Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16380 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:163803 september 2025Deze uitspraak wordt in 1 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.40185
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en
(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw[1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Hij heeft op 28 augustus 2025 de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 1 september 2025 een reactie op de gronden van beroep ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek op 2 september 2025 gesloten.

Overwegingen

  1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
  1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden[2] vermeld dat eiser:3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden[3] vermeld dat eiser:4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;4c. geen vaste woon - of verblijfplaats heeft;4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
  1. Eiser betwist de zware gronden en lichte grond 4a. Ten aanzien van zware grond 3a en lichte grond 4a voert eiser aan dat hij niet over documenten beschikt, maar er nu wel alles aan probeert te doen om deze te verkrijgen. Over zware grond 3b stelt eiser dat hij in detentie heeft gezeten en zich daarom niet heeft kunnen melden. Zware gronden 3c en 3d zijn ook niet juist, omdat eiser volledig meewerkt aan zijn terugkeer.
  1. Wat eiser heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. Wat eiser heeft aangevoerd tegen de zware gronden 3a en 3b en de lichte gronden 4a, 4c en 4d doet niet af aan de feitelijke juistheid van deze gronden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser op 21 juli 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en zich tot aan zijn strafrechtelijke aanhouding op 7 augustus 2025 niet heeft gemeld. Ook heeft verweerder de lichte gronden 4a, 4c en 4d voldoende gemotiveerd in de maatregel. De zware gronden 3a en 3b en de lichte gronden 4a, 4c en 4d zijn reeds voldoende om de maatregel te dragen. Hieruit volgt het risico op onttrekking aan het toezicht en belemmering of ontwijking van het vertrek. Wat eiser tegen de overige gronden heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
  1. Eiser voert verder aan dat hij volledige medewerking verleent aan zijn terugkeer. Hij verzoekt tot zijn terugkeer in een regulier asielzoekerscentrum te mogen verblijven.
  1. Voor zover eiser hiermee aanvoert dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen, slaagt deze grond niet. Gelet op de gronden van de maatregel bestond er een risico dat eiser zich onttrekt aan het toezicht en zijn vertrek belemmert of ontwijkt. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kon worden toegepast om dit risico te ondervangen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien voor een lichter middel.
  1. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van sluiting van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
  1. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
  1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 september 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb. - - - ## Voetnoten
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.