8588, r.o. 6.

Verslag van het nader gehoor van 30 juni 2025, p. 2, 10, 25, 29.

Algemeen Ambtsbericht Ethiopië 2018, p. 51-52.

Idem, p. 52.

Idem, p. 51.

Idem, p. 52.

Met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verslag van het nader gehoor, p. 9.

Idem, p. 21.

Idem, p. 6, 23-24.

Idem, p. 23.

Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 29 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:523 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:62021CJ0756).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:898 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).

Zie WI 2016/4 Forensisch medisch onderzoek naar steunbewijs (FMO).

Als bedoeld in de artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vw.

Verslag van het nader gehoor, p. 25.

Idem, p. 26.

Idem, p. 22.

Eiser verwijst daarbij naar p.75 van het Algemene Ambtsbericht Ethiopië van 2024.

1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.


Voetnoten

Oromo Liberation Front.

Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag).

Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Richtlijn 2013/32/EU.

Onder andere p. 75 van het Algemene Ambtsbericht Ethiopië van 2024.

IB 2024/10 ‘Werkwijze politieke overtuiging’.

European Union Agency for Asylum.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), ECLI:NL:RVS:2014:600.

Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 12 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8588, r.o. 6.

Verslag van het nader gehoor van 30 juni 2025, p. 2, 10, 25, 29.

Algemeen Ambtsbericht Ethiopië 2018, p. 51-52.

Idem, p. 52.

Idem, p. 51.

Idem, p. 52.

Met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verslag van het nader gehoor, p. 9.

Idem, p. 21.

Idem, p. 6, 23-24.

Idem, p. 23.

Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 29 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:523 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:62021CJ0756).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:898 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).

Zie WI 2016/4 Forensisch medisch onderzoek naar steunbewijs (FMO).

Als bedoeld in de artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vw.

Verslag van het nader gehoor, p. 25.

Idem, p. 26.

Idem, p. 22.

Eiser verwijst daarbij naar p.75 van het Algemene Ambtsbericht Ethiopië van 2024.

1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.