ECLI:NL:RBDHA:2025:16229 - Rechtbank Den Haag - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.30737 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Issa),
en
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).
Overwegingen
-
De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd,1 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.2
-
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
-
De minister heeft de aanvraag op 13 januari 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Eiseres heeft de
-
Verweerder heeft een aanvankelijk verzoek om de zaak op een zitting te behandelen op 13 augustus 2025 ingetrokken.
2 Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft
minister op 15 juli 2024 in gebreke gesteld. Eiseres heeft op 5 augustus 2024, meer dan twee weken na de ingebrekestelling, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
-
Eiseres komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.5 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
-
De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium nog niet van kracht was toen eiseres de ingebrekestelling en het beroep instelde. De ingebrekestelling en het beroep zijn tijdig ingediend en dus ontvankelijk.
-
Het moratorium is van toepassing op asielaanvragen waarop nog niet is beslist. Dat geldt ook voor aanvragen waarvan de beslistermijn van zes maanden al is verstreken op het moment van de inwerkingtreding van het moratorium.7 De aanvraag van eiseres valt onder deze situatie en daarmee dus onder het toepassingsbereik van het moratorium. In de zaak van eiseres betekent dit dat de minister uiterlijk op 13 juli 2025 diende te beslissen op de aanvraag.8 Aangezien de minister dat nog niet heeft gedaan, is het beroep gegrond.
-
De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.9
-
Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres in deze zaak nog niet is gehoord omtrent haar asielmotieven. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om aan de minister een langere nadere beslistermijn dan twee weken op te leggen. In de uitspraak van 8 juli 202010 acht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het zogenoemde 8+8-wekenmodel passend. De rechtbank volgt dit model. Dit betekent dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een gehoor omtrent de asielmotieven van eiseres moet afnemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken.
deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
5 Stcrt. 2024, 41538.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
7 Vgl. o.m. de uitspraak van de ABRvS van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3600, onder 5.3.
8 Namelijk: datum aanvraag + zes maanden + één jaar.
9 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10 ECLI:NL:RVS:2020:1560.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
- De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.11 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
-
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
-
Met ingang van 15 april 2025 zijn in vreemdelingenzaken de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke dwangsom niet meer van kracht.12 Dit is slechts anders als de minister vóór 15 april 2025 niet tijdig heeft beslist én de minister eveneens vóór die datum in gebreke is gesteld. Deze omstandigheid doet zich in deze zaak niet voor. De rechtbank kan de hoogte van de verbeurde dwangsom daarom niet vaststellen.
Conclusie en gevolgen
-
Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
-
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
11 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
12 Stb. 2025, 96.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 augustus 2025
Documentcode: [Documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.