Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/09/680138 / FA RK 25-1056 Datum uitspraak: 29 augustus 2025

Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, te 'sGravenhage, hierna te noemen: de Raad,

over

[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] , advocaat mr. L.T.C.M. Geurts uit Den Haag,

[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

1.2. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende e-mailberichten ontvangen:

Omdat de behandeling ter zitting van 25 juli 2025 was gesloten heeft de rechtbank deze mailberichten niet bij de beoordeling betrokken.

1.3. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader;

  • de moeder met haar advocaat;

2 De feiten

2.1. Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.

2.2. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.3. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.

2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 mei 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 12 mei 2026.

2.5. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking de machtiging om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader verlengd tot 12 mei 2026.

3 Het verzoek

3.1. De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2. De Raad motiveert het verzoek als volgt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden in hun ontwikkeling bedreigd. Zij hebben een ontwikkelingsachterstand en specifieke kindproblematiek. [minderjarige 1] heeft een licht verstandelijke beperking en [minderjarige 2] heeft last van boosheid en frustratie waarbij hij fysiek geweld kan laten zien. Daarnaast hebben de kinderen in het verleden veel meegemaakt.

De moeder heeft moeite met het zich houden aan afspraken met de hulpverlening. De kinderen zijn meermaals getuige geweest van gedrag van de moeder dat niet strookte met de gemaakte veiligheidsafspraken. De Raad ziet een bepaald patroon in het gedrag van de moeder in het contact met hulpverlening, instanties en de vader. Dat patroon uit zich in het, na even de hulpverlening aan te gaan, verbreken van samenwerking met hulpverlening. Hierdoor kan er niets op- dan wel uitgebouwd worden. De kinderen die, juist gezien hun ontwikkeling, gebaat zijn bij continuïteit, ondervinden hier hinder van. De wijze waarop de moeder uit het contact gaat met hulpverlening wordt gekenmerkt als grillig, waarbij ook momenten van het overschrijden van grenzen zijn aan te wijzen. Hierdoor wonen de kinderen sinds februari 2023 bij de vader en is de zorgregeling betreffende de omgang tussen de moeder en de kinderen stopgezet. Recent blijken er weer een paar begeleide contactmomenten te zijn geweest. Daarnaast heeft de moeder haar toestemming voor zaken die de kinderen aangaan meermaals geweigerd te geven. Verder hebben de ouders geen vertrouwen in elkaar en ontbreekt elke vorm van communicatie.

De Raad ziet dat de kinderen door de vader liefdevol worden opgevoed en verzorgd en dat de vader staat open voor hulpverlening. Ook is de vader in staat gebleken tot het uitoefenen van het ouderlijk gezag. De vader geeft ook aan open te staan voor het contact tussen de moeder en de kinderen.

4 De standpunten

4.1. Door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Uit het raadsrapport lijkt het beeld naar voren te komen dat de moeder alle gezagsbeslissingen tegenwerkt of vertraagt. Volgens de Raad zou de moeder lang niet altijd het belang van de kinderen vooropstellen. De moeder betwist dit. De moeder geeft uiteraard toestemming waar dit nodig is. Echter, de moeder wenst soms wel meer duidelijkheid te verkrijgen of tot goede afspraken te komen wanneer zij overgaat tot het verlenen van toestemming.

Daarnaast geeft de moeder aan dat zij zowel met de vader als met de GI momenteel geen constructieve samenwerking heeft. De moeder heeft geprobeerd te band te verbeteren, maar de moeder wordt overal buitengelaten. Zij wordt onvoldoende geïnformeerd. De moeder heeft het idee dat de GI vooral afgaat op de visie van de vader. De moeder wordt door de GI neergezet als lastig om mee te werken en positieve stappen die zij zet, worden niet gezien.

Verder heeft de moeder zich aangemeld bij de gemeente Voorschoten voor ondersteuning vanuit de WMO in de samenwerking met de GI, de vader en de hulpverlenende instanties, maar ook voor ondersteuning in het contactherstel tussen de moeder en de kinderen. [naam 4] is als oudercoach aanwezig geweest bij de contactmomenten, om moeder te ondersteunen. De contactmomenten zijn positief verlopen. Op 1 juli 2025 kreeg de moeder tijdens een evaluatie van de contactmomenten te horen dat de contactmomenten per direct worden stopgezet, omdat de gemeente Katwijk onvoldoende middelen had om de omgangsbegeleiding nog langer te financieren. De GI heeft aangegeven nieuwe begeleiding te gaan zoeken, maar volgens de moeder heeft de GI tot op heden onvoldoende voortvarend gehandeld. Ook heeft de moeder contact gehad met [instelling] , [instelling] is in staat omgang te begeleiden, maar zij hebben geen opdracht ontvangen van de GI.

De moeder heeft het idee dat de GI en de vader ervoor zorgen dat zij nu weer geen onderdeel uitmaakt van het dagelijks leven van de kinderen. De moeder meent dat de Raad klakkeloos informatie overneemt van de GI. Door vele onjuistheden in rapportages en door de negatieve beïnvloeding van de kinderen door de GI, heeft de Raad - nu de door moeder aangedragen informanten niet (voldoende) zijn gehoord - volgens moeder geen weloverwogen standpunt kunnen innemen over het contact tussen de moeder en de kinderen.

De moeder stelt dat een gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is, nu er een lichter alternatief is, zoals een ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder verzoekt de rechtbank om het verzoek van de Raad af te wijzen.

4.2. Door de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader is het eens met het verzoek van de Raad. Volgens de vader blijft de moeder de strijd opzoeken en verbetert de situatie niet.

4.3. Ook namens de GI is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De GI is het eens met het verzoek van de Raad. De GI ziet dat het voor de moeder lastig is om bij de kinderen aan te sluiten. Hierdoor verloopt de omgang moeizaam. De GI heeft zelf vier omgangsmomenten begeleid omdat zij de moeder en de kinderen contact gunt en heeft een aanmelding gedaan bij WSGV voor omgangsbegeleiding. Vanwege personeelstekort kunnen zij echter nog niet starten. Verder is de moeder volgens de GI zo druk bezig met de strijd tegen de ondertoezichtstelling en het beschuldigen van de vader, dat ze het belang van de kinderen uit het oog verliest. Ook ziet de GI onvoldoende ruimte om samen te werken met de moeder. De moeder start met de hulpverlening, zoals opvoedondersteuning, maar zodra er iets gebeurt dat de moeder niet zint, stopt ze er mee. De GI informeert de moeder en nodigt haar overal voor uit, maar de moeder maakt daarin ook haar eigen keuzes. De GI hoopt dat de gezagsbeëindiging ervoor zal zorgen dat er geen druk meer ligt op de moeder en dat zij de ruimte krijgt als moeder op afstand met focus op de omgang met de kinderen. Verder gunt de GI de kinderen duidelijkheid over waar zij gaan opgroeien. De GI vindt dat het perspectief van de kinderen bij de vader ligt.

5 De beoordeling

5.1. Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:

a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt.

5.2. Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en wijst het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toe. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

5.3. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. Bij beide kinderen is er sprake van een ontwikkelingsachterstand en een belast verleden. Daarnaast is bij [minderjarige 1] sprake van een licht verstandelijke beperking en bij [minderjarige 2] is sprake van boosheid en frustratie waarbij hij fysiek geweld kan laten zien. Deze problematiek vergt een traumasensitieve opvoeding. Daarnaast zijn de kinderen gebaat bij duidelijkheid en voorspelbaarheid. De moeder is echter niet in staat gebleken om dit te bieden. Zij wordt in beslag genomen door haar eigen strijd en is daardoor onvoorspelbaar en niet beschikbaar als opvoeder. Daarnaast blijft de moeder gezagsbeslissingen frustreren en houdt ze zich niet aan de gemaakte afspraken. De belangen van de kinderen staan hierbij niet voorop.

5.4. De rechtbank komt ook tot de conclusie dat de moeder niet in staat is om binnen de aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. Uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting komt een patroon in het gedrag van moeder in het contact met (hulpverlenende) instanties en vader naar voren dat niet kan worden doorbroken. De moeder werkt in eerste instantie mee met de hulpverlening, maar gaat in de weerstand – of geheel uit contact – zodra zij ergens op wordt gewezen. Dit patroon is al langere tijd gaande. Daarin ontbreekt het de moeder ook aan zelfreflectie en legt ze de schuld bij anderen. Dit is ook gezien op de zitting. Het uit zich ook in het frustreren van gezagsbeslissingen over bijvoorbeeld het starten van hulpverlening voor de kinderen, medische zorg en school. De moeder is niet in staat om gezamenlijk met de GI en de vader langdurig de verantwoordelijkheid op zich te nemen en het belang van de kinderen voorop te stellen. Inmiddels is ook de aanvaardbare termijn van de kinderen voorbij. Gelet op hun problematiek en hun jonge leeftijd, dienen zij niet langer in onzekerheid te verkeren.

5.5. Nu de moeder niet in staat is gebleken om binnen de aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen en de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, is aan de vereisten voor gezagsbeëindiging voldaan.

5.6. Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek tot gezagsbeëindiging ook dient te toetsen aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 8 EVRM vereist onder meer dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Daarnaast is blijkens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, ingevolge artikel 8 van het EVRM vereist dat indien het doel (het wegnemen van de ernstige ontwikkelingsbedreiging) met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen moet worden boven de zwaardere maatregel. Verder dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd. In het geval van een gezagsbeëindiging moet daadwerkelijk gebleken zijn dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind. Een gezagsbeëindiging is namelijk een zeer zwaar middel dat alleen in uitzonderlijke gevallen mag worden toegepast.

Gelet op het bovenstaande moet de rechtbank afwegen of er minder ingrijpende alternatieven voor de hand liggen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het handhaven van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing dan wel het voorzetten van de plaatsing van de kinderen bij de vader in het vrijwillig kader zijn beiden geen aanvaardbaar alternatief. De rechtbank verwacht dat in beide situaties de moeder de strijd zal voortzetten. In het vrijwillig kader betekent dit dat de benodigde hulpverlening niet of nauwelijks van de grond zal komen. Dit zal ook gelden voor het gedwongen kader waarbij mee zal spelen dat de maatregelen jaarlijks verlengd zullen moeten worden. Dit brengt onrust en onzekerheid teweeg bij de kinderen. In het verlengde daarvan is de rechtbank ook van oordeel dat het belang van de kinderen bij rust en duidelijkheid zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij het behouden van het ouderlijk gezag. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de gezagsbeëindiging voldoet aan de eisen van artikel 8 EVRM.

5.7. De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat met de beëindiging van het ouderlijk gezag, de (familie)band tussen de moeder en de kinderen behouden blijft. Zij zal altijd hun moeder blijven en een belangrijke rol in hun leven spelen. De rechtbank heeft bij de moeder gezien dat dat zij veel van de kinderen houdt en dat het haar veel doet als het over de kinderen gaat. De rechtbank vindt het belangrijk dat de omgang tussen de moeder en de kinderen wordt bevorderd. Deze taak ligt bij de GI. De rechtbank vindt het hoogst ongelukkig dat de omgang recent weer is opgestart en na vier contactmomenten weer dreigt te stoppen. Het is belangrijk dat er minimaal één contactmoment per maand is tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank geeft in overweging mee dat in het belang van de kinderen zou kunnen worden afgeweken van het vier-ogen-beleid dat de GI voorstaat. De GI zou de omgangsbegeleiding ook zelf kunnen voortzetten.

5.8. De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6 De beslissing

De rechtbank:

6.1. beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op [geboortedag 3] 1986 in [geboorteplaats 2] , over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;

6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.3. vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.

Deze beschikking is gegeven door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, mr. J.E. Bierling en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. R. Muller als griffier.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: