Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16879 - Opvolgende asielaanvraag: ongeloofwaardig relaas door ongerijmdheden in documenten - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1687912 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat de minister de opvolgende asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De overgelegde documenten, zoals een vonnis en aangifte, konden de valse beschuldigingen niet aannemelijk maken door diverse inhoudelijke ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: NL24.29216, NL24.29218 en NL24.16309

geboren op [datum1] , V-nummer: [nummer] [naam2], eiser, geboren op [datum2] , V-nummer: [nummer2] , mede namens hun minderjarige kinderen: [naam3], geboren op [datum3] , V-nummer: [nummer3] [naam4], Geboren op [datum4] , V-nummer: [nummer4] [naam5], geboren op [datum5 2] , V-nummer: [nummer5] allen van Egyptische nationaliteit, hierna te noemen: eisers, (gemachtigde: mr. T. Bruinsma),

en

de minister van Asiel en Migratie [1] (gemachtigde: mr. D.L. Boer).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de opvolgende asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000[2]. In deze uitspraak wordt ook geoordeeld over het door eiseres ingediende beroep[3] vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.[4] Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van hun asielaanvragen. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.

Procesverloop

  1. Eisers hebben op 30 augustus 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend.

2.1. Eiseres heeft de minister op 28 maart 2024 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op haar opvolgende asielaanvraag. Op 15 april 2024 heeft eiseres een beroep niet tijdig beslissen ingediend.[5]

2.2. De minister heeft met de bestreden besluiten van 18 juli 2024, de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond, het eerder opgelegde terugkeerbesluit van 28 juni 2021 gehandhaafd en aan hen een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Dit inreisverbod geldt niet voor de minderjarige kinderen.

2.3. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.[6] Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.[7]

2.4. De rechtbank heeft de beroepen, en de voorlopige voorzieningen, op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en mr. J.D. Albarda namens de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst, omdat de minister kort voor de zitting de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten over de in beroep door eiseres overgelegde aangifte en vonnis van de rechtbank aan het dossier had toegevoegd. Desgevraagd hebben eisers een termijn gekregen om een contra-expertise te laten uitvoeren.

2.5. Eisers hebben op 2 juni 2025 het onderzoeksverslag van het NFO[8] van 28 mei 2025 aan het digitale dossier toegevoegd.

2.6. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting[9] voortgezet op 15 juli 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister.

2.7. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Overwegingen

De (eerdere) bestreden besluiten

  1. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eisers, met uitzondering van de toen nog niet geboren [naam5] , eerder op 23 juni 2021 een asielaanvraag hebben ingediend. Bij besluit van 28 juni 2021 heeft de minister die aanvragen afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. De daartegen ingediende beroepen zijn door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, bij uitspraak van 30 maart 2022 ongegrond verklaard.[10]

Het bestreden besluit van eiseres

  1. Eiseres stelt dat zij als christen in Egypte een risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM.[11] Eiseres staat in de negatieve aandacht, doordat zij als christen vals beschuldigd wordt van geld afhandig maken. Ter onderbouwing daarvan heeft eiseres voorafgaand aan het bestreden besluit een kopie aangifte (proces-verbaal) van 22 mei 2022 en een kopie van een vonnis van de rechtbank Noord-Caïro van 14 juni 2022 overgelegd.

4.1. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:

De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres, net als in de eerste asielprocedure, geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres over de valse beschuldigingen en het vonnis acht de minister ongeloofwaardig.

De documentonderzoeken

  1. De minister heeft, nadat de documenten in beroep zijn opgestuurd door de gemachtigde van eiseres, de aangifte (proces-verbaal) en het vonnis laten onderzoeken door Bureau Documenten. Uit de brief van de minister van 7 augustus 2024 blijkt dat Bureau Documenten voor beide documenten heeft geconcludeerd dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, terwijl evenmin enige uitspraak kan worden gedaan over opmaak en afgifte en over de (juistheid van de) inhoud.

5.1. Eisers hebben het NFO gevraagd om een contra-expertise op deze documenten uit te voeren. Uit het onderzoeksverslag van het NFO van 28 mei 2025 blijkt - voor zover van belang - het volgende.

5.1.1. Om tunnelvisie te voorkomen is door het NFO gebruik gemaakt van hypothesen.

5.1.2. Over het vonnis heeft het NFO aangegeven dat niet kan worden beoordeeld of het document bevoegd werd afgegeven en ook over de juistheid van de inhoud kan geen uitspraak worden gedaan. Het NFO stelt dat op basis van de bevindingen en de interpretatie een conclusie kan worden getrokken. Volgens het NFO liggen de bevindingen van het onderzoek net zoveel in de lijn der verwachting wanneer hypothese H1 juist is als wanneer hypothese H2 juist is. Dat betekent volgens het NFO dat de bevindingen van het onderzoek ongeveer even waarschijnlijk zijn wanneer hypothese H1 juist is als wanneer hypothese H2 juist is. Volgens het NFO betekent het feit dat geen uitsluitsel kan worden gegeven over de authenticiteit van het document, dit niet zondermeer betekent dat eiseres een vals document heeft overgelegd.

5.1.3. Over het proces-verbaal geeft het NFO aan dat het erop lijkt dat alleen pagina 1 van het proces-verbaal is overgelegd en de vraag dan ook is of het onderzoek zich nu kan richten op het gehele document. Verder geeft het NFO aan dat het document niet past binnen het beschikbare referentiemateriaal uit Egypte, maar dat er geen referentiemateriaal beschikbaar is van exact dit stempel en exact de betrokken persoon die het heeft geautoriseerd. Ook kan niet worden nagegaan of de persoon bevoegd is om te autoriseren. Omdat niet duidelijk is of er hier sprake is van een compleet document en er geringe twijfel is over de stempelafdruk kan er geen uitspraak worden gedaan over de echtheid van dit document.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank stelt vast dat eiser en de minderjarige kinderen voor wat betreft hun asielmotieven volledig afhankelijk zijn van dat van eiseres. Om die reden gaat de rechtbank hierna in op wat namens eiseres in beroep ten aanzien van haar afwijzing is aangevoerd.

Zijn de bestreden besluiten onzorgvuldige voorbereid?

  1. Eisers stellen in de gronden van beroep van 30 juli 2024 dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij hadden meer tijd moeten krijgen voor het indienen van correcties en aanvullingen op het gehoor opvolgende aanvraag.

7.1. Uit het dossier blijkt dat de zaak van eiseres is behandeld in de ‘eendagstoets’ oftewel de EDT-procedure. In de uitnodiging van 27 mei 2024 wordt aangegeven dat, als de aanvraag wordt afgewezen, eiseres op dezelfde dag een voornemen zal ontvangen. Op dag twee kan de zienswijze naar voren worden gebracht en op dag drie volgt het besluit. In het geval van eisers is er sprake van een opvolgende aanvraag, wat betekent dat deze zaak onder de EDT-procedure valt. Dat eisers op dezelfde dag als waarop het gehoor opvolgende aanvraag heeft plaatsgevonden een voornemen (tot afwijzing) heeft ontvangen, is in lijn met het Vreemdelingenbesluit en de werkinstructie.[12] De rechtbank stelt verder vast dat eisers niet alsnog correcties en aanvullingen hebben ingediend en ook niet nader hebben geconcretiseerd waarom zij met deze handelwijze in hun belangen zijn geschaad. Van een gebrek, zoals namens eisers is gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.

7.2. De rechtbank stelt verder vast dat de minister de in de gronden van beroep van 30 juli 2024 genoemde originele documenten heeft laten onderzoeken door Bureau Documenten. Ook in zoverre is de rechtbank niet gebleken van onzorgvuldigheid in deze procedure.

Hadden de door eisers in beroep overgelegde aangifte en het vonnis tot een ander besluit moeten leiden? 8. Eisers hebben tijdens de zitting van 15 juli 2025 gesteld dat geen sprake is van een vals of vervalst document. Dit blijkt zowel uit het door Bureau Documenten als door het NFO verrichtte onderzoek. Op zitting is gesteld dat in elk geval niet blijkt dat met deze documenten is gerommeld. In beroep hebben eisers ook een verzameling van vonnissen uit Egypte overgelegd ter onderbouwing van het standpunt dat door hen originele documenten zijn overgelegd en dat in Egypte geen uniforme techniek wordt gehanteerd voor gerechtelijke uitspraken; ze kunnen zowel gedrukt als handgeschreven zijn, terwijl ook meerdere stempels gangbaar zijn. Eisers zijn van mening dat dit bij verdere betwisting door de minister van de echtheid van het vonnis uit Egypte, daarover (wellicht via de Nederlandse ambassade) in Egypte een onderzoek door de minister in Egypte zal moeten worden gedaan. Verder heeft eiseres op 14 juli 2025 nog een kopie van een extract overgelegd van exact hetzelfde vonnis van de Egyptische rechter. Dit extract is op verzoek van de vader van eiseres door een bevoegde medewerker van de rechtbank aan hem ter hand gesteld. Hier staat een extra stempel op met handgeschreven commentaar.

8.1. Niet in geschil is dat zowel Bureau Documenten als het NFO de echtheid van de door eisers in beroep overgelegde vonnis en aangifte niet hebben kunnen vaststellen. Dat eisers nog meer kopieën van vonnissen hebben overgelegd, betekent niet dat de minister van de echtheid hoefde uit te gaan. De minister mocht erop wijzen dat het onvertaalde kopieën zijn en daarmee onduidelijk is of het gaat om vonnissen. Bovendien heeft de minister ook naar de inhoud van het vonnis en de aangifte gekeken. In zijn brief van 7 augustus 2024 heeft de minister hierover onder meer gesteld dat eiseres onvoldoende heeft kunnen verklaren over hoe haar vader in het bezit is gekomen van de documenten en dat eiseres desgevraagd geen opheldering heeft kunnen geven over diverse onduidelijkheden en ongerijmdheden in met name de aangifte. De minister heeft er in dit verband op gewezen dat de aangifte geen leesbare delictsomschrijving, pleegdatum of pleeglocatie bevat en acht het bevreemdend dat eiseres geen van de personen die aangifte tegen haar zouden hebben gedaan, zegt te kennen. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte stelt dat niet valt in te zien waarom enkele, eiseres volstrekt onbekende, personen, op een moment dat eiseres al langdurig in het buitenland verbleef, aangifte tegen eiseres zouden doen en dat eiseres op dit punt niet bevredigend heeft kunnen verklaren. Verder heeft de minister niet ten onrechte het standpunt dat eiseres haar stelling dat de aangifte tegen haar zou zijn gedaan met het oogmerk om haar appartement in Egypte afhandig te maken, op geen enkele wijze onderbouwd. Verder heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat in het vonnis van de rechtbank Noord-Caïro de naam van de gedupeerde van het (vermeende) misdrijf wordt genoemd, maar dat de naam van die persoon nadrukkelijk niet is terug te vinden in de aangifte. De minister vindt dit niet ten onrechte vreemd. Ook heeft de minister het opmerkelijk kunnen vinden dat in het (naar gesteld) op eiseres betrekking hebbende vonnis van de rechtbank Noord-Caïro consequent over de verdachte/veroordeelde wordt gesproken als ‘hij’ en ‘hem’. Ook heeft de minister gesteld dat het tevens bevreemdend is dat in het vonnis wordt aangegeven dat de verdachte ‘goederen’ zou hebben verduisterd, terwijl in de aangifte (en in de verklaringen van eiseres tijdens het gehoor) sprake is van verduistering van een geldbedrag van 20.000 Egyptische ponden. Tot slot heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat in hoge mate bevreemdend wordt geacht dat eiseres tijdens het gehoor van 16 juli 2024 is gevraagd naar het adres van haar appartement en dat zij toen heeft aangegeven dat dit huisnummer 39 is en dat zij, nadat zij is geconfronteerd met het feit dat in de aangifte het huisnummer 29 vermeld staat, zij stelt dat zij zich heeft vergist en dat het op de aangifte genoemde huisnummer juist is. De enkele stelling van eisers dat geen sprake is van tegenstrijdigheden of rare verklaringen is onvoldoende weerlegging. De overgelegde onvertaalde gewaarmerkte kopie van een extract van het vonnis heeft de minister eveneens onvoldoende mogen vinden. Alleen al omdat het document (en de stempel/handgeschreven deel) niet is vertaald. Gelet hierop heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de stelling van eiseres dat zij in Egypte is beschuldigd van, en is veroordeeld vanwege verduistering van een geldbedrag, niet geloofwaardig is.

Beroep tegen het niet tijdig beslissen (NL24.16309) 9. Bij het bestreden besluit heeft de minister alsnog op de aanvraag van eiseres beslist. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van haar beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is niet-ontvankelijk.

9.1. De gemachtigde van de minister heeft op zitting erkend dat de beslistermijn door de minister is overschreden, dat de ingebrekestelling rechtsgeldig is en dat de minister pas na deze overschrijding een besluit heeft genomen op de asielaanvraag van eiseres. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het beroep niet-tijdig beslissen. Deze kosten worden hierna vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag is niet-ontvankelijk, omdat de minister inmiddels een besluit op de aanvragen van eisers heeft genomen. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, zal de minister in de proceskosten worden veroordeeld. De minister heeft op de zitting aangegeven zich hier niet tegen te verzetten. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 907,-.[13] De wegingsfactor 0,5 (licht) is van toepassing, omdat terecht beroep is ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

  2. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen in stand blijven. De minister heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, niet-ontvankelijk;

  • verklaart de beroepen tegen de afwijzing van de asielaanvragen ongegrond;

  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris, worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Vreemdelingenwet 2000.

NL24.16309.

Dit kan op grond van artikel 6:2, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.

NL24.16309.

NL25.29216 en NL25.29218.

NL25.29217 en NL25.29219.

Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau.

Daaronder begrepen de beroepen, de voorlopige voorzieningen en het beroep vanwege het niet tijdig nemen van een besluit.

NL21.12091 en NL21.12092.

Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Artikel 3.118, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 en werkinstructie 2023/7 ‘Opvolgende asielaanvragen’, p. 11.

1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 0,5.


Voetnoten

Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris, worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

Vreemdelingenwet 2000.

NL24.16309.

Dit kan op grond van artikel 6:2, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.

NL24.16309.

NL25.29216 en NL25.29218.

NL25.29217 en NL25.29219.

Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau.

Daaronder begrepen de beroepen, de voorlopige voorzieningen en het beroep vanwege het niet tijdig nemen van een besluit.

NL21.12091 en NL21.12092.

Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Artikel 3.118, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 en werkinstructie 2023/7 ‘Opvolgende asielaanvragen’, p. 11.

1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 0,5.