Artikel 3.118
1. Indien Onze Minister voornemens is om:
a. de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen na ommekomst van de in artikel 3.110, eerste of tweede lid, genoemde termijn; b. de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen, of c. de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet, af te wijzen, terwijl de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 6, 6a, 59a of 59b van de Wet en de vrijheidsontneming voortduurt, wordt het schriftelijk voornemen daartoe uitgereikt of toegezonden.
2. De artikelen 3.117, vijfde tot en met zevende lid, en 3.116, vijfde en zesde lid, zijn van toepassing. Indien de aanvraag wordt behandeld in een grensprocedure en sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, bedraagt de in artikel 3.117, vijfde lid, bedoelde termijn een week.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:16879 - Opvolgende asielaanvraag: ongeloofwaardig relaas door ongerijmdheden in documenten - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de minister de opvolgende asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De overgelegde documenten, zoals een vonnis en aangifte, konden de valse beschuldigingen niet aannemelijk maken door diverse inhoudelijke ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres.