ECLI:NL:RBDHA:2025:17291 - Rechtbank Den Haag - 7 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 25-2896 en FA RK 25-2898
Zaaknummers: C/09/683764 en C/09/683767
Datum beschikking: 7 juli 2025
Gezag en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Beschikking op de op 16 april 2025 ingekomen verzoeken van:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. S. Bhulai te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader] ,
de vader, wonende op een voor de rechtbank onbekend adres in het buitenland.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over de verzoeken.
Op 23 juni 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk (B. Zaghdoud) en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De vader heeft een onbekende woon- of verblijfplaats. Daarom is hij door middel van een advertentie in de Staatscourant van 7 mei 2025 (nr. 16132) opgeroepen om te worden gehoord op de voorliggende verzoeken. De vader is niet op de zitting verschenenen heeft geen verweerschrift ingediend.
Feiten
-
Partijen zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2006 tot [datum 2] 2020.
-
Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] ,- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland 1] .
-
Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
-
De kinderen verblijven op dit moment bij de moeder.
-
Partijen hebben allebei de Marokkaanse nationaliteit.
Verzoeken
Bodemprocedure (C/09/683764) De moeder verzoekt te bepalen:
- dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag zal hebben over de kinderen;- dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben; een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv (C/09/683767) De moeder verzoekt aan haar vervangende toestemming te verlenen, zodat ze met de kinderen van 27 juli 2025 tot en met 24 augustus 2025 kan reizen naar Marokko, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Beoordeling
Bodemprocedure C/09/683764) Rechtsmacht en toepasselijk recht Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken over het gezag en de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
Wettelijk kader wijziging gezag Op grond van artikel 1:253n, eerste lid Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, BW, hierop ook van toepassing. Het gezamenlijk gezag kan daarom worden beëindigd als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Ontvankelijkheid De moeder heeft onweersproken gesteld dat zij in 2016 vanwege huiselijk geweld vanuit Italië (waar partijen destijds woonden) naar haar ouders in [plaats] is gevlucht. Sindsdien is er volgens de moeder nooit meer contact geweest tussen partijen. Hoewel de vader kan weten dat de moeder met de kinderen in Nederland woont en hij beschikt over het telefoonnummer van de moeder en dat van haar ouders, heeft hij in al die jaren geen contact gezocht.
Hieruit volgt dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek tot wijziging van de huidige gezagssituatie.
Inhoudelijke beoordeling De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over een kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
Doordat er al jaren geen contact meer is, oefent de vader praktisch gezien zijn gezag niet uit. Het is wel belangrijk dat beslissingen betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen worden genomen, zoals schoolzaken en medische kwesties. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de moeder alleen de beslissingen over haar kinderen kan nemen en dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast. De rechtbank zal dat verzoek van de moeder dan ook toewijzen.
Het verzoek van de moeder over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verzochte voorlopige voorziening (procedure met zaaknummer C/09/683767) zal de rechtbank wegens gebrek aan belang afwijzen. Artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers al dat de kinderen de woonplaats van de moeder volgen, nu zij alleen met het gezag wordt belast. Omdat zij alleen met het gezag wordt belast heeft zij ook geen toestemming meer nodig om met de kinderen te reizen.
BeslissingDe rechtbank:
bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder, [de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1984 te [geboorteplaats 3] , [geboorteland 2] , het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.