ECLI:NL:RBDHA:2025:16095 - Rechtbank Den Haag - 28 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39130
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en
(gemachtigde: mr. G. Cambier).
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 20 augustus 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 22 augustus 2025 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 26 augustus 2025 een reactie op de gronden ingediend. Eiser heeft op 27 augustus 2025 een nadere reactie ingediend. De rechtbank heeft op 27 augustus 2025 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
- Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Gabonese nationaliteit te hebben.
Juridisch kader
- Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Grondslag
-
Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring op een onjuiste grondslag is gebaseerd. Eiser heeft op het politiebureau aangegeven dat hij de asielaanvraag niet wil ondertekenen. Verweerder heeft verder geen maatregel van bewaring kunnen opleggen, omdat er geen terugkeerbesluit aan eiser was uitgevaardigd. Eiser merkt daarnaast op dat verweerder niet heeft vermeld waarom de maatregel na twee dagen is opgeheven.
-
Eiser wordt hierin niet gevolgd. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling heeft eiser verklaard dat hij asiel wil aanvragen. Verweerder heeft eiser vanaf dat moment terecht aangemerkt als asielzoeker.
[2] De stelling van eiser dat hij de asielaanvraag niet heeft willen ondertekenen, maakt dat niet anders. Het niet ondertekenen van de aanvraag betekent namelijk niet dat eiser van zijn asielwens afziet.[3] Eiser is dan ook op de juiste grondslag in bewaring gesteld. -
De stelling van eiser dat verweerder geen maatregel van bewaring aan hem heeft kunnen opleggen omdat geen sprake is van een terugkeerbesluit, slaagt ook niet. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat een terugkeerbesluit geen vereiste is voor een maatregel van bewaring op grond van artikel 59b van de Vw.
-
Voor zover eiser betoogt dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom de maatregel is opgeheven en dat de reden voor opheffing van belang is voor de vraag of een terugkeerbesluit vereist is voor de maatregel, wordt eiser hierin niet gevolgd. Uit de M113 blijkt immers dat de maatregel is opgeheven vanwege een belangenafweging.
Maatregel van bewaring
- In de maatregel van bewaring heeft verweerder zicht op het standpunt gesteld dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser (artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw) en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag, wegens het risico op onttrekking aan het toezicht (artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw). Verweerder heeft als zware gronden
[4] vermeld dat eiser:3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden
- De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig voldoende zijn toegelicht in de maatregel van bewaring. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
Ambtshalve toets
- Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7120, rechtsoverweging 2.4.6.
Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 12 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1082, rechtsoverweging 6.4.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.